28/08/2020, 14:34
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 14:47 door CartoonJessie.)
Onafhankelijkheid
Ik ben mijn onafhankelijkheid aan het verliezen. Vraag me niet sinds wanneer dat al zo is, maar ik ben me er nog niet al te lang van bewust.
Perkamentus en Loena.
Iedere keer dat ik ze zie, besef ik mij meer en meer dat ik niet zonder hen kan. Perkamentus om me de weg te wijzen. Loena om me eraan te doen herinneren dat ik een reden heb om die weg te volgen.
Ik weet dat ik Perkamentus zal moeten doden of zijn dood zal moeten laten gebeuren. Ik weet dat ik hem niet kan redden en het is het meest rotte gevoel dat bestaat. Wanneer die tijd komt, zal ik mijn rug moeten draaien aan de Orde en mijn plek aan de rechterzijde van de Duistere Heer moeten innemen, maar het zal moeilijk zijn.
Mijn gevoelens staan me in de weg om deze taak feilloos uit te voeren. Mijn Occlumentie is aan het veranderen – aan het verslechteren. Ik oefen meer dan ooit – ik mediteer en probeer alle gedachten aan Loena en Perkamentus uit mijn hoofd te zetten. Dat lukt. Ik kan het. Maar van het moment dat ik het opgeef, vullen ze mijn hoofd driemaal zo erg als ervoren.
Perkamentus’ wijze woorden over mijn lot herhalen zich tot in het oneindige en ik zie dan enkel nog Loena voor mijn ogen. Ze is me aan het betoveren en ik ben evenzeer aan haar gehecht als ik ooit was aan Lily.
Lily en Loena.
Ze lijken niet meteen op elkaar. Ik probeer overeenkomsten te vinden, maar de enige overeenkomst die ik vind, zit in mijn gevoel voor hen. Het respect, de vriendschap en de liefde die ik voor beiden voel zijn identiek. Maar voor Loena is het anders. Lily heeft me verraden. Lily heeft me in de steek gelaten. Ik heb haar niet kunnen redden. De bitterheid die daaruit voortvloeit kan ik moeilijk vergeten.
Maar Loena is er voor mij. Ze is mijn beste vriend. Ze heeft me tot nog toe niet in de steek gelaten. En ik kan haar redden van ieder lot dat haar staat te wachten. Er is hoop voor Loena en mij. Loena ben ik nog niet kwijt, Loena is nog van mij.
En anderzijds zal ik Loena nooit kunnen hebben. Ze is zo mogelijk nog meer onbereikbaar dan Lily was. Het enige dat tussen mij en Lily stond, was James Potter. En het feit dat ik Dooddoener was speelde ook wel mee...
Het feit dat ik Dooddoener ben, lijkt Loena helemaal niet weg te schrikken. Maar ik ben een professor. Ik kan en mag niets met een studente beginnen, hoezeer ik ook voor haar een uitzondering zou willen maken. Soms vraag ik me af of zij iets zou willen beginnen met mij... Ik voel dat we beiden een diepe affectie voor elkaar hebben.
Vrijdagavond gingen we enorm op in onze duelleeroefeningen. Ze wordt steeds beter. Ik word steeds trotser. En soms moet ik eerlijk toegeven dat mijn concentratie wordt afgeleid door de manier waarop ze beweegt of ze haar haren achter haar hoofd zwaait. Ze beseft het zelf waarschijnlijk niet waardoor op dat moment mijn verdediging zakt, maar ze slaat er iedere keer doorheen.
Ze raakte me op mijn neus. Het gevoel van een knallende elastiek op mijn neus. Vraag me niet hoe het kwam, maar ik viel achterover ervan, struikelend over mijn eigen mantel.
Ze kwam zo snel dichterbij gerend en liet zich bezorgd op haar knieën vallen – naast mij, verschrokken, vragende of ze me pijn had gedaan. Ik wreef over mijn neus en toen ze zich besefte waar ze me had geraakt, leek ze helemaal van streek en riep ze uit: “Oh nee! Toch niet op je neus! Dat is mijn favo deel van je gezicht!”
Voor een moment was ik te verbaasd door haar spontane uitspraak. Bedoelde ze dan dat de rest van mijn gezicht nog lelijker was dan mijn neus? Ik was even mijn kluts kwijt en wist niet wat ik ervan moest maken, tot ik in haar ogen keek en ze me schuldig aankeek. Ze meende het gewoon.
