28/08/2020, 15:14
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 15:23 door CartoonJessie.)
Nieuwjaar
Loena en Xenophilius Verschijnselden terug in hun kleine keukentje en Xenophilius liep enthousiast naar de rol perkament op de tafel om de allerlaatste naam te doorstrepen.
“Zoja! Tante Sharon hebben we ook weer gehad voor een jaar. En dat was de laatste! Vijfendertig bezoekjes. Hoe lang hebben we er nu over gedaan, liefje?”
Loena blies tegen de hete bitterbal in haar hand terwijl ze naar de klok keek en het uitrekende.
“Twee uur en zeventien minuten.” Ze nam een kleine hap van de bitterbal. “Ik had echter wel wat langer bij tante Sharon willen blijven. Deze dreuzelhapjes zijn heerlijk. Heet vanbuiten en bevroren vanbinnen. Bijna zoals magisch voedsel!”
“Je kent tante Sharon,” zei Xenophilius terwijl hij een hoge stoel nam en deze voor een oude tovenaarsradio zette en de posten begon af te stemmen. “Ze eert graag haar overleden dreuzelmoeder door dreuzelvoedsel te kopen en het aan al haar gasten aan te bieden. Weet je nog hoe we vorig jaar die toastjes hadden gekregen?”
“Ja, met al die rare salades op,” herinnerde Loena zich. “Maar ik ben nog steeds niet zeker of ze die ook moest warm maken in de oven. De saus ging er helemaal van lopen.”
“Nou ja, goed dat ze dit jaar iets nieuws heeft geleerd dat geen ramp was.”
Het gekraak van de radio hield opeens op en een presentator kondigde enthousiast een liedje aan. “En na dit nummer volgt het moment waarop jullie een jaar hebben gewacht: de aankondiging van de tien beste tovenaarsplaten van het afgelopen jaar! Maar eerst... Celeste Maneschijn met Roer eens in mijn Toverketel.”
Celeste zette de eerste noten in en Xenophilius draaide zich weer naar Loena. “Had je nog iets gekregen van tante Sharon?”
Loena haalde een oude fietsbel uit haar zak.
“Interessant!” mijmerde haar vader. “Wat is dat in hemelsnaam?”
“Ik weet het niet,” gaf ze eerlijk toe. “Het is een Viavia.”
Xenophilius staarde er met open mond naar. Loena schrokte ondertussen de rest van de bitterbal op. “En als je hem aanraakt, transporteert hij je niet onmiddellijk? Staat hij ingesteld op een bepaald moment?”
“Nee, je moet tegen dit kleine dingetje duwen, zei ze. Maar hij is nog specialer dan dat! Tante Sharon heeft het meegenomen van haar vakantie op het eiland Kos! Het is een Viavia die je niet leidt tot een plaats, maar tot een persoon!”
“Wat ontzettend leuk!” zei Xenophilius oprecht. “Een illegale Viavia! Fantastisch! Kan je haar dan ermee bezoeken?”
“Nee – nog beter dan dat!” Loena glimlachte breed. “Het is een vriendschapsbel, zei ze! Je wordt erdoor getransporteerd naar waar je beste vriend is!”
Xenophilius leek onder de indruk. “Een mooi en waardevol cadeau! Ga je Marcel dadelijk een bezoekje brengen dan? Hij zou het vast leuk vinden!”
“Marcel?” Loena was even van haar stuk geslagen, maar wist dit snel te verbergen. “Oh ja! Natuurlijk! Ik zal...”
“Het begint!” Xenophilius draaide zich weer enthousiast naar de radio toen het intromuziekje van zijn meest geliefde radioshow van het jaar begon.
Loena hield abrupt op en glimlachte. Haar vader had haar zonet een fantastisch idee gegeven. En nu hij niet meer naar haar omkeek... Ze zou iedere kans aangrijpen om de Toppie Tien te vermijden.
Snel holde ze de kamer uit en rende ze de trappen op naar haar kamer. Eenmaal in haar kamer, deed ze de deur dicht en begaf ze zich naar de spiegel. Ze zag er uitstekend uit: haar haren waren nog steeds netjes opgestoken en haar rode jurkje zat nog steeds goed. Onder het rode jurkje had ze een warme bruine legging aan en even rode laarsjes. Op haar laarsjes en aan de onderkant van het jurkje had ze lapjes stof in de vorm van aardbeien bevestigd. De onderkant van de lange mouwen had ze versierd met rode sterretjes en ze had ook sierraden van de sterretjes gemaakt, die hingen nu om haar nek en aan haar oren.
Severus was haar beste vriend, niet Marcel – al gaf ze ook erg veel om de Griffoendor en was hij altijd erg attent. Hij had haar een ontzettend lief kerstkaartje gestuurd, met een Hippogrief op die een kerstmuts droeg.
Maar Severus was degene die zij het meeste op handen droeg. Hij was fantastisch. Ze wilde niets liever dan hem een gelukkig nieuwjaar wensen.
Ze trok aan de fietsbel in haar handen en het volgende moment werd ze precies aan haar navel de lucht in getrokken. In de secondes die volgden, zag ze enkel wazige huizen passeren, totdat ze het idee had dat ze er bijna was. Ze dacht Severus te zien en hij keek zelfs op, alsof hij schrok, maar het volgende moment verliet Loena weer de wazige ruimte en met een ongekende kracht werd ze op straat gezwierd. Ze kon een lelijke val vermijden door op haar hand te landen, maar bezeerde zich toch behoorlijk.
Verward stond ze op en keek ze naar haar hand. Ze bloedde. Ze keek om zich heen en staarde versteld naar haar omgeving. Ze was ergens in een dreuzelplek. In de verte zag ze een schoorsteen van een oude fabriek en de huizen in de straat waren allen oud, vuil en identiek hetzelfde. Haar blik bleef echter hangen op het huis voor haar neus. Was dit waar Severus woonde? Ergens verbaasde het haar niet als dit ook echt zo was. Het grauwe gebouw leek haar wel bij zijn persoonlijkheid te passen. Het was niet ondenkbaar voor haar dat dit was waar hij was opgegroeid.
Wel vond ze het raar dat hij tussen Dreuzels woonde. Ze had altijd gedacht dat hij een volbloedtovenaar was. Hij was tenslotte ook een Dooddoener.
De deur ging opeens met een grote zwaai open en hij staarde haar verbouwereerd aan hoe ze voor zijn stoep stond. Haar knalrode jurkje stond in schril contrast met de grauwe kleuren van Weverseind en hij schudde zijn hoofd toen hij zag dat ze bloedde aan haar hand.
