28/08/2020, 14:15
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 14:21 door CartoonJessie.)
Weken
In de weken die voorbij gingen, ontstond een patroon. Severus en Loena spraken niet met elkaar als ze elkaar tegenkwamen in de Grote Zaal of op de gangen. Ze deelden meestal een geheime blik, die Loena omschreef als “de vriendschapsblik”. Voor haar was het alsof die blik haar extra kracht gaf en ook hij moest in zichzelf toegeven dat het zien van haar blik meestal als gevolg had dat zijn dag net dat ietsje leuker was.
Vrijdag was echter hun dag. De laatste twee uren volgde Loena zijn lessen Verweer met een haast ongezonde interesse en daarna volgde haar strafstudie. Severus was van plan geweest om die straf te laten vervallen – iedereen was immers in de overtuiging dat Loena op het moment dat ze de straf kreeg door de Bloederige Baron bezeten was. Maar het was Loena die zelf graag wilde nablijven – en ze had hem voorgesteld dat hij haar straf gewoon zou aanpassen. In plaats van na te blijven omwille van het disrespect, kon hij haar laten nablijven omwille van haar eigen domheid – om haar een lesje te leren zodat ze zich nooit meer zou laten Begeesten.
Het had zo logisch geklonken dat Severus het onmiddellijk met haar eens was geweest en Loena werd zijn meest interessante nablijver. Sterker nog – als een van zijn leerlingen op vrijdag een strafstudie verdiende, verplaatste hij die strafstudie naar een andere dag.
Enkel Loena zou op vrijdag nablijven. Daar zou hij wel voor zorgen.
Van zodra alle Ravenklauwers en Huffelpuffers het lokaal verlieten, sprak hij een Murmelio-spreuk uit op de kamer. Hij wist nooit waarover hij het met juffrouw Leeflang zou hebben, maar wat ze zeiden was niet voor andermans oren bedoeld. Ook de deur ging iedere keer op slot en Loena begreep dat volledig. “Ze mogen niet zien dat we vrienden zijn, he Severus? Dat zou je reputatie weeral bijna vernietigen. Ik weet niet hoe ik dat nog zou kunnen herstellen dan. Zelfs de Bloederige Baron zou ons dan niet kunnen helpen!”
De Baron op zijn beurt kwam al snel achter hun plot van het nablijven en bleef vaak op de gang voor het Verweerlokaal rondhangen. Dit schrok leerlingen met vragen voor professor Sneep meestal wel weg en als de strafstudie erop zat, vergezelde hij juffrouw Leeflang naar haar toren. In ruil vertelde ze hem welke leuke dingen ze had geleerd en genoot hij stiekem van de affectie in haar stem als ze het over ‘Severus’ had.
Tijdens de lessen Verweer zat ze nog steeds alleen aan haar bank en ook bij het oefenen was ze op zichzelf aangewezen. Loena daagde Severus nooit meer uit. Ze had haar les geleerd. Loena had haar professor verzekerd dat het vast Vulzige Vonkelvliegen waren geweest die haar zo van haar stuk hadden gebracht, waardoor ze zo opstandig was geworden die allereerste les. Volgens Severus waren het gewoon hormonen geweest. Ze was en bleef immers gewoon een tiener en hij dacht op sommige momenten wel wat opstandigheid in haar te herkennen.
Vooral die keer dat ze dat van de Vulzige Vonkelvliegen had gezegd, had hij het bestaan van die wezens proberen te ontkennen en geprobeerd om haar zacht aan haar verstand te brengen dat niet alles wat haar vader schreef ook echt bestond, maar dat was een waarheid waar ze nog niet klaar voor was. Ze was enkele minuten zelfs boos geweest, maar toen Severus – lichtjes tegen zijn zin – alles weer had teruggenomen, was ze weer haar dromerige en meest aangename zelf.
