28/08/2020, 14:51
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 15:00 door CartoonJessie.)
Geur
Loena had nooit verwacht dat ze zo zou kunnen genieten van een feestje. Het was fantastisch.
De hapjes waren heerlijk, de muziek was aangenaam en ook het gezelschap was uitstekend. Professor Zwamdrift had haar wel zeker een uur uitgevraagd over het Rotmondcomplot. Ze kon enorm opgaan in zulke theorieën.
Maar na dat uurtje kon professor Zwamdrift haar gedachten er niet meer zo goed bijhouden. De vier glazen sherry die ze had binnengekapt leken haar nu parten te spelen en haar ogen keken scheler dan anders door de dikke jampotglazen. Gelukkig erkende Zwamdrift dat zelf ook en ze nam wankel afscheid van Loena en begaf zich in allerlei rare bochten naar de deur.
Loena neuriede mee met de muziek en keek naar de prachtige verlichting boven haar. De oogverblindende elfjes fladderden rond in de lamp en Loena werd gefascineerd door hun gracieuze bewegingen.
“Ze zijn mooi, he?”
Loena herkende de stem niet en keek naast haar. Het was Sanguini, de lange en magere vampier die samen met Elias Mier, auteur van Bloedbroeders: Mijn Leven Tussen de Vampiers, door professor Slakhoorn waren uitgenodigd. De grauwe wallen konden de hongerige blik in zijn ogen niet verbergen en hij keek haar niet-aflatend aan.
Loena keek op haar beurt met een niet-aflatende dromerige blik terug in zijn ogen. Zijn ogen waren bijna zo donker als die van Severus, erkende ze, en ze glimlachte terwijl ze naar de vampier opkeek. Hij was wel zeker een kop groter dan Severus.
Iedere andere studente zou het gebrek aan respect voor persoonlijke ruimte hebben verfoeid. Hij stond praktisch tegen haar op – slechts enkele centimeters aan lucht scheidden hen. Maar Loena leek het niet eens op te merken.
“Jazeker, ze zijn heel mooi,” reageerde Loena en ze vervolgde in één adem: “En jij bent een vampier.”
Sanguini knikte terwijl Loena om zich heen keek. Ze zag hoe Elias Mier druk aan het praten was met professor Banning. Beiden leken ze het niet in de gaten te hebben dat Sanguini aan hun aandacht was ontsnapt.
“Ik ben Loena Leeflang,” stelde ze zichzelf voor.
“Sanguini,” zei de vampier. Zijn blik keek haar nog steeds hongerig aan en Loena vroeg zich af of hij trek had. Ze zag een huiself met een schoteltje aan hapjes passeren en nam er eentje van af.
“Hapje hebben?” bood ze aan en hij reikte ernaar. Hun vingers raakten voor een moment en het viel Loena op hoe koud ze wel niet waren. Loena keek met grote ogen toe hoe hij zijn mond opende om het hapje te verorberen en zag hoe puntig zijn hoektanden waren.
“Ga jij naar veel feestjes?” vroeg Loena geïnteresseerd en Sanguini schudde zijn hoofd en zweeg. “Ik ook niet,” gaf ze eerlijk toe. “Maar ik vind het wel leuk.”
“Ik ook,” zei Sanguini, al klonk zijn stem redelijk verveeld.
Al vond ze het best interessant om met een vampier te praten, iets in de hoek van de kamer leidde haar af en Loena verontschuldigde zichzelf.
“Excuseer.”
Loena stapte weg van Sanguini en baande zich een weg door het volk.
Severus stond met zijn rug naar haar toe met een glas elfenwijn in zijn hand. De manier waarop hij de drank naar zijn lippen bracht, gaf Loena het vermoeden dat hem iets dwars zat. Hij was aan het kijken naar de toverdrankboeken die in Slakhoorns kast stonden. Zijn houding deed haar echter denken aan de avond dat ze hem dronken had aangetroffen in de Zwijnskop.
Ze had nog maar enkele meters tussen haarzelf en hem te overbruggen toen ze opeens haar naam hoorde.
“Loena! Eindelijk!” Harry naderde haar en slaakte een opgeluchte zucht. Loena zag vanuit haar ooghoek hoe Severus even zijn hoofd had gedraaid en ze wist dat hij meeluisterde.
“Je was opeens weg,” merkte Loena op, al was er geen verwijt te horen in haar stem.
“Ja, sorry daarvoor. Toilet. En toen ik terug kwam, had ik moeite om Slakhoorn kwijt te raken.” Harry keek om zich heen, bang dat hij alsnog gevolgd was, en draaide zich daarna weer naar Loena. “Hermelien is ook nergens meer te zien.”
“Ik denk dat ze voor Markus Stoker is gevlucht,” zei Loena eerlijk. “Ik zou het ook niet leuk vinden als jij constant met je vingers aan me zat.”
Loena hoorde hoe Severus zich verslikte in zijn elfenwijn en kuchend een servetje ging zoeken.
Ook Harry erkende hoe genant eerlijk Loena kon zijn met momenten – al voelde hij zich niet beledigd door haar uitspraak.
“Uiteraard,” zei hij begrijpend. “Ik hoop dat je het alsnog naar je zin hebt hier?”
Loena knikte enthousiast. “Het is hier enig! Ik ben zo blij dat je me hebt meegevraagd!”