“Kom binnen.”
Ze liep hem voorbij en stapte verder de kleine hal binnen terwijl hij de deur achter haar dichtsloeg.
“Ik dacht voor een moment dat ik je in de woonkamer zag,” mompelde hij, maar hij gaf haar geen tijd om iets terug te zeggen terwijl hij haar voorbij liep. “Wat doe je hier in hemelsnaam? Weet je wel hoe link dit is? Je hebt een geluk dat het Nieuwjaarsdag is en dat Wormstaart er niet is. Hij verkeert onder de indruk dat ik ieder moment bezoek zou kunnen krijgen van Perkamentus en Anderling.”
Loena volgde hem tot in zijn woonkamer en keek met ontzag naar de honderden boeken die zich er tegen de muren bevonden. Ze leek zich helemaal niet te storen aan de mufheid van de plek. Hij leek zich er evenmin voor te schamen.
“Zet je!” gebood hij haar en ze ging gewillig op de bank zitten. Hij zette zich naast haar en nam haar bloedende hand vast. Hij trok vastberaden zijn toverstaf. “Vulnera Sanentur,” mompelde hij.
Het was gelukkig geen diepe wond en het bloeden hield na een paar secondes op.
“Bij Merlijns baard, Loena, wat ging er door je hoofd toen je besloot naar hier te komen? Dacht je dat het een goed idee was? Dit is veel te riskant!”
Hij schrok opeens toen ze haar vinger op zijn lip legde en hij zweeg en keek haar met grote ogen aan. Ze glimlachte.
“Je bent aan het ratelen, Severus.”
Beledigd greep hij haar hand en dwong hij het naar beneden.
“Ik heb er alle reden toe!” verdedigde hij zichzelf. “Weet je hoe ongemakkelijk het voor mij is om jou hier te moeten ontvangen?”
Haar glimlach stierf een beetje weg en ze staarde naar de grond.
Hij werd zich langzaamaan bewust dat hij niet erg vriendelijk deed tegenover haar. Typisch. Er was geen liever kind op de hele wereld dan haar, maar uiteraard kon hij het weer niet laten om op haar te snauwen. Hij schaamde zich voor zichzelf.
“Wanneer leer je nou eens wat slecht voor je is?” verzuchtte hij.
“Wat is er dan slecht voor mij?” vroeg ze naief.
“Om één ding te noemen? Ik.” Hij schudde zijn hoofd. “Je had jezelf serieus in de problemen kunnen werken. Als Wormstaart je had gezien...”
“Wie is Wormstaart?” onderbrak ze hem.
“Peter Pippeling.”
Loena sloeg angstig haar hand voor haar mond. “Woont hij hier ook?”
“Ik verzeker je dat dat niet mijn eigen keuze was. Laat me zeggen dat het een soortement straf was van de Heer van het Duister. En niemand weet daarvan, dus ik zou het appreciëren als je er je mond over zou houden.”
Ze knikte snel. “Je weet dat ik dat doe, Severus. Jouw geheimen zijn ook de mijne.”
Hij zuchtte. “Wat doe je hier in hemelsnaam? Had je me nodig?”
Ze bloosde hevig. “Ik wilde je enkel een Gelukkig Nieuwjaar komen wensen.”
Hij staarde haar met open mond aan en ze kreeg het idee dat hij ergens op wachtte. Snel kuste ze hem op zijn wang. “Gelukkig Nieuwjaar!”
Om één of andere reden kwam het er niet zo oprecht uit als ze zichzelf had voorgenomen. Hij bleef haar dan ook in horror aanstaren.
“Je bent gestoord!” was het enige dat hij over zijn lippen kreeg.
Ze glimlachte schuldig.
“Hoe ben je hier in hemelsnaam geraakt?”
Nu was het aan Loena om te vertellen en eens ze ermee begon, leek het niet alsof ze er snel mee zou stoppen. Ze vertelde over wie ze die dag al allemaal had bezocht met haar vader, hoe tante Sharon haar een fietsbel cadeau had gedaan, hoe die Viavia precies werkte en hoe ze zelf had ervaren dat ze hem voor een moment zag, maar toen opeens op de straat belandde.
“Dat is logisch,” legde Severus uit. “Ik heb een anti-Transportatie spreuk uitgesproken over mijn huis. De enige die hier binnen of buiten kan geraken op magische wijze, ben ikzelf. Zelfs Wormstaart kan hier niet Verdwijnselen of Verschijnselen. Hij moet dan altijd naar buiten.”
“Oh!” Loena keek hem gefascineerd aan. “Net zoals op Zweinstein!”
“Ja, maar mijn spreuk is wel van toepassing op een gebied dat honderden malen kleiner is,” vulde hij bescheiden aan.
“Ik vind het best knap,” glimlachte Loena terwijl ze hem schaamteloos aankeek. “En ik vind het zo fijn om je nog eens te zien. Ik heb je gemist de laatste week.”
Severus voelde zijn hoofd warm worden en hoopte met heel zijn hart dat hij niet bloosde terwijl hij haar aankeek. Hij was het niet gewoon dat mensen zo duidelijk hun appreciatie over hem lieten blijken. Zij leek er geen enkele moeite mee te hebben om hem zo eerlijk te zeggen wat ze voelde, maar hij had het er heel wat moeilijker mee. Ook hij moest toegeven dat hij dagelijks aan haar dacht en vaak wenste dat ze er was, maar hij had geen flauw idee of hij haar dat wel wilde zeggen. Hij schaamde zich voor zijn eigen gevoelens voor haar.
“Dat is aardig van je,” zei hij dan maar stil. “Als ik had geweten dat je kwam...” Hij zweeg even. Hij moest niet belachelijk gaan doen. Hij zou haar heus niet hebben opgewacht met pompoentaartjes of boterbier – gastvrijheid zat niet in zijn bloed. Evenmin zou hij de plek leuker hebben aangekleed of grondiger hebben opgeruimd – ook dat vond hij onzin. Maar toch had hij wel iets willen doen om haar meer welkom te doen voelen. Nu voelde de stilte zo ongezellig aan.
“Wil je...” hij aarzelde even. “Wil je dat ik de radio aanzet?”
Ze barstte spontaan in lachen uit en hij keek haar lichtjes verschrokken aan. Wat bezielde haar nu weer?