Ik moest lachen. Ik kon me niet herinneren wanneer ik nog eens zo gelachen had. Ze deed al gauw mee toen ze besefte dat ik niet boos op haar was en we zaten gewoon lachend naast elkaar.
Zo simpel, zo wondermooi.
Ik werd me langzaamaan bewust van mijn gevoelens voor haar – niet dat ze er eerder niet waren geweest, ik had ze gewoon verborgen en genegeerd – en ik werd stiller. Ze merkte dit en haar eigen gelach werd ook minder. Ze glimlachte en streelde met haar vinger over mijn neus. Ik durfde geen adem te nemen, bang om haar weg te schrikken.
Ze vroeg me of het pijn deed en ik wist niet wat te antwoorden. Haar zachte aanraking zou me nooit pijn doen. Het enige gevoel waarvan ik me bewust was, was de warme tinteling die door haar vingertoppen veroorzaakt werd. Hoe kon ik pijn voelen als ik me enkel daarvan bewust was?
Het leek een eeuwigheid, maar uiteindelijk schudde ik mijn hoofd. Ze stond recht en hielp mij ook weer recht en diep in mij moest ik me heel hard bedwingen om haar niet dichterbij te trekken en mijn lippen op de hare te laten rusten. Ik kon het niet. Ik kan het nog steeds niet.
Ik word er soms niet goed van als ik eraan denk. Ik ben Lily kwijtgeraakt door haar te laat blijk te geven van mijn gevoelens. Ik heb de doodsangst in mij dat ik Loena ook zal kwijtraken als ik haar nooit toon wat ik voel. Maar het kan niet – het mag niet.
Ik ben inderdaad mijn onafhankelijkheid aan het verliezen. Ik ben afhankelijk van Perkamentus, van Loena, van alle regels die me opgelegd worden, alle zaken die ik niet mag doen. Ik vraag me af ik me ooit nog onafhankelijk genoeg zal voelen om alsnog een kus van haar te stelen – of simpelweg met haar te delen.
Ze bloosde. Toen ze me losliet. Net zoals ik bloosde...
Ik vraag het me soms af...
Ik ben mijn onafhankelijkheid aan het verliezen. Vraag me niet sinds wanneer dat al zo is, maar ik ben me er nog niet al te lang van bewust.
Perkamentus en Loena.
Iedere keer dat ik ze zie, besef ik mij meer en meer dat ik niet zonder hen kan. Perkamentus om me de weg te wijzen. Loena om me eraan te doen herinneren dat ik een reden heb om die weg te volgen.
Ik weet dat ik Perkamentus zal moeten doden of zijn dood zal moeten laten gebeuren. Ik weet dat ik hem niet kan redden en het is het meest rotte gevoel dat bestaat. Wanneer die tijd komt, zal ik mijn rug moeten draaien aan de Orde en mijn plek aan de rechterzijde van de Duistere Heer moeten innemen, maar het zal moeilijk zijn.
Mijn gevoelens staan me in de weg om deze taak feilloos uit te voeren. Mijn Occlumentie is aan het veranderen – aan het verslechteren. Ik oefen meer dan ooit – ik mediteer en probeer alle gedachten aan Loena en Perkamentus uit mijn hoofd te zetten. Dat lukt. Ik kan het. Maar van het moment dat ik het opgeef, vullen ze mijn hoofd driemaal zo erg als ervoren.
Perkamentus’ wijze woorden over mijn lot herhalen zich tot in het oneindige en ik zie dan enkel nog Loena voor mijn ogen. Ze is me aan het betoveren en ik ben evenzeer aan haar gehecht als ik ooit was aan Lily.
Lily en Loena.
Ze lijken niet meteen op elkaar. Ik probeer overeenkomsten te vinden, maar de enige overeenkomst die ik vind, zit in mijn gevoel voor hen. Het respect, de vriendschap en de liefde die ik voor beiden voel zijn identiek. Maar voor Loena is het anders. Lily heeft me verraden. Lily heeft me in de steek gelaten. Ik heb haar niet kunnen redden. De bitterheid die daaruit voortvloeit kan ik moeilijk vergeten.
