28/08/2020, 15:23
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 15:26 door CartoonJessie.)
Sneeuw
Sneeuw bedekte het volledige terrein van Zweinstein die eerste week van januari. De kerstvakantie was nog maar net gedaan en over een halfuurtje zouden de afdelingstafels in de Grote Zaal gevuld worden met een overheerlijk ontbijt – maar inmiddels waren al enkele leerlingen naar buiten geglipt om te genieten van de sneeuwpret. Al was de zon nog niet op, het sneeuwtapijt verlichtte de grasvelden en Loena zag enkele Huffelpuffers een sneeuwman maken terwijl de eerstejaars van Griffoendor een sneeuwballengevecht hielden. Ze zat inmiddels al een halfuur op een bankje bij het Grote Meer en las een artikel uit de Kibbelaar over illegale manieren om een Snaai te betoveren.
Ze hoorde een onverstaanbaar gegrom van langs het Grote Meer en keek op om nog net te zien hoe een tweede sneeuwbal tegen Severus’ achterhoofd knalde.
Haar ogen puilden nog meer uit dan anders terwijl ze keek hoe haar professor Verweer zijn toverstaf trok en de volle lading sneeuw die op een van de bomen lag ervanaf deed donderen. Vanonder de sneeuw hoorde ze verontwaardigde gillen komen en Severus zei gladjes: “Veertig punten van Griffoendor.”
Snel vouwde Loena haar Kibbelaar weer dicht en rende ze op haar professor af terwijl deze zich naar het kasteel begaf. Het interesseerde haar niet dat er leerlingen waren die haar zouden zien. Ze had Severus nog niet gesproken sinds ze van vorige avond terug op Zweinstein was en haar nieuwsgierigheid was niet te bedwingen.
“Goeiemorgen!” groette ze hem opgewekt.
Hij leek verbaasd dat ze zo rechtstreeks op hem durfde af te stappen.
“Goeiemorgen, juffrouw Leeflang,” groette hij haar zakelijk terug en Loena zag hoe zijn ogen over het schoolterrein schoten, alsof hij dacht dat Voldemort achter een hulststruik zat toe te wachten tot hij kon toeslaan.
Hij stapte met grote stappen door en Loena keek even naar de plek waar de Griffoendors uit de enorme berg sneeuw kropen die hij over hen had laten neerdalen. Het zou wel weer goedkomen met hen en Loena huppelde door de sneeuw achter Severus aan.
“Houdt u ook zo van ochtendwandelingen door de sneeuw, professor?” vroeg ze dromerig.
Hij trok een wenkbrauw op.
“Nee. Ik moest een toverdrank leveren in Zweinsveld.”
“Oh!” zei Loena geinteresseerd. “Doet u dat vaker?”
“Zelden,” gaf hij toe. “Maar ik had een brief van Rosmerta gekregen deze ochtend. Eén van haar leveranciers had haar in de steek gelaten. Professor Slakhoorn had er geen in voorraad....”
“... maar u wel!” vulde Loena aan en ze dwong zichzelf om iets minder enthousiast en vrolijk over te komen nadat Severus haar een ietwat gefrustreerde blik schoot. Ingetogen volgde ze hem.
Ze waren inmiddels de leerlingen van Huffelpuf voorbij gewandeld en het was pas toen hij zeker wist dat ze niets van het gesprek konden horen dat hij in een stille stem vroeg: “Hoe was de rest van je vakantie nog, Loena?”
Ze straalde van trots. “Uitstekend! Ik heb veel tijd gehad om te lezen. Ik wilde vragen wanneer we met de lessen Occlumentie zouden kunnen beginnen? Ik heb er veel over nagedacht.”
“Ik ook,” gaf Severus een beetje tegen wil en dank toe. “Mij lijkt het het beste dat we het uur van je strafstudies van vorig semester aanhouden. Vrijdagavond dus.”
“Heerlijk!” zuchtte Loena verrukt en ze voegde er snel aan toe. “Er hangt nog wat sneeuw in je haar.”
Snel ging hij met een hand door zijn haar en hij keek wantrouwend naar Loena’s opgewekte blik. Zijn ogen gingen automatisch naar haar blauwe, gebreide muts, waartegen ook wat sneeuw leek te plakken.