“Oh, sorry!” excuseerde ze zichzelf toen ze zijn verwarde blik zag. “De radio is net de reden waarom ik thuis ben weggevlucht. Vader wilt ieder jaar steevast op dit moment luisteren naar De Toppie Tien – ik haat het.”
Severus trok een wenkbrauw op. Het woord “haat” klonk zo hard om uit haar mond te horen komen.
“Ik vind het wat oppervlakkig,” legde ze uit toen ze zijn blik zag. “Niet bepaald muziek waar ik van hou.”
“Dan ben ik niet de enige,” glimlachte Severus kort. “Stiekem luister ik ook niet zo graag de radio. De Witte Wieven of Celeste Maneschijn – ik vind ze allemaal vreselijk.”
Ze lachte weer. “Waarom stelde je het dan voor – als je zelf er een hekel aan hebt?”
Hij haalde even zijn schouders op. “Ik dacht dat het zou verbergen dat ik een verschrikkelijke gastheer ben.”
Glimlachend schudde ze haar hoofd. “Geen zorgen, Severus. Ik ben niet hier voor je gastvrijheid. Ik ben hier om mijn beste vriend te zien. En je hebt me nog niet weggejaagd. Mij hoor je echt niet klagen.”
Haar aanhoudende eerlijkheid zorgde ervoor dat hij zijn blik wegsloeg. Het malle kind zorgde er enkel voor dat hij meer en meer om haar ging geven.
Hij wilde voorkomen dat de stilte tussen hen te akelig zou worden en kuchte even. “Hoe was je vakantie tot nog toe?”
“Het was wel leuk. Ik heb een aantal heel interessante boeken gelezen.”
Severus trok geinteresseerd een wenkbrauw op. “Vertel.”
“Vader had me voor Kerst een boek gekocht over Russische Fabeldieren. Volgens de lokale folklore zouden die dieren ooit echt geleefd hebben in Rusland, maar waarschijnlijk zijn ze nu allemaal uitgestorven. Vader zei dat hij wel naar Rusland zou willen reizen – eens de oorlog voorbij is. Nu is het allemaal nog wat te riskant. Mijn tantes hebben me ook leuke boeken gestuurd! Eentje vol mythologische Dreuzelverhalen en een ander over tovenaarsgerechten – die heb ik nog niet gelezen, ik hou niet zo van koken. Mijn grootoom Artie heeft me een tekenboek gekocht! Echt fantastisch. Ik heb al zo een mooie tekeningen gemaakt! Hij koopt me ieder jaar tekenboeken, dat vind ik wel fijn. Verder heb ik ook nog een boek over Duistere Kunsten geleend uit de Verboden Sectie van de bibliotheek. Dat heb ik nu bijna uit.”
Severus was verrast. Niet zozeer door het feit dat ze een boek over Duistere Kunsten had geleend, maar wel dat het uit de Verboden Sectie kwam. Ze had hem in ieder geval niet gevraagd om een handtekening – en als haar leraar Verweer zou hij dat toch wel verwacht hebben. Niet enkel dat – als vriend voelde hij zich opeens gepasseerd. Waarom durfde ze het niet aan hem te vragen? Was hij niet goed genoeg?
Hij floepte het eruit zonder na te denken over zijn gebrek aan subtiliteit. “Wie heb je dan gevraagd voor een handtekening?”
Loena hoorde zijn beledigde toon niet. “Professor Banning,” antwoordde ze eerlijk. “Ik vraag hem altijd voor zijn handtekening als ik boeken uit de Verboden Sectie wil lenen.”
“Wat?!” Severus leek helemaal van zijn stuk. “Sinds wanneer doe je dat dan al?”
Loena haalde haar schouders op. “Sinds mijn tweede jaar. Hij staat er enkel op dat ik hem ook telkens vertel welk boek ik uitleen. Meer vraagt hij niet.”
Severus mond hing open. “Zelfs ik sta mijn Zwadderaars niet onmiddellijk toe om boeken uit de Verboden Sectie te lenen!” Hij keek verontwaardigd voor zich uit.
“Zoiets zei professor Banning ook al,” mijmerde Loena, zich van geen kwaad bewust. “Hij zegt dat je als professor vooral moet kijken naar de leerling aan wie je het geeft en moet denken aan de intenties die die persoon heeft. Hij vertrouwde mij al heel snel. Hij erkent dat ik bij vader thuis ook enkele duistere boeken heb liggen en vind dat ik verantwoord omga met de kennis die ik opdoe. Ik heb nog nooit een vlieg kwaad gedaan.” Loena lachte zachtjes in zichzelf. “Nou ja, misschien een Dooddoener of twee vorig jaar in het Ministerie. Maar ze zijn niet gestorven of zo. En de spreuken die ik daar gebruikte had ik geleerd bij de Strijders van Perkamentus. Niet uit de boeken van vader of de Verboden Sectie.”
Severus blik leek een tikje wanhopig. Was de wereld gek geworden? Professor Banning gaf kennelijk meer Ravenklauwers toegang tot duistere boeken dan hij?!
Misschien maar goed ook... De meeste Zwadderaars hadden inderdaad geen nobele intenties met de kennis die ze opdeden uit die boeken. Loena was er wel mee te vertrouwen – daar had professor Banning gelijk in gehad.
“Hoe zit het met jou, Severus, wat heb jij gedaan deze vakantie? Was het een beetje leuk?”
Hij verstarde.
Hij had niets beleefd wat hij graag met haar deelde. De kerstfeestjes bij de Dooddoeners waren niet bepaald plezierig, vrolijk of vol goede wil. In tegendeel. Twee Dreuzels waren gestorven. Niemand had ze gekend. De laatste uren van hun leven hadden ze in horror doorgebracht. Hij rilde bij de gedachte aan hun geschreeuw, maar bande die gedachtes zo snel als hij kon weer uit zijn hoofd.
Verder had hij veel tijd in de Malfidus villa gespendeerd. Gesproken over Draco. Over het lot van Zweinstein eens Perkamentus dood was. Over zijn toekomst. Als schoolhoofd dan ook nog! De toekomstplannen die de Dooddoeners maakten... Hij hoopte dat het zo niet zou lopen, maar hij vreesde ervoor.
Daar kon hij Loena echter niets van vertellen. De gedachte alleen al aan haar reactie deed hem rillen.
Nee, ze kwam weer eens te dicht. Het was ook niet veilig voor haar om dit te weten. Haar volledige aanwezigheid hier bracht haar in gevaar.