Harry’s gezicht vertrok een beetje en hij keek haar schuldig aan. “Loena, ik weet dat het niet erg beleefd is, maar zou je het erg vinden als ik het feestje nu al zou verlaten? Ik heb Hermelien nog iets heel belangrijks te vertellen.”
“Oh.” Loena had dat niet verwacht. “Moet ik met je meegaan?”
“Nou, nee, dat hoeft niet. Als je het naar je zin hebt, mag je natuurlijk nog blijven.”
Loena glimlachte opgelucht. “Dat lijkt me leuk. Ik denk dat ik dan nog even hier blijf.”
Harry leek ook opgelucht. “Ok. Slaapwel, Loena!”
“Slaapwel, Harry!”
Ze keek hoe Harry de ruimte verliet en draaide zich daarna weer naar Severus. Hij was iets verder gaan staan en leek nog steeds een van de boekenkasten van Slakhoorn te bestuderen, maar het viel aan zijn rug af te lezen dat hij toch nog alles had gehoord. Toen Loena hem naderde, draaide hij zich al lichtjes naar haar toe.
“Is alles in orde, professor?” vroeg Loena terwijl ze net als hem naar de boeken keek.
“Wat zou er mis zijn, juffrouw Leeflang?”
Ze hoorde aan zijn stem dat hij kortaf was. Er zat hem dus iets dwars. Maar ze zou hem nooit zover krijgen dat hij zou vertellen wat er aan de hand was – er waren teveel ogen van mensen die hij niet vertrouwde. Loena wist dat het geen zin had om hem te overtuigen iets erover te lossen.
“Drink niet teveel, oké, professor? Want ik zie wel dat er iets is.”
Haar stem klonk zacht en bezorgd en Severus wilde haar net aankijken toen ze zich alweer wegdraaide en in het volk verdween.
Hij moest het eerlijk toegeven – zijn avond was slecht begonnen. Eerst kreeg hij te horen dat ze met Potter zou komen, daarna deed Malfidus bijna de volledige missie falen en nu was hij het vertrouwen van de jonge Zwadderaar volledig kwijt. Je zou van minder ellendig worden.
Maar Loena’s warme stem had zijn kille hart die avond alsnog weten te ontdooien. Hij stond er misschien toch niet helemaal alleen voor. En hij grijnsde toen hij terugdacht aan hoe ze tegen Potter had gezegd dat ze niet zou willen dat hij aan haar zat. Briljant. Hij had vast een triomfantelijke vuistslag door de lucht gemaakt, als hij zich niet had verslikt in zijn elfenwijn.
Loena zwierf nog een beetje doelloos tussen het volk door, maar ze realiseerde dat de meest interessante mensen het feestje al hadden verlaten. Toen ze zichzelf betrapte op een geeuw, besloot ze dat ze ook best kon gaan slapen. Ze liep naar de deur en zag Severus nog steeds aan de boekenkasten staan. Het leek wel alsof hij haar ogen kon voelen branden, want hij keek opeens op. Ze glimlachte warm en al zou hij niet terugglimlachen, hij kreeg er ook de kans niet toe want ze verliet onmiddellijk de kamer.
Severus kreeg amper de tijd om verder te mijmeren over zijn gevoelens voor Loena want hij zag opeens hoe de grote en magere vampier naar de deur liep en argwanend een blik op Elias Mier wierp. Deze leek niet door te hebben dat zijn vampierenvriend zijn kans zag om te onstnappen en Severus stond even als verlamd toen hij realiseerde dat Sanguini misschien de jacht op Loena had geopend.
Slechts voor een moment overwoog hij de optie om Elias Mier te vertellen dat Sanguini was ontsnapt. Maar iets weerhield hem. Hij kon zelf niet benoemen wat het was. Wilde hij zelf alle eer opstrijken als hij Sanguini’s plan kon stoppen? Of vond hij het simpelweg idioot dat hij – de leraar Verweer – hulp van een kleine tovenaar moest inroepen om een vampier te stoppen?
De keuze was snel gemaakt en hij begaf zich naar de uitgang van het lokaal. Hij zette zijn glas elfenwijn neer op een dienblad waarmee een huiself rondliep en haastte zich de gang op. Zowel links als rechts was niemand meer te zien op de gang en Severus aarzelde even.
Links. De kortste weg naar de leerlingenkamer van Ravenklauw was links.
Hij vroeg zich af hoe lang hij had getwijfeld voordat hij de kamer had verlaten, want hij kon noch Sanguini, noch Loena ergens zien. Hij rende nu de trappen op van de trappenhal en het was op de derde verdieping dat hij opeens stemmen hoorde. Snel verliet hij de trappenhal en rende hij de gang in. Toen hij Loena’s stem herkende om de hoek, hield hij stil en zette hij zijn stappen extra zacht terwijl hij naderde. Hij kon maar net horen dat ze iets aan Sanguini vroeg.
“... naar het feestje terugkeren?”
“Het feestje is saai,” zei Sanguini langzaam. “Ik wilde met jou mee.”
“Oh.” Loena was even stil, alsof ze diep nadacht. “Waarom met mij?”
“Ik vind je geur lekker.”
Severus balde zijn vuisten terwijl hij zijn rug tegen de muur drukte en luisterde wat zich verder afspeelde. Sanguini was echt op jacht. Maar zoals zoveel vampieren, zou hij niet onmiddellijk toeslaan. Ze hielden ervan te spelen met hun eten.
