28/08/2020, 15:36
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 15:36 door CartoonJessie.)
losstaande one-shot
Rood
Ik had mijn haar rood geverfd. Helderrood, als het lichteffect van een mislukte Expelliarmusspreuk. Dat past beter bij mijn huid dan donkerrood en bovendien haat ik de deprimerende kleuren van de herfst.
Akkoord, vader zal er niet blij mee zijn. Hij verkiest mijn vuilblonde haren die hem aan moeder doen denken. Maar dat is net wat ik probeer te vermijden. De herinnering...
Exact vijf jaar geleden heb ik haar verloren. Iedere dag zie ik haar meer en meer in mezelf terug. Soms zou ik een Transformagiër willen zijn. Of beter kunnen transfigureren. Maar ik ben nog maar 13. Ik ga mijn gezicht niet transformeren. Ik heb niet de ambitie om een oog of neusgat kwijt te raken. Dus ik zal nog een beetje op haar lijken, hoe dan ook.
Maar vastberaden kam ik mijn haren zo lang tot ze steil zijn. Misschien dat ik dan vandaag minder aan haar denk.
Rode haren in mijn droom. Niet het rood van de vallende herfstbladeren, maar helderrood. De geur van vanille. Een schommel op een heuvel. En grasgroene ogen die me doen afvragen wat ik in hemelsnaam in dit leven doe. Ik kan haar niet loslaten, al is ze al zoveel jaren dood.
Ik wandel over de gangen, hopend dat ik iets vind om de droom – of misschien was het een nachtmerrie – los te laten. Ik schrik dan ook als ik haar haren zie – de haren in mijn droom – die enkel kunnen behoren aan iemand die dood is. Maar daar staat ze, door het raam te kijken, haar blik op de hemel gericht.
Ik voel de aanwezigheid van iemand die me aanstaart. Even wil ik me niet omdraaien. De andere Ravenklauwers waren niet lief over mijn nieuwe haarstijl. Zou deze persoon ook lelijke dingen zeggen?
Tegen mijn eigen zin draai ik mijn hoofd lichtjes. Professor Sneep lijkt ontsteld. Zo heb ik hem nog nooit gezien. Zie ik een traan? Hij lijkt me opeens te herkennen en zijn blik wordt weer harder.
“U ziet er vreselijk uit, juffrouw Leeflang,” hoor ik mezelf zeggen. “Ik eis dat je onmiddellijk die kleur uit je haren doet, of ik trek honderd punten van Ravenklauw af.”
Ik besef van mezelf hoe belachelijk die eis is, maar ik wil me nooit meer zo verschrikken. Het is gewoon helemaal niet grappig. Haar helderrode haren lijken me weer onder te dompelen in die tergende nachtmerrie. Ik wil niet eens weten wat haar bezielde.
“Mag ik tot morgen wachten daarmee?”
“Waarom?”
“Vandaag verstop ik me voor een geest.”
Ik staar haar aan, het gestoorde kind.
Ze meent het.
“Ik ook, maar kennelijk zonder succes,” zeg ik, mijn stem voor een moment zwakker dan anders. Ik schrik van mijn eigen openheid en bijt haar snel toe: “Verdwijn voordat ik je vervloek!”
Ik zet het op een lopen. Terwijl ik loop zie ik mijn helderrode haren in mijn ooghoeken heen en weer gaan door de wind. Dat ben ik niet. Ik hoor vuilblond te zijn. Misschien is het nog niet zo vreselijk om op moeder te lijken. Misschien kan ik vandaag beter gewoon een doek voor de spiegel hangen.
Rood
Ik had mijn haar rood geverfd. Helderrood, als het lichteffect van een mislukte Expelliarmusspreuk. Dat past beter bij mijn huid dan donkerrood en bovendien haat ik de deprimerende kleuren van de herfst.
Akkoord, vader zal er niet blij mee zijn. Hij verkiest mijn vuilblonde haren die hem aan moeder doen denken. Maar dat is net wat ik probeer te vermijden. De herinnering...
Exact vijf jaar geleden heb ik haar verloren. Iedere dag zie ik haar meer en meer in mezelf terug. Soms zou ik een Transformagiër willen zijn. Of beter kunnen transfigureren. Maar ik ben nog maar 13. Ik ga mijn gezicht niet transformeren. Ik heb niet de ambitie om een oog of neusgat kwijt te raken. Dus ik zal nog een beetje op haar lijken, hoe dan ook.
Maar vastberaden kam ik mijn haren zo lang tot ze steil zijn. Misschien dat ik dan vandaag minder aan haar denk.
Rode haren in mijn droom. Niet het rood van de vallende herfstbladeren, maar helderrood. De geur van vanille. Een schommel op een heuvel. En grasgroene ogen die me doen afvragen wat ik in hemelsnaam in dit leven doe. Ik kan haar niet loslaten, al is ze al zoveel jaren dood.
Ik wandel over de gangen, hopend dat ik iets vind om de droom – of misschien was het een nachtmerrie – los te laten. Ik schrik dan ook als ik haar haren zie – de haren in mijn droom – die enkel kunnen behoren aan iemand die dood is. Maar daar staat ze, door het raam te kijken, haar blik op de hemel gericht.
Ik voel de aanwezigheid van iemand die me aanstaart. Even wil ik me niet omdraaien. De andere Ravenklauwers waren niet lief over mijn nieuwe haarstijl. Zou deze persoon ook lelijke dingen zeggen?
Tegen mijn eigen zin draai ik mijn hoofd lichtjes. Professor Sneep lijkt ontsteld. Zo heb ik hem nog nooit gezien. Zie ik een traan? Hij lijkt me opeens te herkennen en zijn blik wordt weer harder.
“U ziet er vreselijk uit, juffrouw Leeflang,” hoor ik mezelf zeggen. “Ik eis dat je onmiddellijk die kleur uit je haren doet, of ik trek honderd punten van Ravenklauw af.”
Ik besef van mezelf hoe belachelijk die eis is, maar ik wil me nooit meer zo verschrikken. Het is gewoon helemaal niet grappig. Haar helderrode haren lijken me weer onder te dompelen in die tergende nachtmerrie. Ik wil niet eens weten wat haar bezielde.
“Mag ik tot morgen wachten daarmee?”
“Waarom?”
“Vandaag verstop ik me voor een geest.”
Ik staar haar aan, het gestoorde kind.
Ze meent het.
“Ik ook, maar kennelijk zonder succes,” zeg ik, mijn stem voor een moment zwakker dan anders. Ik schrik van mijn eigen openheid en bijt haar snel toe: “Verdwijn voordat ik je vervloek!”
Ik zet het op een lopen. Terwijl ik loop zie ik mijn helderrode haren in mijn ooghoeken heen en weer gaan door de wind. Dat ben ik niet. Ik hoor vuilblond te zijn. Misschien is het nog niet zo vreselijk om op moeder te lijken. Misschien kan ik vandaag beter gewoon een doek voor de spiegel hangen.