“Je kan beter gaan, Loena,” zei hij kort en vastberaden terwijl hij recht stond. “Het is niet veilig voor je hier. Je bent hier al te lang gebleven.”
Loena stond ook op en keek hem lichtjes verontwaardigd aan. “Maar je zei dat Peter Pippeling vandaag niet terug zou komen.”
“Hij is niet degene voor wie je het meeste moet vrezen, Loena. Hij is niets in vergelijking met de Heer van het Duister. Als hij ooit in jouw gedachtes leest dat je hier was, wat wij hier hebben besproken, weet ik niet wat ik kan verzinnen om me daaruit te redden. Ik kan niet...”
“Leer me Occlumentie!” floepte Loena er snel uit.
Hij staarde haar in afschuw aan. “Wat?!”
“Leer me Occlumentie!” herhaalde ze resoluut. “Ik wil jou niet in gevaar brengen. Ik weet te veel – dat weet ik ook. En ik wil het graag leren. Zodat ik jou kan beschermen, snap je?”
Hij staarde haar nog steeds ongelovend aan. “Bedoel je nu?”
“Als jij dat een goed idee vindt,” knikte Loena. “Nu is goed.”
Hij schudde zijn hoofd. De herinneringen aan zijn rampzalige lessen Occlumentie aan Harry Potter doken weer naar boven. “Ik ben een verschrikkelijke leraar om je Occlumentie te leren.”
Ze glimlachte zwak. “Dat denk je maar. Je hebt me al zoveel geleerd. Dit kan er ook nog wel bij.”
“Nee, ik meen het, Loena. Vorig jaar heb ik...” Hij hield opeens stil. Het was misschien niet slim om haar te vertellen dat hij Harry Potter had proberen te instrueren. Ze keek hem echter afwachtend aan en hij zuchtte. “Ik heb ooit iemand geprobeerd Occlumentie te leren en ik heb er enkel een averechts effect mee bereikt.”
Ze keek hem met grote ogen aan. “Ik ben Harry Potter niet,” zei ze met een lichtjes beledigde toon in haar stem.
Hoe wist ze nou over wie hij het had?
“Ten eerste haat ik je niet. Ten tweede denk ik niet dat ik het allemaal beter weet. Ten derde denk ik niet dat Occlumentie me van mijn menselijkheid zal ontnemen. Ik ben er klaar voor, het is mijn eigen keuze en ik wil het leren om die mensen te beschermen waarvan ik hou.”
Hij leek niet stil te staan bij het feit dat ze hem bedoelde in die laatste zin, en trok een wenkbrauw omhoog omdat ze Harry Potter leek te beledigen.
“Je gaat echt wel veel te veel met mij om,” zei hij met een kleine grijns op zijn gezicht.
“Hoezo?”
“Het klinkt bijna alsof je Harry haat.”
Loena hapte even naar adem en sloeg haar handen voor haar mond. “Meen je dat echt?!” vroeg ze ongelovend en ze leek verbaasd te zijn over zichzelf. “Oh hemeltje! Nee! Nee, dat bedoelde ik helemaal niet! Maar ik weet wel hoe hij is. Hij vertrouwt je niet. Hij denkt dat je het slechtste met hem voor hebt. Zo ben ik niet. Ik vertrouw je wel. Ik denk dat jij me Occlumentie kan leren. Sterker nog, omdat ik je vertrouw denk ik dat de lessen best aangenaam zullen zijn. Het is niet zo erg als je in mijn gedachten kan, snap je? Ik kan het niemand anders vragen, want zij zouden vast en zeker wel iets opmerken van onze vriendschap. En die is geheim. Ik denk niet dat ik het gemakkelijk kan verbergen. Dus het is heel belangrijk dat jij degene bent die het me leert. Er is echt niemand anders die ik genoeg vertrouw. En anders leer ik het nooit.”
Haar motivatie was niet alleen correct, het was ook flatterend. Severus glimlachte kort en knikte. Hij streek snel zijn gezicht terug in de plooi en keek haar serieuzer aan.
“Goed, ik leer je Occlumentie. Maar niet nu. Ik wil er niet bij stilstaan wat de Dooddoeners zouden zeggen als ze je hier zouden vinden.” Hij keek haar van kop tot teen aan en trok zijn gezicht in een pijnlijke frons. “Serieus, Loena, aardbeien?” Hij schudde zijn hoofd. “Als ze dan toch erachter moeten komen dat we vrienden zijn, kan je dan geen doodshoofden of iets bedreigenders gebruiken om je kleren te versieren?”
Loena lachte luid en spontaan omhelsde ze hem.
“Ik zal er de volgende keer aan denken,” zei ze zacht terwijl ze hem weer losliet. “Ik zal je laten. Ik vind het jammer om weer te gaan, maar het was heel fijn om je nog eens te zien.”
Ze nam de fietsbel weer in haar hand, maar aarzelde toen even.
“Wacht eens even,” mompelde ze. “De Viavia zou me naar mijn beste vriend brengen... Maar als jij hier bent.” Ze liet de fietsbel weer zakken. “Wat ontzettend dom van me!” Ze schudde haar hoofd. “Ik zou haast niet geloven dat ik een Ravenklauwer was!” Ze leek gefrustreerd om het feit dat ze niet harder had nagedacht hierover. “Hoe kom ik nou bij Merlijns Baard weer thuis?”
Severus rolde met zijn ogen. “Je bent een echte schande voor je afdeling.” Hij zuchtte en hield zijn hand uitgestrekt. “Kom dan. Ik breng je wel even.”
Ze glimlachte dankbaar en nam zijn hand vast. Het volgende moment Verdwijnselden ze en toen Loena het misselijkmakende gevoel van zich af kon schudden, zag ze dat ze zich bevonden in het kleine bosje dat zich enkele honderden meters van haar huis bevond.
Hij liet haar weer los.
“Tot op Zweinstein, Loena,” zei hij in een gedempte stem. Zijn ogen straalden dankbaarheid uit.
Ze glimlachte warm, vol begrip voor zijn stille toon. Hij wilde uiteraard niet ontdekt worden. Ze wuifde naar hem en het volgende moment was hij weer verdwenen.
“Nog een Gelukkig Nieuwjaar,” zei ze stilletjes tegen de lege plek die overbleef.
Ze keek nog een moment naar de fietsbel in haar handen en zuchtte toen zacht. Huppelend begaf ze zich terug naar haar huis. Als ze dit jaar enig geluk had, zou de Toppie Tien inmiddels voorbij zijn.