Loena klonk zowaar verrast. “Mijn geur? Ik was me niet eens bewust dat ik er één had!”
“Iedereen heeft er één. Jij ook. Het vertelt me fascinerende dingen over jou.”
Severus hield niet van de toon van Sanguini. Het flirterige gefluister waarin hij haar aansprak, deed zijn bloed koken. Loena behoorde helemaal niet toe aan die vampier... enkel aan hem.
“Je zit veel in het Verboden Bos. Ik kan het mos ruiken doorheen de geur van je limoenshampoo. En doorheen die sterke geuren, ruik ik je persoonlijkheid. Je bent onafhankelijk en sterk. En je draagt geheimen met je mee. Of toch op zijn minst één... diep... geheim....”
De voetstappen van Sanguini waren te horen waar Severus stond. Het klonk alsof hij om Loena heen cirkelde.
“En weet je wat ik nog het sterkste ruik?” Hij wachtte niet eens op een antwoord. “Je blinde affectie. Liefde.”
Severus voelde zijn hart tot in zijn maag zinken. Hij maakte zich niet de illussie dat hij degene was voor wie Loena gevoelens had. In zijn gedachten zag hij haar al zuchtend en zwijmelend achter Harry Potter aanlopen.
“Wat maakt dat uit?” Loena’s dromerige stem klonk zowaar een tikje geïrriteerd.
“Niets. En alles. Ik hou wel van die geur.”
“Waarom kijk je me zo aan? Ga je me opeten of zo?”
“Opeten? Nee. Ik ben niet zo een hongerig type. Maar dorst...”
Severus hield niet van de onheilspellende stilte die viel.
“Ja... Dorst... Dat heb ik wel...”
Genoeg! Die vampier zou geen woord meer zeggen. Severus kon zich niet langer inhouden en draaide de hoek van de gang om.
“Drink dan dit, smerige bloedzuiger! Aquamenti Maximus!”
Een kleine vloedgolf aan water verscheen uit het niets en overspoelde de vampier, die proestend op de grond viel.
Loena snakte naar adem, en rende vervolgens langs enkele harnassen heen naar Severus, die nog steeds zijn toverstaf dreigend op de vampier had gericht. Loena glimlachte, bij hem zou ze veilig zijn.
“Gaat het?”
Loena knikte, nog steeds ademloos.
“Waar is je toverstaf?”
Met een schuldige blik in haar ogen keek Loena hem aan en Severus rolde met zijn ogen. Typisch. Ze had haar staf niet eens bij. Ze had waarschijnlijk geen bijhorend tasje gevonden voor haar zilveren kerstjurkje. Wat meisjes er wel niet voor over hadden om mooi te zijn. Als hij er niet was geweest, was ze een vogel voor de kat geweest.
Langzaam, maar zeker begon Sanguini te lachen. Eerst stilletjes, maar daarna steeds uitbundiger. Loena en Severus keken de vampier argwanend aan.
Toen hij na een kleine eeuwigheid uitgelachen was, schudde hij met zijn hoofd. “Ik ben honderdzevenenzeventig jaar oud! En jij denkt dat je me kan tegenhouden met wat water?”
De charmante glimlach die Sanguini op zijn lippen droeg, veranderde opeens in een bedreigende grijns en van de ene op de andere seconde sprong – nee, vloog! – hij opeens op Severus af. Zijn beide handen wrongen zich om de nek van het hoofd van Zwadderich en Loena sloeg een gilletje van angst toen Severus zijn toverstaf liet vallen.
Het duurde echter niet lang of Loena had haar koelbloedigheid herwonnen. Ze dook naar de toverstaf van Severus.
“VOLATILI!”
De spreuk had zo een kracht dat Sanguini wel zeker zeven meter door de gang vloog alvorens hij hard op het tapijt landde. Loena had geen tijd om zich naar Severus te draaien, want Sanguini was nog maar net geland of hij sprong weer op en vloog ditmaal naar Loena. Hij duwde haar hard met haar schouders naar de grond. Loena kwam met een smak neer en zag hoe Sanguini’s ogen gefixeerd keken naar haar nek.
Sanguini kreeg gelukkig niet de kans om toe te slaan, of Severus gooide opeens zijn volledige gewicht in de strijd en trok Sanguini van haar af alvorens hij de vampier enkele vuistslagen verkocht en hem tegen de grond probeerde te houden.
Haastig zocht Loena naar de toverstaf die ze had laten vallen en toen ze hem vond richtte ze hem op Sanguini en riep ze: “Paralitis!”
Severus kroop snel weer van de verlamde vampier weg en greep Loena’s hand en trok haar verder van de vampier vandaan. Samen deden ze enkele passen achteruit en Severus nam ook zijn toverstaf terug.
Sanguini’s hand trok krampachtig samen en Severus sprak nog een verlamstraal op de vampier uit, maar hij kwam alsnog half overeind en steunde op zijn ellebogen terwijl hij op de grond lag om Severus en Loena alsnog aan te kijken. De meeste spreuken hadden amper affect op deze duistere wezens.
Severus overwoog het voor een moment om een van de houten lanzen van de harnassen door het hart van de vampier te jagen – maar professor Slakhoorn zou het vast niet op prijs stellen als hij één van zijn gasten vermoordde. Hij draaide zich even naar Loena.
“Ga Elias Mier halen. Nu!”