“Je muts hangt ook nog vol sneeuw,” merkte hij op.
Loena’s glimlach verdween niet en ze gaf sereen toe: “Ja, voordat jij er was, heb ik een stuk of zeven sneeuwballen tegen mijn hoofd voelen vliegen terwijl ik las.”
Hij schudde zijn hoofd. “En je hebt er niets tegen gedaan?”
“Ze houden altijd vanzelf op, Severus.”
Hij kon niet weerstaan dat zijn lip lichtjes omhoog krulde. “Het is geen wonder dat je zo raar bent, Loena...”
Ze keek hem geinteresseerd aan.
“... Als je iedere keer dat er sneeuw ligt zoveel sneeuwballen naar je hoofd gezwierd krijgt... Breinschade is dan wel normaal, toch?”
Loena voelde zich niet beledigd, integendeel. Ze glunderde omdat hij het aandurfde haar zo te plagen. Ze zag het als een nieuwe stap in hun relatie. Een nieuw teken dat hij om haar gaf. Een teken dat hij ook begon te beseffen dat hij haar geen pijn kon doen.
Voor haar was het volkomen logisch dat ze dit zei, maar voor Severus kwam het nogal uit de lucht vallen terwijl ze de trappen naar de ingang van de Grote Hal opliepen: “Je bent lief.”
Hij staarde haar slechts een seconde verbouwereerd aan, maar vond al snel zijn tong terug.
“Volgens mij heb je nog niet genoeg sneeuwballen tegen je hoofd gehad vandaag, Loena. Je kraamt de vreemdste dingen uit.”
“Je hebt waarschijnlijk gelijk,” gaf Loena toe. “Het is vreemd, maar daarom is het nog geen leugen.”
Severus opende de deur naar de Grote Hal, maar Loena bleef gedecideerd op de trappen staan. Ze wilde nog wat genieten van de sneeuw.
“Ik zie je wel later deze week, professor.”
Al was zijn gezicht strak, zijn ogen leken te glimlachen en hij knikte kort naar Loena. “Tot ziens, juffrouw Leeflang.”
Sneeuw bedekte het volledige terrein van Zweinstein die eerste week van januari. De kerstvakantie was nog maar net gedaan en over een halfuurtje zouden de afdelingstafels in de Grote Zaal gevuld worden met een overheerlijk ontbijt – maar inmiddels waren al enkele leerlingen naar buiten geglipt om te genieten van de sneeuwpret. Al was de zon nog niet op, het sneeuwtapijt verlichtte de grasvelden en Loena zag enkele Huffelpuffers een sneeuwman maken terwijl de eerstejaars van Griffoendor een sneeuwballengevecht hielden. Ze zat inmiddels al een halfuur op een bankje bij het Grote Meer en las een artikel uit de Kibbelaar over illegale manieren om een Snaai te betoveren.
Ze hoorde een onverstaanbaar gegrom van langs het Grote Meer en keek op om nog net te zien hoe een tweede sneeuwbal tegen Severus’ achterhoofd knalde.
Haar ogen puilden nog meer uit dan anders terwijl ze keek hoe haar professor Verweer zijn toverstaf trok en de volle lading sneeuw die op een van de bomen lag ervanaf deed donderen. Vanonder de sneeuw hoorde ze verontwaardigde gillen komen en Severus zei gladjes: “Veertig punten van Griffoendor.”
Snel vouwde Loena haar Kibbelaar weer dicht en rende ze op haar professor af terwijl deze zich naar het kasteel begaf. Het interesseerde haar niet dat er leerlingen waren die haar zouden zien. Ze had Severus nog niet gesproken sinds ze van vorige avond terug op Zweinstein was en haar nieuwsgierigheid was niet te bedwingen.
“Goeiemorgen!” groette ze hem opgewekt.
Hij leek verbaasd dat ze zo rechtstreeks op hem durfde af te stappen.
“Goeiemorgen, juffrouw Leeflang,” groette hij haar zakelijk terug en Loena zag hoe zijn ogen over het schoolterrein schoten, alsof hij dacht dat Voldemort achter een hulststruik zat toe te wachten tot hij kon toeslaan.