Maar waar Loena het meeste naar uitkeek, waren de momenten dat ze hem voor haar alleen had en hij haar begeleidde in het oefenen van de praktijk voor Verweer. In de les zelf had ze dan wel niemand om mee te oefenen, maar na de les werd het al snel een gewoonte dat Severus de duelleerpartner speelde die Loena tijdens de lessen nodig had. Voor Loena was hij geweldig – veel beter dan Harry ooit was geweest – en hij wees haar op alle details die ze in haar verdediging moest aanpassen. Hij vertelde haar waar ze op moest letten bij haar tegenstander en leerde haar de verdediging tegen de meest gebruikte duistere vloeken.
Ze konden daar zo in opgaan, dat ze zelfs het avondeten oversloegen en ze – moe van het oefenen en de lange werkweek – ‘s avonds thee met koekjes lieten komen uit de keukens.
“Je zou niet zoveel koekjes moeten eten.”
“Waarom niet? Is er iets mis met ze?”
“Nee, je wordt er dik van.”
“Hier, neem er zelf dan wat van. Jij bent graatmager. Jou zal het geen kwaad doen.”
“Ik hoef geen koekjes.”
“Dan eet ik ze wel op.”
“Dat zijn er wel erg veel.”
“Ik heb geen avondeten gehad en heb enorme honger.”
“Daarom moet je nog geen koekjes eten.”
“Ja maar, jij laat ze altijd die koekjes meenemen! Als je wil dat ik iets anders eet, zeg dan tegen de huiselven dat ze eens iets anders meenemen. Ik eet gewoon wat ik voorgeschoteld krijg.”
Loena zat nonchalant bovenop de eerste bank in het lokaal Verweer haar benen heen en weer te zwaaien. Op haar schoot lag het bord met koekjes en ze selecteerde er de lekkerste koekjes uit.
“Ik hou van die wat op bloemen lijken. De vulling is lekker.”
Severus zat keurig achter zijn bureau, zijn rug recht terwijl hij in zijn thee roerde.
“Ze doen je meer slecht dan goed,” zei hij waarschuwend.
“Ze doen me niets,” zei Loena in haar eigen waarschuwende stem – waarin het iedere keer te horen was hoe dromerig ze in feite was. Alsof ze waarschuwde voor een kleine donderwolk in haar prachtige snoepgekleurde droomwereld waarin al het licht kwam van regenbogen en lichtgevende eenhoorns.
“Wat zien we volgende week in Verweer?” vroeg ze losjes.
“Necroten,” antwoordde hij kort.
“En de week daarna?”
“Dementors.”
“En daarna?”
Hij keek Loena lichtjes verveeld aan. “Dat zien we dan nog wel.”
“Hebt u geen vast lessenplan?”
“Het is nog maar mijn eerste jaar als professor Verweer. En ik was niet onder de indruk van de lessenplannen van mijn voorgangers. Ik zie wel waaraan de hoogste nood is.”
“Ik bedoelde het niet als kritiek. Ik ben heel blij dat je Verweer mag geven. Ik heb al heel veel geleerd de afgelopen weken. Ik hoop dat ik ooit zo goed als jou zal zijn! Of dat de oorlog voorbij is en niemand dan nog Verweer hoeft te kunnen, dat zou ook fijn zijn.”
Loena mijmerde verder terwijl ze een koekje nam en het in één keer in haar mond stak en opat.
“Wat zijn jouw plannen als de oorlog voorbij is?”
Severus kreeg echter niet de kans om die vraag te beantwoorden, want de Bloederige Baron kwam haastig de kamer binnengezweefd.
“Perkamentus is op weg!” siste hij gejaagd en voor een moment zaten Loena en Severus als verstard, totdat Severus opeens opsprong, de lade van zijn bureau opentrok en keek naar een oud horloge.
“Verdomme, het is al negen uur voorbij. Je hebt de avondklok gemist.” Hij keek haastig om zich heen. Loena zat al van vijf uur bij hem – vanaf drie uur als je de les Verweer meetelde. Dat zou zelfs Perkamentus zijn begrip te boven komen. “Verstop je in mijn kantoor!”
Loena sprong snel op en zette het schoteltje met koekjes op Severus’ bureau. Vervolgens holde ze het trapje op en gooide ze de deur open op hetzelfde moment dat de Bloederige Baron er doorheen vloog. Loena sloot de deur achter zich en staarde de Bloederige Baron aan, op wiens doorschijnende gezicht de spanning stond te lezen.