Loena knikte en rende zo hard als ze kon. Eens ze in de trappenhal was, hoorde ze opeens een bekend geluid – het geratel van kettingen, enkele verdiepingen boven haar.
“Baron!” riep ze. “Baron, ik heb uw hulp nodig!”
De baron vloog doorheen de trappen die zich boven Loena bevonden en keek haar verrast aan. Hij zag aan haar blik dat er iets aan de hand was en ze begon al te spreken voor hij haar iets kon vragen.
“De vampier Sanguini wilde me aanvallen. Severus hield hem tegen, maar we hebben de hulp van Elias Mier nodig! Hij is op het feestje van Slakhoorn!”
De Baron knikte gedecideerd. Hij zou alles doen om het hoofd van Zwadderich en het lieve kind uit Ravenklauw te helpen. “Laat dat aan mij over! Zorg jij voor Severus!”
In de tussentijd hield Severus zijn toverstaf op de vampier gericht. Deze bewoog niet, maar keek hem indringend aan.
“Ik voel je woede. Waarom doe je het niet? Je weet dat je me wilt vermoorden.”
Severus keek de vampier vol haat aan. “Omdat ik het kan, betekent niet dat ik het ook doe.”
“Ja, natuurlijk...” zei Sanguini in een listige stem. “Wat zou ze wel niet van je denken...”
Hij hield niet van de toon waarmee Sanguini dat zei. De insinuatie die de vampier maakte, stond hem nog minder aan.
“Beeld je maar niets in,” blafte Severus hem toe.
Sanguini rolde met zijn ogen. “Het is niet nodig om me wat dan ook in te beelden. Het is gewoon overduidelijk.” Sanguini keek de leraar Verweer van kop tot teen aan. “Maar je kan je onzekerheden en angsten niet voor mij verbergen. Je bent ziekelijk jaloers. Dat is ook waarom je hier bent. Je zou het niet kunnen verdragen als iemand aan haar kwam.”
“Natúúrlijk,” zei Severus met een stem waar de ironie vanaf droop, voordat hij terug een hardere toon aannam. “Maar ik ben niet vergeten wat voor bloedzuiger jij bent, Sanguini.” Hij schudde gedeguteerd zijn hoofd. “Ik zal nooit toestaan dat jij haar aanraakt! Walgelijk schepsel. Denk je nou echt dat ik je zou laten begaan?!”
Sanguini glimlachte gecharmeerd. “Dat vind ik wel mooi aan jou, professor. Dat je zowaar voor haar zou willen sterven. Heb je haar al verteld dat je gevoelens voor haar zo sterk zijn?”
Severus keek de vampier enkel met een haatdragende blik aan. Hij zou zich niet laten afleiden door zijn gladde praatjes, nam hij zich voor.
“Je zou het moeten zeggen, weet je,” ging Sanguini ongestoord verder. “Waarom niet nu? Nu meteen. Alles wat op je hart ligt. Het is er het goede moment voor.” De vampier glimlachte gemeen. “Ze staat vlak om de hoek.”
Severus’ hart leek even te stoppen met kloppen en in een fatale seconde draaide hij zijn hoofd om te zien of Loena inderdaad in de buurt was. Sanguini had Severus al die tijd aan het lijntje gehouden, wachtend tot de verlamstraal zijn effect zou zijn verloren – want ze hadden sowieso een veel kleiner effect op vampieren dan op tovenaars – en hij sprong nu op Severus af. Hij schopte de toverstaf uit de handen van de afgeleide professor en sloeg hem vervolgens tegen de grond.
Toverstaf of geen toverstaf, Loena had inderdaad om het hoekje meegeluisterd en nu zou ze Severus niet in zijn eentje achterlaten bij dat monster. Net toen ze de hoek wilde omslaan om te zien hoe ze kon helpen, schrok ze zich een hoedje. Sanguini dook recht voor haar op en zijn grauwe en wellustige ogen keken haar smachtend aan.
Loena’s hart klopte sneller dan anders. Dit was helemaal niet goed. Het ergste was dat ze niet eens wist wat Severus was overkomen. Ze deed langzaam een stap naar achteren, maar dit creëerde geen grotere afstand tussen haarzelf en de vampier. Hij volgde haar stappen en keek haar indringend aan. Loena werd zich bewust van de dreiging die van de vampier uitging en ze voelde angst. Sanguini leek dit te ruiken want zijn blik werd meer en meer opgewonden.
Ze staarde de vampier in zijn ogen en ze kreeg slechts één zaak over haar lippen. Het was een smeekbede om hulp – een smeekbede om een teken van leven: “Severus...”
Zijn hoofd stond op barsten en het was zwart voor zijn ogen, maar Loena’s stem leek hem terug bij bewustzijn te dwingen. De rake klappen van Sanguini gonsden na in zijn hoofd en hij trilde terwijl hij probeerde recht te komen. Hij hoorde haar weeral zijn naam zeggen – smeken. Wankel kroop hij naar zijn toverstaf en hij greep deze stevig vast, maar zodra hij deze vast had werd het zwart voor zijn ogen. De onmacht maakte hem ellendig en hij wilde niets liever dan Loena te hulp schieten, maar het ontbrak hem aan kracht. Hij viel ellendig weer op de grond, al zag hij opeens een schim voor zijn ogen en hoorde hij het geratel van kettingen.
“Baron,” fluisterde hij en hij stak zijn hand uit naar de schim. En wat hij zo hard vreesde, gebeurde slechts een moment later: hij verloor het bewustzijn.