Hij stapte met grote stappen door en Loena keek even naar de plek waar de Griffoendors uit de enorme berg sneeuw kropen die hij over hen had laten neerdalen. Het zou wel weer goedkomen met hen en Loena huppelde door de sneeuw achter Severus aan.
“Houdt u ook zo van ochtendwandelingen door de sneeuw, professor?” vroeg ze dromerig.
Hij trok een wenkbrauw op.
“Nee. Ik moest een toverdrank leveren in Zweinsveld.”
“Oh!” zei Loena geinteresseerd. “Doet u dat vaker?”
“Zelden,” gaf hij toe. “Maar ik had een brief van Rosmerta gekregen deze ochtend. Eén van haar leveranciers had haar in de steek gelaten. Professor Slakhoorn had er geen in voorraad....”
“... maar u wel!” vulde Loena aan en ze dwong zichzelf om iets minder enthousiast en vrolijk over te komen nadat Severus haar een ietwat gefrustreerde blik schoot. Ingetogen volgde ze hem.
Ze waren inmiddels de leerlingen van Huffelpuf voorbij gewandeld en het was pas toen hij zeker wist dat ze niets van het gesprek konden horen dat hij in een stille stem vroeg: “Hoe was de rest van je vakantie nog, Loena?”
Ze straalde van trots. “Uitstekend! Ik heb veel tijd gehad om te lezen. Ik wilde vragen wanneer we met de lessen Occlumentie zouden kunnen beginnen? Ik heb er veel over nagedacht.”
“Ik ook,” gaf Severus een beetje tegen wil en dank toe. “Mij lijkt het het beste dat we het uur van je strafstudies van vorig semester aanhouden. Vrijdagavond dus.”
“Heerlijk!” zuchtte Loena verrukt en ze voegde er snel aan toe. “Er hangt nog wat sneeuw in je haar.”
Snel ging hij met een hand door zijn haar en hij keek wantrouwend naar Loena’s opgewekte blik. Zijn ogen gingen automatisch naar haar blauwe, gebreide muts, waartegen ook wat sneeuw leek te plakken.
“Je muts hangt ook nog vol sneeuw,” merkte hij op.
Loena’s glimlach verdween niet en ze gaf sereen toe: “Ja, voordat jij er was, heb ik een stuk of zeven sneeuwballen tegen mijn hoofd voelen vliegen terwijl ik las.”
Hij schudde zijn hoofd. “En je hebt er niets tegen gedaan?”
“Ze houden altijd vanzelf op, Severus.”
Hij kon niet weerstaan dat zijn lip lichtjes omhoog krulde. “Het is geen wonder dat je zo raar bent, Loena...”
Ze keek hem geinteresseerd aan.
“... Als je iedere keer dat er sneeuw ligt zoveel sneeuwballen naar je hoofd gezwierd krijgt... Breinschade is dan wel normaal, toch?”
Loena voelde zich niet beledigd, integendeel. Ze glunderde omdat hij het aandurfde haar zo te plagen. Ze zag het als een nieuwe stap in hun relatie. Een nieuw teken dat hij om haar gaf. Een teken dat hij ook begon te beseffen dat hij haar geen pijn kon doen.
Voor haar was het volkomen logisch dat ze dit zei, maar voor Severus kwam het nogal uit de lucht vallen terwijl ze de trappen naar de ingang van de Grote Hal opliepen: “Je bent lief.”
Hij staarde haar slechts een seconde verbouwereerd aan, maar vond al snel zijn tong terug.
“Volgens mij heb je nog niet genoeg sneeuwballen tegen je hoofd gehad vandaag, Loena. Je kraamt de vreemdste dingen uit.”
“Je hebt waarschijnlijk gelijk,” gaf Loena toe. “Het is vreemd, maar daarom is het nog geen leugen.”
Severus opende de deur naar de Grote Hal, maar Loena bleef gedecideerd op de trappen staan. Ze wilde nog wat genieten van de sneeuw.
“Ik zie je wel later deze week, professor.”
Al was zijn gezicht strak, zijn ogen leken te glimlachen en hij knikte kort naar Loena. “Tot ziens, juffrouw Leeflang.”