Maar Loena is er voor mij. Ze is mijn beste vriend. Ze heeft me tot nog toe niet in de steek gelaten. En ik kan haar redden van ieder lot dat haar staat te wachten. Er is hoop voor Loena en mij. Loena ben ik nog niet kwijt, Loena is nog van mij.
En anderzijds zal ik Loena nooit kunnen hebben. Ze is zo mogelijk nog meer onbereikbaar dan Lily was. Het enige dat tussen mij en Lily stond, was James Potter. En het feit dat ik Dooddoener was speelde ook wel mee...
Het feit dat ik Dooddoener ben, lijkt Loena helemaal niet weg te schrikken. Maar ik ben een professor. Ik kan en mag niets met een studente beginnen, hoezeer ik ook voor haar een uitzondering zou willen maken. Soms vraag ik me af of zij iets zou willen beginnen met mij... Ik voel dat we beiden een diepe affectie voor elkaar hebben.
Vrijdagavond gingen we enorm op in onze duelleeroefeningen. Ze wordt steeds beter. Ik word steeds trotser. En soms moet ik eerlijk toegeven dat mijn concentratie wordt afgeleid door de manier waarop ze beweegt of ze haar haren achter haar hoofd zwaait. Ze beseft het zelf waarschijnlijk niet waardoor op dat moment mijn verdediging zakt, maar ze slaat er iedere keer doorheen.
Ze raakte me op mijn neus. Het gevoel van een knallende elastiek op mijn neus. Vraag me niet hoe het kwam, maar ik viel achterover ervan, struikelend over mijn eigen mantel.
Ze kwam zo snel dichterbij gerend en liet zich bezorgd op haar knieën vallen – naast mij, verschrokken, vragende of ze me pijn had gedaan. Ik wreef over mijn neus en toen ze zich besefte waar ze me had geraakt, leek ze helemaal van streek en riep ze uit: “Oh nee! Toch niet op je neus! Dat is mijn favo deel van je gezicht!”
Voor een moment was ik te verbaasd door haar spontane uitspraak. Bedoelde ze dan dat de rest van mijn gezicht nog lelijker was dan mijn neus? Ik was even mijn kluts kwijt en wist niet wat ik ervan moest maken, tot ik in haar ogen keek en ze me schuldig aankeek. Ze meende het gewoon.
Ik moest lachen. Ik kon me niet herinneren wanneer ik nog eens zo gelachen had. Ze deed al gauw mee toen ze besefte dat ik niet boos op haar was en we zaten gewoon lachend naast elkaar.
Zo simpel, zo wondermooi.
Ik werd me langzaamaan bewust van mijn gevoelens voor haar – niet dat ze er eerder niet waren geweest, ik had ze gewoon verborgen en genegeerd – en ik werd stiller. Ze merkte dit en haar eigen gelach werd ook minder. Ze glimlachte en streelde met haar vinger over mijn neus. Ik durfde geen adem te nemen, bang om haar weg te schrikken.
Ze vroeg me of het pijn deed en ik wist niet wat te antwoorden. Haar zachte aanraking zou me nooit pijn doen. Het enige gevoel waarvan ik me bewust was, was de warme tinteling die door haar vingertoppen veroorzaakt werd. Hoe kon ik pijn voelen als ik me enkel daarvan bewust was?
Het leek een eeuwigheid, maar uiteindelijk schudde ik mijn hoofd. Ze stond recht en hielp mij ook weer recht en diep in mij moest ik me heel hard bedwingen om haar niet dichterbij te trekken en mijn lippen op de hare te laten rusten. Ik kon het niet. Ik kan het nog steeds niet.
Ik word er soms niet goed van als ik eraan denk. Ik ben Lily kwijtgeraakt door haar te laat blijk te geven van mijn gevoelens. Ik heb de doodsangst in mij dat ik Loena ook zal kwijtraken als ik haar nooit toon wat ik voel. Maar het kan niet – het mag niet.
Ik ben inderdaad mijn onafhankelijkheid aan het verliezen. Ik ben afhankelijk van Perkamentus, van Loena, van alle regels die me opgelegd worden, alle zaken die ik niet mag doen. Ik vraag me af ik me ooit nog onafhankelijk genoeg zal voelen om alsnog een kus van haar te stelen – of simpelweg met haar te delen.
Ze bloosde. Toen ze me losliet. Net zoals ik bloosde...
Ik vraag het me soms af...