Loena en Xenophilius Verschijnselden terug in hun kleine keukentje en Xenophilius liep enthousiast naar de rol perkament op de tafel om de allerlaatste naam te doorstrepen.
“Zoja! Tante Sharon hebben we ook weer gehad voor een jaar. En dat was de laatste! Vijfendertig bezoekjes. Hoe lang hebben we er nu over gedaan, liefje?”
Loena blies tegen de hete bitterbal in haar hand terwijl ze naar de klok keek en het uitrekende.
“Twee uur en zeventien minuten.” Ze nam een kleine hap van de bitterbal. “Ik had echter wel wat langer bij tante Sharon willen blijven. Deze dreuzelhapjes zijn heerlijk. Heet vanbuiten en bevroren vanbinnen. Bijna zoals magisch voedsel!”
“Je kent tante Sharon,” zei Xenophilius terwijl hij een hoge stoel nam en deze voor een oude tovenaarsradio zette en de posten begon af te stemmen. “Ze eert graag haar overleden dreuzelmoeder door dreuzelvoedsel te kopen en het aan al haar gasten aan te bieden. Weet je nog hoe we vorig jaar die toastjes hadden gekregen?”
“Ja, met al die rare salades op,” herinnerde Loena zich. “Maar ik ben nog steeds niet zeker of ze die ook moest warm maken in de oven. De saus ging er helemaal van lopen.”
“Nou ja, goed dat ze dit jaar iets nieuws heeft geleerd dat geen ramp was.”
Het gekraak van de radio hield opeens op en een presentator kondigde enthousiast een liedje aan. “En na dit nummer volgt het moment waarop jullie een jaar hebben gewacht: de aankondiging van de tien beste tovenaarsplaten van het afgelopen jaar! Maar eerst... Celeste Maneschijn met Roer eens in mijn Toverketel.”
Celeste zette de eerste noten in en Xenophilius draaide zich weer naar Loena. “Had je nog iets gekregen van tante Sharon?”
Loena haalde een oude fietsbel uit haar zak.
“Interessant!” mijmerde haar vader. “Wat is dat in hemelsnaam?”
“Ik weet het niet,” gaf ze eerlijk toe. “Het is een Viavia.”
Xenophilius staarde er met open mond naar. Loena schrokte ondertussen de rest van de bitterbal op. “En als je hem aanraakt, transporteert hij je niet onmiddellijk? Staat hij ingesteld op een bepaald moment?”
“Nee, je moet tegen dit kleine dingetje duwen, zei ze. Maar hij is nog specialer dan dat! Tante Sharon heeft het meegenomen van haar vakantie op het eiland Kos! Het is een Viavia die je niet leidt tot een plaats, maar tot een persoon!”
“Wat ontzettend leuk!” zei Xenophilius oprecht. “Een illegale Viavia! Fantastisch! Kan je haar dan ermee bezoeken?”
“Nee – nog beter dan dat!” Loena glimlachte breed. “Het is een vriendschapsbel, zei ze! Je wordt erdoor getransporteerd naar waar je beste vriend is!”
Xenophilius leek onder de indruk. “Een mooi en waardevol cadeau! Ga je Marcel dadelijk een bezoekje brengen dan? Hij zou het vast leuk vinden!”
“Marcel?” Loena was even van haar stuk geslagen, maar wist dit snel te verbergen. “Oh ja! Natuurlijk! Ik zal...”
“Het begint!” Xenophilius draaide zich weer enthousiast naar de radio toen het intromuziekje van zijn meest geliefde radioshow van het jaar begon.
Loena hield abrupt op en glimlachte. Haar vader had haar zonet een fantastisch idee gegeven. En nu hij niet meer naar haar omkeek... Ze zou iedere kans aangrijpen om de Toppie Tien te vermijden.
Snel holde ze de kamer uit en rende ze de trappen op naar haar kamer. Eenmaal in haar kamer, deed ze de deur dicht en begaf ze zich naar de spiegel. Ze zag er uitstekend uit: haar haren waren nog steeds netjes opgestoken en haar rode jurkje zat nog steeds goed. Onder het rode jurkje had ze een warme bruine legging aan en even rode laarsjes. Op haar laarsjes en aan de onderkant van het jurkje had ze lapjes stof in de vorm van aardbeien bevestigd. De onderkant van de lange mouwen had ze versierd met rode sterretjes en ze had ook sierraden van de sterretjes gemaakt, die hingen nu om haar nek en aan haar oren.
Severus was haar beste vriend, niet Marcel – al gaf ze ook erg veel om de Griffoendor en was hij altijd erg attent. Hij had haar een ontzettend lief kerstkaartje gestuurd, met een Hippogrief op die een kerstmuts droeg.
Maar Severus was degene die zij het meeste op handen droeg. Hij was fantastisch. Ze wilde niets liever dan hem een gelukkig nieuwjaar wensen.
Ze trok aan de fietsbel in haar handen en het volgende moment werd ze precies aan haar navel de lucht in getrokken. In de secondes die volgden, zag ze enkel wazige huizen passeren, totdat ze het idee had dat ze er bijna was. Ze dacht Severus te zien en hij keek zelfs op, alsof hij schrok, maar het volgende moment verliet Loena weer de wazige ruimte en met een ongekende kracht werd ze op straat gezwierd. Ze kon een lelijke val vermijden door op haar hand te landen, maar bezeerde zich toch behoorlijk.
Verward stond ze op en keek ze naar haar hand. Ze bloedde. Ze keek om zich heen en staarde versteld naar haar omgeving. Ze was ergens in een dreuzelplek. In de verte zag ze een schoorsteen van een oude fabriek en de huizen in de straat waren allen oud, vuil en identiek hetzelfde. Haar blik bleef echter hangen op het huis voor haar neus. Was dit waar Severus woonde? Ergens verbaasde het haar niet als dit ook echt zo was. Het grauwe gebouw leek haar wel bij zijn persoonlijkheid te passen. Het was niet ondenkbaar voor haar dat dit was waar hij was opgegroeid.
Wel vond ze het raar dat hij tussen Dreuzels woonde. Ze had altijd gedacht dat hij een volbloedtovenaar was. Hij was tenslotte ook een Dooddoener.
De deur ging opeens met een grote zwaai open en hij staarde haar verbouwereerd aan hoe ze voor zijn stoep stond. Haar knalrode jurkje stond in schril contrast met de grauwe kleuren van Weverseind en hij schudde zijn hoofd toen hij zag dat ze bloedde aan haar hand.