Loena had nooit verwacht dat ze zo zou kunnen genieten van een feestje. Het was fantastisch.
De hapjes waren heerlijk, de muziek was aangenaam en ook het gezelschap was uitstekend. Professor Zwamdrift had haar wel zeker een uur uitgevraagd over het Rotmondcomplot. Ze kon enorm opgaan in zulke theorieën.
Maar na dat uurtje kon professor Zwamdrift haar gedachten er niet meer zo goed bijhouden. De vier glazen sherry die ze had binnengekapt leken haar nu parten te spelen en haar ogen keken scheler dan anders door de dikke jampotglazen. Gelukkig erkende Zwamdrift dat zelf ook en ze nam wankel afscheid van Loena en begaf zich in allerlei rare bochten naar de deur.
Loena neuriede mee met de muziek en keek naar de prachtige verlichting boven haar. De oogverblindende elfjes fladderden rond in de lamp en Loena werd gefascineerd door hun gracieuze bewegingen.
“Ze zijn mooi, he?”
Loena herkende de stem niet en keek naast haar. Het was Sanguini, de lange en magere vampier die samen met Elias Mier, auteur van Bloedbroeders: Mijn Leven Tussen de Vampiers, door professor Slakhoorn waren uitgenodigd. De grauwe wallen konden de hongerige blik in zijn ogen niet verbergen en hij keek haar niet-aflatend aan.
Loena keek op haar beurt met een niet-aflatende dromerige blik terug in zijn ogen. Zijn ogen waren bijna zo donker als die van Severus, erkende ze, en ze glimlachte terwijl ze naar de vampier opkeek. Hij was wel zeker een kop groter dan Severus.
Iedere andere studente zou het gebrek aan respect voor persoonlijke ruimte hebben verfoeid. Hij stond praktisch tegen haar op – slechts enkele centimeters aan lucht scheidden hen. Maar Loena leek het niet eens op te merken.
“Jazeker, ze zijn heel mooi,” reageerde Loena en ze vervolgde in één adem: “En jij bent een vampier.”
Sanguini knikte terwijl Loena om zich heen keek. Ze zag hoe Elias Mier druk aan het praten was met professor Banning. Beiden leken ze het niet in de gaten te hebben dat Sanguini aan hun aandacht was ontsnapt.
“Ik ben Loena Leeflang,” stelde ze zichzelf voor.
“Sanguini,” zei de vampier. Zijn blik keek haar nog steeds hongerig aan en Loena vroeg zich af of hij trek had. Ze zag een huiself met een schoteltje aan hapjes passeren en nam er eentje van af.
“Hapje hebben?” bood ze aan en hij reikte ernaar. Hun vingers raakten voor een moment en het viel Loena op hoe koud ze wel niet waren. Loena keek met grote ogen toe hoe hij zijn mond opende om het hapje te verorberen en zag hoe puntig zijn hoektanden waren.
“Ga jij naar veel feestjes?” vroeg Loena geïnteresseerd en Sanguini schudde zijn hoofd en zweeg. “Ik ook niet,” gaf ze eerlijk toe. “Maar ik vind het wel leuk.”
“Ik ook,” zei Sanguini, al klonk zijn stem redelijk verveeld.
Al vond ze het best interessant om met een vampier te praten, iets in de hoek van de kamer leidde haar af en Loena verontschuldigde zichzelf.
“Excuseer.”
Loena stapte weg van Sanguini en baande zich een weg door het volk.
Severus stond met zijn rug naar haar toe met een glas elfenwijn in zijn hand. De manier waarop hij de drank naar zijn lippen bracht, gaf Loena het vermoeden dat hem iets dwars zat. Hij was aan het kijken naar de toverdrankboeken die in Slakhoorns kast stonden. Zijn houding deed haar echter denken aan de avond dat ze hem dronken had aangetroffen in de Zwijnskop.
Ze had nog maar enkele meters tussen haarzelf en hem te overbruggen toen ze opeens haar naam hoorde.
“Loena! Eindelijk!” Harry naderde haar en slaakte een opgeluchte zucht. Loena zag vanuit haar ooghoek hoe Severus even zijn hoofd had gedraaid en ze wist dat hij meeluisterde.
“Je was opeens weg,” merkte Loena op, al was er geen verwijt te horen in haar stem.
“Ja, sorry daarvoor. Toilet. En toen ik terug kwam, had ik moeite om Slakhoorn kwijt te raken.” Harry keek om zich heen, bang dat hij alsnog gevolgd was, en draaide zich daarna weer naar Loena. “Hermelien is ook nergens meer te zien.”
“Ik denk dat ze voor Markus Stoker is gevlucht,” zei Loena eerlijk. “Ik zou het ook niet leuk vinden als jij constant met je vingers aan me zat.”
Loena hoorde hoe Severus zich verslikte in zijn elfenwijn en kuchend een servetje ging zoeken.
Ook Harry erkende hoe genant eerlijk Loena kon zijn met momenten – al voelde hij zich niet beledigd door haar uitspraak.
“Uiteraard,” zei hij begrijpend. “Ik hoop dat je het alsnog naar je zin hebt hier?”
Loena knikte enthousiast. “Het is hier enig! Ik ben zo blij dat je me hebt meegevraagd!”
Harry’s gezicht vertrok een beetje en hij keek haar schuldig aan. “Loena, ik weet dat het niet erg beleefd is, maar zou je het erg vinden als ik het feestje nu al zou verlaten? Ik heb Hermelien nog iets heel belangrijks te vertellen.”
“Oh.” Loena had dat niet verwacht. “Moet ik met je meegaan?”
“Nou, nee, dat hoeft niet. Als je het naar je zin hebt, mag je natuurlijk nog blijven.”
Loena glimlachte opgelucht. “Dat lijkt me leuk. Ik denk dat ik dan nog even hier blijf.”
Harry leek ook opgelucht. “Ok. Slaapwel, Loena!”
“Slaapwel, Harry!”
Ze keek hoe Harry de ruimte verliet en draaide zich daarna weer naar Severus. Hij was iets verder gaan staan en leek nog steeds een van de boekenkasten van Slakhoorn te bestuderen, maar het viel aan zijn rug af te lezen dat hij toch nog alles had gehoord. Toen Loena hem naderde, draaide hij zich al lichtjes naar haar toe.
“Is alles in orde, professor?” vroeg Loena terwijl ze net als hem naar de boeken keek.
“Wat zou er mis zijn, juffrouw Leeflang?”
Ze hoorde aan zijn stem dat hij kortaf was. Er zat hem dus iets dwars. Maar ze zou hem nooit zover krijgen dat hij zou vertellen wat er aan de hand was – er waren teveel ogen van mensen die hij niet vertrouwde. Loena wist dat het geen zin had om hem te overtuigen iets erover te lossen.
“Drink niet teveel, oké, professor? Want ik zie wel dat er iets is.”
Haar stem klonk zacht en bezorgd en Severus wilde haar net aankijken toen ze zich alweer wegdraaide en in het volk verdween.
Hij moest het eerlijk toegeven – zijn avond was slecht begonnen. Eerst kreeg hij te horen dat ze met Potter zou komen, daarna deed Malfidus bijna de volledige missie falen en nu was hij het vertrouwen van de jonge Zwadderaar volledig kwijt. Je zou van minder ellendig worden.
Maar Loena’s warme stem had zijn kille hart die avond alsnog weten te ontdooien. Hij stond er misschien toch niet helemaal alleen voor. En hij grijnsde toen hij terugdacht aan hoe ze tegen Potter had gezegd dat ze niet zou willen dat hij aan haar zat. Briljant. Hij had vast een triomfantelijke vuistslag door de lucht gemaakt, als hij zich niet had verslikt in zijn elfenwijn.
Loena zwierf nog een beetje doelloos tussen het volk door, maar ze realiseerde dat de meest interessante mensen het feestje al hadden verlaten. Toen ze zichzelf betrapte op een geeuw, besloot ze dat ze ook best kon gaan slapen. Ze liep naar de deur en zag Severus nog steeds aan de boekenkasten staan. Het leek wel alsof hij haar ogen kon voelen branden, want hij keek opeens op. Ze glimlachte warm en al zou hij niet terugglimlachen, hij kreeg er ook de kans niet toe want ze verliet onmiddellijk de kamer.
Severus kreeg amper de tijd om verder te mijmeren over zijn gevoelens voor Loena want hij zag opeens hoe de grote en magere vampier naar de deur liep en argwanend een blik op Elias Mier wierp. Deze leek niet door te hebben dat zijn vampierenvriend zijn kans zag om te onstnappen en Severus stond even als verlamd toen hij realiseerde dat Sanguini misschien de jacht op Loena had geopend.
Slechts voor een moment overwoog hij de optie om Elias Mier te vertellen dat Sanguini was ontsnapt. Maar iets weerhield hem. Hij kon zelf niet benoemen wat het was. Wilde hij zelf alle eer opstrijken als hij Sanguini’s plan kon stoppen? Of vond hij het simpelweg idioot dat hij – de leraar Verweer – hulp van een kleine tovenaar moest inroepen om een vampier te stoppen?
De keuze was snel gemaakt en hij begaf zich naar de uitgang van het lokaal. Hij zette zijn glas elfenwijn neer op een dienblad waarmee een huiself rondliep en haastte zich de gang op. Zowel links als rechts was niemand meer te zien op de gang en Severus aarzelde even.
Links. De kortste weg naar de leerlingenkamer van Ravenklauw was links.
Hij vroeg zich af hoe lang hij had getwijfeld voordat hij de kamer had verlaten, want hij kon noch Sanguini, noch Loena ergens zien. Hij rende nu de trappen op van de trappenhal en het was op de derde verdieping dat hij opeens stemmen hoorde. Snel verliet hij de trappenhal en rende hij de gang in. Toen hij Loena’s stem herkende om de hoek, hield hij stil en zette hij zijn stappen extra zacht terwijl hij naderde. Hij kon maar net horen dat ze iets aan Sanguini vroeg.
“... naar het feestje terugkeren?”
“Het feestje is saai,” zei Sanguini langzaam. “Ik wilde met jou mee.”
“Oh.” Loena was even stil, alsof ze diep nadacht. “Waarom met mij?”
“Ik vind je geur lekker.”
Severus balde zijn vuisten terwijl hij zijn rug tegen de muur drukte en luisterde wat zich verder afspeelde. Sanguini was echt op jacht. Maar zoals zoveel vampieren, zou hij niet onmiddellijk toeslaan. Ze hielden ervan te spelen met hun eten.
Loena klonk zowaar verrast. “Mijn geur? Ik was me niet eens bewust dat ik er één had!”