“Kom binnen.”
Ze liep hem voorbij en stapte verder de kleine hal binnen terwijl hij de deur achter haar dichtsloeg.
“Ik dacht voor een moment dat ik je in de woonkamer zag,” mompelde hij, maar hij gaf haar geen tijd om iets terug te zeggen terwijl hij haar voorbij liep. “Wat doe je hier in hemelsnaam? Weet je wel hoe link dit is? Je hebt een geluk dat het Nieuwjaarsdag is en dat Wormstaart er niet is. Hij verkeert onder de indruk dat ik ieder moment bezoek zou kunnen krijgen van Perkamentus en Anderling.”
Loena volgde hem tot in zijn woonkamer en keek met ontzag naar de honderden boeken die zich er tegen de muren bevonden. Ze leek zich helemaal niet te storen aan de mufheid van de plek. Hij leek zich er evenmin voor te schamen.
“Zet je!” gebood hij haar en ze ging gewillig op de bank zitten. Hij zette zich naast haar en nam haar bloedende hand vast. Hij trok vastberaden zijn toverstaf. “Vulnera Sanentur,” mompelde hij.
Het was gelukkig geen diepe wond en het bloeden hield na een paar secondes op.
“Bij Merlijns baard, Loena, wat ging er door je hoofd toen je besloot naar hier te komen? Dacht je dat het een goed idee was? Dit is veel te riskant!”
Hij schrok opeens toen ze haar vinger op zijn lip legde en hij zweeg en keek haar met grote ogen aan. Ze glimlachte.
“Je bent aan het ratelen, Severus.”
Beledigd greep hij haar hand en dwong hij het naar beneden.
“Ik heb er alle reden toe!” verdedigde hij zichzelf. “Weet je hoe ongemakkelijk het voor mij is om jou hier te moeten ontvangen?”
Haar glimlach stierf een beetje weg en ze staarde naar de grond.
Hij werd zich langzaamaan bewust dat hij niet erg vriendelijk deed tegenover haar. Typisch. Er was geen liever kind op de hele wereld dan haar, maar uiteraard kon hij het weer niet laten om op haar te snauwen. Hij schaamde zich voor zichzelf.
“Wanneer leer je nou eens wat slecht voor je is?” verzuchtte hij.
“Wat is er dan slecht voor mij?” vroeg ze naief.
“Om één ding te noemen? Ik.” Hij schudde zijn hoofd. “Je had jezelf serieus in de problemen kunnen werken. Als Wormstaart je had gezien...”
“Wie is Wormstaart?” onderbrak ze hem.
“Peter Pippeling.”
Loena sloeg angstig haar hand voor haar mond. “Woont hij hier ook?”
“Ik verzeker je dat dat niet mijn eigen keuze was. Laat me zeggen dat het een soortement straf was van de Heer van het Duister. En niemand weet daarvan, dus ik zou het appreciëren als je er je mond over zou houden.”
Ze knikte snel. “Je weet dat ik dat doe, Severus. Jouw geheimen zijn ook de mijne.”
Hij zuchtte. “Wat doe je hier in hemelsnaam? Had je me nodig?”
Ze bloosde hevig. “Ik wilde je enkel een Gelukkig Nieuwjaar komen wensen.”
Hij staarde haar met open mond aan en ze kreeg het idee dat hij ergens op wachtte. Snel kuste ze hem op zijn wang. “Gelukkig Nieuwjaar!”
Om één of andere reden kwam het er niet zo oprecht uit als ze zichzelf had voorgenomen. Hij bleef haar dan ook in horror aanstaren.
“Je bent gestoord!” was het enige dat hij over zijn lippen kreeg.
Ze glimlachte schuldig.
“Hoe ben je hier in hemelsnaam geraakt?”
Nu was het aan Loena om te vertellen en eens ze ermee begon, leek het niet alsof ze er snel mee zou stoppen. Ze vertelde over wie ze die dag al allemaal had bezocht met haar vader, hoe tante Sharon haar een fietsbel cadeau had gedaan, hoe die Viavia precies werkte en hoe ze zelf had ervaren dat ze hem voor een moment zag, maar toen opeens op de straat belandde.
“Dat is logisch,” legde Severus uit. “Ik heb een anti-Transportatie spreuk uitgesproken over mijn huis. De enige die hier binnen of buiten kan geraken op magische wijze, ben ikzelf. Zelfs Wormstaart kan hier niet Verdwijnselen of Verschijnselen. Hij moet dan altijd naar buiten.”
“Oh!” Loena keek hem gefascineerd aan. “Net zoals op Zweinstein!”
“Ja, maar mijn spreuk is wel van toepassing op een gebied dat honderden malen kleiner is,” vulde hij bescheiden aan.
“Ik vind het best knap,” glimlachte Loena terwijl ze hem schaamteloos aankeek. “En ik vind het zo fijn om je nog eens te zien. Ik heb je gemist de laatste week.”
Severus voelde zijn hoofd warm worden en hoopte met heel zijn hart dat hij niet bloosde terwijl hij haar aankeek. Hij was het niet gewoon dat mensen zo duidelijk hun appreciatie over hem lieten blijken. Zij leek er geen enkele moeite mee te hebben om hem zo eerlijk te zeggen wat ze voelde, maar hij had het er heel wat moeilijker mee. Ook hij moest toegeven dat hij dagelijks aan haar dacht en vaak wenste dat ze er was, maar hij had geen flauw idee of hij haar dat wel wilde zeggen. Hij schaamde zich voor zijn eigen gevoelens voor haar.
“Dat is aardig van je,” zei hij dan maar stil. “Als ik had geweten dat je kwam...” Hij zweeg even. Hij moest niet belachelijk gaan doen. Hij zou haar heus niet hebben opgewacht met pompoentaartjes of boterbier – gastvrijheid zat niet in zijn bloed. Evenmin zou hij de plek leuker hebben aangekleed of grondiger hebben opgeruimd – ook dat vond hij onzin. Maar toch had hij wel iets willen doen om haar meer welkom te doen voelen. Nu voelde de stilte zo ongezellig aan.
“Wil je...” hij aarzelde even. “Wil je dat ik de radio aanzet?”
Ze barstte spontaan in lachen uit en hij keek haar lichtjes verschrokken aan. Wat bezielde haar nu weer?