“Iedereen heeft er één. Jij ook. Het vertelt me fascinerende dingen over jou.”
Severus hield niet van de toon van Sanguini. Het flirterige gefluister waarin hij haar aansprak, deed zijn bloed koken. Loena behoorde helemaal niet toe aan die vampier... enkel aan hem.
“Je zit veel in het Verboden Bos. Ik kan het mos ruiken doorheen de geur van je limoenshampoo. En doorheen die sterke geuren, ruik ik je persoonlijkheid. Je bent onafhankelijk en sterk. En je draagt geheimen met je mee. Of toch op zijn minst één... diep... geheim....”
De voetstappen van Sanguini waren te horen waar Severus stond. Het klonk alsof hij om Loena heen cirkelde.
“En weet je wat ik nog het sterkste ruik?” Hij wachtte niet eens op een antwoord. “Je blinde affectie. Liefde.”
Severus voelde zijn hart tot in zijn maag zinken. Hij maakte zich niet de illussie dat hij degene was voor wie Loena gevoelens had. In zijn gedachten zag hij haar al zuchtend en zwijmelend achter Harry Potter aanlopen.
“Wat maakt dat uit?” Loena’s dromerige stem klonk zowaar een tikje geïrriteerd.
“Niets. En alles. Ik hou wel van die geur.”
“Waarom kijk je me zo aan? Ga je me opeten of zo?”
“Opeten? Nee. Ik ben niet zo een hongerig type. Maar dorst...”
Severus hield niet van de onheilspellende stilte die viel.
“Ja... Dorst... Dat heb ik wel...”
Genoeg! Die vampier zou geen woord meer zeggen. Severus kon zich niet langer inhouden en draaide de hoek van de gang om.
“Drink dan dit, smerige bloedzuiger! Aquamenti Maximus!”
Een kleine vloedgolf aan water verscheen uit het niets en overspoelde de vampier, die proestend op de grond viel.
Loena snakte naar adem, en rende vervolgens langs enkele harnassen heen naar Severus, die nog steeds zijn toverstaf dreigend op de vampier had gericht. Loena glimlachte, bij hem zou ze veilig zijn.
“Gaat het?”
Loena knikte, nog steeds ademloos.
“Waar is je toverstaf?”
Met een schuldige blik in haar ogen keek Loena hem aan en Severus rolde met zijn ogen. Typisch. Ze had haar staf niet eens bij. Ze had waarschijnlijk geen bijhorend tasje gevonden voor haar zilveren kerstjurkje. Wat meisjes er wel niet voor over hadden om mooi te zijn. Als hij er niet was geweest, was ze een vogel voor de kat geweest.
Langzaam, maar zeker begon Sanguini te lachen. Eerst stilletjes, maar daarna steeds uitbundiger. Loena en Severus keken de vampier argwanend aan.
Toen hij na een kleine eeuwigheid uitgelachen was, schudde hij met zijn hoofd. “Ik ben honderdzevenenzeventig jaar oud! En jij denkt dat je me kan tegenhouden met wat water?”
De charmante glimlach die Sanguini op zijn lippen droeg, veranderde opeens in een bedreigende grijns en van de ene op de andere seconde sprong – nee, vloog! – hij opeens op Severus af. Zijn beide handen wrongen zich om de nek van het hoofd van Zwadderich en Loena sloeg een gilletje van angst toen Severus zijn toverstaf liet vallen.
Het duurde echter niet lang of Loena had haar koelbloedigheid herwonnen. Ze dook naar de toverstaf van Severus.
“VOLATILI!”
De spreuk had zo een kracht dat Sanguini wel zeker zeven meter door de gang vloog alvorens hij hard op het tapijt landde. Loena had geen tijd om zich naar Severus te draaien, want Sanguini was nog maar net geland of hij sprong weer op en vloog ditmaal naar Loena. Hij duwde haar hard met haar schouders naar de grond. Loena kwam met een smak neer en zag hoe Sanguini’s ogen gefixeerd keken naar haar nek.
Sanguini kreeg gelukkig niet de kans om toe te slaan, of Severus gooide opeens zijn volledige gewicht in de strijd en trok Sanguini van haar af alvorens hij de vampier enkele vuistslagen verkocht en hem tegen de grond probeerde te houden.
Haastig zocht Loena naar de toverstaf die ze had laten vallen en toen ze hem vond richtte ze hem op Sanguini en riep ze: “Paralitis!”
Severus kroop snel weer van de verlamde vampier weg en greep Loena’s hand en trok haar verder van de vampier vandaan. Samen deden ze enkele passen achteruit en Severus nam ook zijn toverstaf terug.
Sanguini’s hand trok krampachtig samen en Severus sprak nog een verlamstraal op de vampier uit, maar hij kwam alsnog half overeind en steunde op zijn ellebogen terwijl hij op de grond lag om Severus en Loena alsnog aan te kijken. De meeste spreuken hadden amper affect op deze duistere wezens.
Severus overwoog het voor een moment om een van de houten lanzen van de harnassen door het hart van de vampier te jagen – maar professor Slakhoorn zou het vast niet op prijs stellen als hij één van zijn gasten vermoordde. Hij draaide zich even naar Loena.
“Ga Elias Mier halen. Nu!”
Loena knikte en rende zo hard als ze kon. Eens ze in de trappenhal was, hoorde ze opeens een bekend geluid – het geratel van kettingen, enkele verdiepingen boven haar.
“Baron!” riep ze. “Baron, ik heb uw hulp nodig!”
De baron vloog doorheen de trappen die zich boven Loena bevonden en keek haar verrast aan. Hij zag aan haar blik dat er iets aan de hand was en ze begon al te spreken voor hij haar iets kon vragen.
“De vampier Sanguini wilde me aanvallen. Severus hield hem tegen, maar we hebben de hulp van Elias Mier nodig! Hij is op het feestje van Slakhoorn!”
De Baron knikte gedecideerd. Hij zou alles doen om het hoofd van Zwadderich en het lieve kind uit Ravenklauw te helpen. “Laat dat aan mij over! Zorg jij voor Severus!”
In de tussentijd hield Severus zijn toverstaf op de vampier gericht. Deze bewoog niet, maar keek hem indringend aan.
“Ik voel je woede. Waarom doe je het niet? Je weet dat je me wilt vermoorden.”
Severus keek de vampier vol haat aan. “Omdat ik het kan, betekent niet dat ik het ook doe.”
“Ja, natuurlijk...” zei Sanguini in een listige stem. “Wat zou ze wel niet van je denken...”
Hij hield niet van de toon waarmee Sanguini dat zei. De insinuatie die de vampier maakte, stond hem nog minder aan.
“Beeld je maar niets in,” blafte Severus hem toe.
Sanguini rolde met zijn ogen. “Het is niet nodig om me wat dan ook in te beelden. Het is gewoon overduidelijk.” Sanguini keek de leraar Verweer van kop tot teen aan. “Maar je kan je onzekerheden en angsten niet voor mij verbergen. Je bent ziekelijk jaloers. Dat is ook waarom je hier bent. Je zou het niet kunnen verdragen als iemand aan haar kwam.”
“Natúúrlijk,” zei Severus met een stem waar de ironie vanaf droop, voordat hij terug een hardere toon aannam. “Maar ik ben niet vergeten wat voor bloedzuiger jij bent, Sanguini.” Hij schudde gedeguteerd zijn hoofd. “Ik zal nooit toestaan dat jij haar aanraakt! Walgelijk schepsel. Denk je nou echt dat ik je zou laten begaan?!”
Sanguini glimlachte gecharmeerd. “Dat vind ik wel mooi aan jou, professor. Dat je zowaar voor haar zou willen sterven. Heb je haar al verteld dat je gevoelens voor haar zo sterk zijn?”
Severus keek de vampier enkel met een haatdragende blik aan. Hij zou zich niet laten afleiden door zijn gladde praatjes, nam hij zich voor.
“Je zou het moeten zeggen, weet je,” ging Sanguini ongestoord verder. “Waarom niet nu? Nu meteen. Alles wat op je hart ligt. Het is er het goede moment voor.” De vampier glimlachte gemeen. “Ze staat vlak om de hoek.”
Severus’ hart leek even te stoppen met kloppen en in een fatale seconde draaide hij zijn hoofd om te zien of Loena inderdaad in de buurt was. Sanguini had Severus al die tijd aan het lijntje gehouden, wachtend tot de verlamstraal zijn effect zou zijn verloren – want ze hadden sowieso een veel kleiner effect op vampieren dan op tovenaars – en hij sprong nu op Severus af. Hij schopte de toverstaf uit de handen van de afgeleide professor en sloeg hem vervolgens tegen de grond.
Toverstaf of geen toverstaf, Loena had inderdaad om het hoekje meegeluisterd en nu zou ze Severus niet in zijn eentje achterlaten bij dat monster. Net toen ze de hoek wilde omslaan om te zien hoe ze kon helpen, schrok ze zich een hoedje. Sanguini dook recht voor haar op en zijn grauwe en wellustige ogen keken haar smachtend aan.
Loena’s hart klopte sneller dan anders. Dit was helemaal niet goed. Het ergste was dat ze niet eens wist wat Severus was overkomen. Ze deed langzaam een stap naar achteren, maar dit creëerde geen grotere afstand tussen haarzelf en de vampier. Hij volgde haar stappen en keek haar indringend aan. Loena werd zich bewust van de dreiging die van de vampier uitging en ze voelde angst. Sanguini leek dit te ruiken want zijn blik werd meer en meer opgewonden.
Ze staarde de vampier in zijn ogen en ze kreeg slechts één zaak over haar lippen. Het was een smeekbede om hulp – een smeekbede om een teken van leven: “Severus...”
Zijn hoofd stond op barsten en het was zwart voor zijn ogen, maar Loena’s stem leek hem terug bij bewustzijn te dwingen. De rake klappen van Sanguini gonsden na in zijn hoofd en hij trilde terwijl hij probeerde recht te komen. Hij hoorde haar weeral zijn naam zeggen – smeken. Wankel kroop hij naar zijn toverstaf en hij greep deze stevig vast, maar zodra hij deze vast had werd het zwart voor zijn ogen. De onmacht maakte hem ellendig en hij wilde niets liever dan Loena te hulp schieten, maar het ontbrak hem aan kracht. Hij viel ellendig weer op de grond, al zag hij opeens een schim voor zijn ogen en hoorde hij het geratel van kettingen.
“Baron,” fluisterde hij en hij stak zijn hand uit naar de schim. En wat hij zo hard vreesde, gebeurde slechts een moment later: hij verloor het bewustzijn.