“Oh, sorry!” excuseerde ze zichzelf toen ze zijn verwarde blik zag. “De radio is net de reden waarom ik thuis ben weggevlucht. Vader wilt ieder jaar steevast op dit moment luisteren naar De Toppie Tien – ik haat het.”
Severus trok een wenkbrauw op. Het woord “haat” klonk zo hard om uit haar mond te horen komen.
“Ik vind het wat oppervlakkig,” legde ze uit toen ze zijn blik zag. “Niet bepaald muziek waar ik van hou.”
“Dan ben ik niet de enige,” glimlachte Severus kort. “Stiekem luister ik ook niet zo graag de radio. De Witte Wieven of Celeste Maneschijn – ik vind ze allemaal vreselijk.”
Ze lachte weer. “Waarom stelde je het dan voor – als je zelf er een hekel aan hebt?”
Hij haalde even zijn schouders op. “Ik dacht dat het zou verbergen dat ik een verschrikkelijke gastheer ben.”
Glimlachend schudde ze haar hoofd. “Geen zorgen, Severus. Ik ben niet hier voor je gastvrijheid. Ik ben hier om mijn beste vriend te zien. En je hebt me nog niet weggejaagd. Mij hoor je echt niet klagen.”
Haar aanhoudende eerlijkheid zorgde ervoor dat hij zijn blik wegsloeg. Het malle kind zorgde er enkel voor dat hij meer en meer om haar ging geven.
Hij wilde voorkomen dat de stilte tussen hen te akelig zou worden en kuchte even. “Hoe was je vakantie tot nog toe?”
“Het was wel leuk. Ik heb een aantal heel interessante boeken gelezen.”
Severus trok geinteresseerd een wenkbrauw op. “Vertel.”
“Vader had me voor Kerst een boek gekocht over Russische Fabeldieren. Volgens de lokale folklore zouden die dieren ooit echt geleefd hebben in Rusland, maar waarschijnlijk zijn ze nu allemaal uitgestorven. Vader zei dat hij wel naar Rusland zou willen reizen – eens de oorlog voorbij is. Nu is het allemaal nog wat te riskant. Mijn tantes hebben me ook leuke boeken gestuurd! Eentje vol mythologische Dreuzelverhalen en een ander over tovenaarsgerechten – die heb ik nog niet gelezen, ik hou niet zo van koken. Mijn grootoom Artie heeft me een tekenboek gekocht! Echt fantastisch. Ik heb al zo een mooie tekeningen gemaakt! Hij koopt me ieder jaar tekenboeken, dat vind ik wel fijn. Verder heb ik ook nog een boek over Duistere Kunsten geleend uit de Verboden Sectie van de bibliotheek. Dat heb ik nu bijna uit.”
Severus was verrast. Niet zozeer door het feit dat ze een boek over Duistere Kunsten had geleend, maar wel dat het uit de Verboden Sectie kwam. Ze had hem in ieder geval niet gevraagd om een handtekening – en als haar leraar Verweer zou hij dat toch wel verwacht hebben. Niet enkel dat – als vriend voelde hij zich opeens gepasseerd. Waarom durfde ze het niet aan hem te vragen? Was hij niet goed genoeg?
Hij floepte het eruit zonder na te denken over zijn gebrek aan subtiliteit. “Wie heb je dan gevraagd voor een handtekening?”
Loena hoorde zijn beledigde toon niet. “Professor Banning,” antwoordde ze eerlijk. “Ik vraag hem altijd voor zijn handtekening als ik boeken uit de Verboden Sectie wil lenen.”
“Wat?!” Severus leek helemaal van zijn stuk. “Sinds wanneer doe je dat dan al?”
Loena haalde haar schouders op. “Sinds mijn tweede jaar. Hij staat er enkel op dat ik hem ook telkens vertel welk boek ik uitleen. Meer vraagt hij niet.”
Severus mond hing open. “Zelfs ik sta mijn Zwadderaars niet onmiddellijk toe om boeken uit de Verboden Sectie te lenen!” Hij keek verontwaardigd voor zich uit.
“Zoiets zei professor Banning ook al,” mijmerde Loena, zich van geen kwaad bewust. “Hij zegt dat je als professor vooral moet kijken naar de leerling aan wie je het geeft en moet denken aan de intenties die die persoon heeft. Hij vertrouwde mij al heel snel. Hij erkent dat ik bij vader thuis ook enkele duistere boeken heb liggen en vind dat ik verantwoord omga met de kennis die ik opdoe. Ik heb nog nooit een vlieg kwaad gedaan.” Loena lachte zachtjes in zichzelf. “Nou ja, misschien een Dooddoener of twee vorig jaar in het Ministerie. Maar ze zijn niet gestorven of zo. En de spreuken die ik daar gebruikte had ik geleerd bij de Strijders van Perkamentus. Niet uit de boeken van vader of de Verboden Sectie.”
Severus blik leek een tikje wanhopig. Was de wereld gek geworden? Professor Banning gaf kennelijk meer Ravenklauwers toegang tot duistere boeken dan hij?!
Misschien maar goed ook... De meeste Zwadderaars hadden inderdaad geen nobele intenties met de kennis die ze opdeden uit die boeken. Loena was er wel mee te vertrouwen – daar had professor Banning gelijk in gehad.
“Hoe zit het met jou, Severus, wat heb jij gedaan deze vakantie? Was het een beetje leuk?”
Hij verstarde.
Hij had niets beleefd wat hij graag met haar deelde. De kerstfeestjes bij de Dooddoeners waren niet bepaald plezierig, vrolijk of vol goede wil. In tegendeel. Twee Dreuzels waren gestorven. Niemand had ze gekend. De laatste uren van hun leven hadden ze in horror doorgebracht. Hij rilde bij de gedachte aan hun geschreeuw, maar bande die gedachtes zo snel als hij kon weer uit zijn hoofd.
Verder had hij veel tijd in de Malfidus villa gespendeerd. Gesproken over Draco. Over het lot van Zweinstein eens Perkamentus dood was. Over zijn toekomst. Als schoolhoofd dan ook nog! De toekomstplannen die de Dooddoeners maakten... Hij hoopte dat het zo niet zou lopen, maar hij vreesde ervoor.
Daar kon hij Loena echter niets van vertellen. De gedachte alleen al aan haar reactie deed hem rillen.
Nee, ze kwam weer eens te dicht. Het was ook niet veilig voor haar om dit te weten. Haar volledige aanwezigheid hier bracht haar in gevaar.
“Je kan beter gaan, Loena,” zei hij kort en vastberaden terwijl hij recht stond. “Het is niet veilig voor je hier. Je bent hier al te lang gebleven.”
Loena stond ook op en keek hem lichtjes verontwaardigd aan. “Maar je zei dat Peter Pippeling vandaag niet terug zou komen.”
“Hij is niet degene voor wie je het meeste moet vrezen, Loena. Hij is niets in vergelijking met de Heer van het Duister. Als hij ooit in jouw gedachtes leest dat je hier was, wat wij hier hebben besproken, weet ik niet wat ik kan verzinnen om me daaruit te redden. Ik kan niet...”
“Leer me Occlumentie!” floepte Loena er snel uit.
Hij staarde haar in afschuw aan. “Wat?!”
“Leer me Occlumentie!” herhaalde ze resoluut. “Ik wil jou niet in gevaar brengen. Ik weet te veel – dat weet ik ook. En ik wil het graag leren. Zodat ik jou kan beschermen, snap je?”
Hij staarde haar nog steeds ongelovend aan. “Bedoel je nu?”
“Als jij dat een goed idee vindt,” knikte Loena. “Nu is goed.”
Hij schudde zijn hoofd. De herinneringen aan zijn rampzalige lessen Occlumentie aan Harry Potter doken weer naar boven. “Ik ben een verschrikkelijke leraar om je Occlumentie te leren.”
Ze glimlachte zwak. “Dat denk je maar. Je hebt me al zoveel geleerd. Dit kan er ook nog wel bij.”
“Nee, ik meen het, Loena. Vorig jaar heb ik...” Hij hield opeens stil. Het was misschien niet slim om haar te vertellen dat hij Harry Potter had proberen te instrueren. Ze keek hem echter afwachtend aan en hij zuchtte. “Ik heb ooit iemand geprobeerd Occlumentie te leren en ik heb er enkel een averechts effect mee bereikt.”
Ze keek hem met grote ogen aan. “Ik ben Harry Potter niet,” zei ze met een lichtjes beledigde toon in haar stem.
Hoe wist ze nou over wie hij het had?
“Ten eerste haat ik je niet. Ten tweede denk ik niet dat ik het allemaal beter weet. Ten derde denk ik niet dat Occlumentie me van mijn menselijkheid zal ontnemen. Ik ben er klaar voor, het is mijn eigen keuze en ik wil het leren om die mensen te beschermen waarvan ik hou.”
Hij leek niet stil te staan bij het feit dat ze hem bedoelde in die laatste zin, en trok een wenkbrauw omhoog omdat ze Harry Potter leek te beledigen.
“Je gaat echt wel veel te veel met mij om,” zei hij met een kleine grijns op zijn gezicht.
“Hoezo?”
“Het klinkt bijna alsof je Harry haat.”
Loena hapte even naar adem en sloeg haar handen voor haar mond. “Meen je dat echt?!” vroeg ze ongelovend en ze leek verbaasd te zijn over zichzelf. “Oh hemeltje! Nee! Nee, dat bedoelde ik helemaal niet! Maar ik weet wel hoe hij is. Hij vertrouwt je niet. Hij denkt dat je het slechtste met hem voor hebt. Zo ben ik niet. Ik vertrouw je wel. Ik denk dat jij me Occlumentie kan leren. Sterker nog, omdat ik je vertrouw denk ik dat de lessen best aangenaam zullen zijn. Het is niet zo erg als je in mijn gedachten kan, snap je? Ik kan het niemand anders vragen, want zij zouden vast en zeker wel iets opmerken van onze vriendschap. En die is geheim. Ik denk niet dat ik het gemakkelijk kan verbergen. Dus het is heel belangrijk dat jij degene bent die het me leert. Er is echt niemand anders die ik genoeg vertrouw. En anders leer ik het nooit.”
Haar motivatie was niet alleen correct, het was ook flatterend. Severus glimlachte kort en knikte. Hij streek snel zijn gezicht terug in de plooi en keek haar serieuzer aan.
“Goed, ik leer je Occlumentie. Maar niet nu. Ik wil er niet bij stilstaan wat de Dooddoeners zouden zeggen als ze je hier zouden vinden.” Hij keek haar van kop tot teen aan en trok zijn gezicht in een pijnlijke frons. “Serieus, Loena, aardbeien?” Hij schudde zijn hoofd. “Als ze dan toch erachter moeten komen dat we vrienden zijn, kan je dan geen doodshoofden of iets bedreigenders gebruiken om je kleren te versieren?”
Loena lachte luid en spontaan omhelsde ze hem.
“Ik zal er de volgende keer aan denken,” zei ze zacht terwijl ze hem weer losliet. “Ik zal je laten. Ik vind het jammer om weer te gaan, maar het was heel fijn om je nog eens te zien.”
Ze nam de fietsbel weer in haar hand, maar aarzelde toen even.
“Wacht eens even,” mompelde ze. “De Viavia zou me naar mijn beste vriend brengen... Maar als jij hier bent.” Ze liet de fietsbel weer zakken. “Wat ontzettend dom van me!” Ze schudde haar hoofd. “Ik zou haast niet geloven dat ik een Ravenklauwer was!” Ze leek gefrustreerd om het feit dat ze niet harder had nagedacht hierover. “Hoe kom ik nou bij Merlijns Baard weer thuis?”
Severus rolde met zijn ogen. “Je bent een echte schande voor je afdeling.” Hij zuchtte en hield zijn hand uitgestrekt. “Kom dan. Ik breng je wel even.”
Ze glimlachte dankbaar en nam zijn hand vast. Het volgende moment Verdwijnselden ze en toen Loena het misselijkmakende gevoel van zich af kon schudden, zag ze dat ze zich bevonden in het kleine bosje dat zich enkele honderden meters van haar huis bevond.
Hij liet haar weer los.
“Tot op Zweinstein, Loena,” zei hij in een gedempte stem. Zijn ogen straalden dankbaarheid uit.
Ze glimlachte warm, vol begrip voor zijn stille toon. Hij wilde uiteraard niet ontdekt worden. Ze wuifde naar hem en het volgende moment was hij weer verdwenen.
“Nog een Gelukkig Nieuwjaar,” zei ze stilletjes tegen de lege plek die overbleef.
Ze keek nog een moment naar de fietsbel in haar handen en zuchtte toen zacht. Huppelend begaf ze zich terug naar haar huis. Als ze dit jaar enig geluk had, zou de Toppie Tien inmiddels voorbij zijn.