Severus sprak een nonverbale Alohomora uit op de deur. Perkamentus zou zich enkel meer vragen stellen als de deur op slot bleek te zijn, en slechts drie tellen later hoorde hij een vrolijke klop op de deur.
“Binnen!” zei Severus terwijl hij zich terug achter zijn bureau neerzat en deed alsof hij gewoon in zijn eentje thee had zitten drinken.
Perkamentus stapte binnen en Severus keek opeens naar de bank waarop Loena had gezeten. Haar koekjes stonden dan wel op zijn bureau, maar haar eigen kopje thee stond nog onaangeroerd op de bank. Severus liep bijna rood aan, maar rukte snel zijn blik van het kopje weg en keek naar Perkamentus, van wie hij hoopte dat die niets zou merken.
“Goedenavond Severus,” groette Perkamentus hem beleefd en met een twinkeling in zijn ogen terwijl hij de deur achter hem weer sloot. “Zag ik zonet de Bloederige Baron niet hier binnenzweven? Hij leek nogal gehaast.”
Severus slurpte van zijn thee en zette het kopje weer neer op het schoteltje. “Ja, hij zat vast achter Foppe aan.”
Perkamentus schudde lichtjes van het lachen. “Uitstekend, Severus! Een uitstekende leugen, ware het niet dat het overduidelijk is dat hij je gewoon kwam waarschuwen voor mijn komst zodat je juffrouw Leeflang op tijd in je kantoortje kon verstoppen. Dat is echt nergens voor nodig. Haar thee wordt nog koud. Mag ik zelf ook wat nemen?”
Hij toverde er een kopje bij en schudde zichzelf wat thee in. Severus had nog nooit zo rood gezien en Loena opende de deur van het kantoortje en stapte op het kleine balkonnetje.
“Hoe wist u dat ik hier was?” vroeg Loena geïnteresseerd. Ze leek het helemaal niet erg te vinden dat haar schuilplaats geraden was.
De Bloederige Baron zweefde ook door de muur en keek lichtjes nijdig naar het oude schoolhoofd.
“Als schoolhoofd weet je zo’n dingen,” zei Perkamentus wijselijk tegen Loena. “Ik ken Severus. En de Bloederige Baron. En jou begin ik ook te kennen. Dan is het enkel nog een kwestie van logisch denken. Kom, je thee wordt koud.”
Loena liep opgewekt de trapjes terug af en ging terug op haar bank zitten en nam haar kopje thee.
“Oeh!” riep Perkamentus enthousiast uit terwijl hij het schoteltje met koekjes zag. “Ik ben zot van die wat op bloemen lijken! De vulling is heerlijk.”
Hij nam het schoteltje en bood Loena ook een koekje aan. Zonder aarzelen nam ze er eentje, maar toen Perkamentus het bord aan Severus aanbood, wuifde die ze snel weg met een gefrustreerde uitdrukking op zijn gezicht.
“Baron, ik hoop dat u ons ook wil vergezellen?”
De Baron zweefde nog steeds op het balkon en keek dodelijk naar Perkamentus.
“Waarom? Ik snap niet wat u hier doet.”
“Maak daar twee van,” vulde Severus wantrouwend aan.
“Drie!” zei Loena opgewekt en ze vulde snel aan: “Maar ik vind het helemaal niet erg hoor.”
“Ik wilde eigenlijk Severus spreken, maar ik heb geen geheimen voor zijn vrienden.”
De Bloederige Baron en Severus keken even ongemakkelijk naar elkaar. Zelf hadden ze elkaar nog niet als vrienden beschouwd. Loena straalde echter van trots.
“Mijn hand jeukt de laatste weken vreselijk – ik vroeg me af of je me kon helpen, Severus?”
Loena staarde met grote ogen naar zijn zwarte linkerhand.
“Hebt u een Duister Teken aangeraakt?” vroeg Loena ineens geinteresseerd. “Ze zeggen dat als je een Duister Teken aanraakt, dat...”
“Loena!” onderbrak Severus haar streng en Perkamentus keek even raar naar Severus. Nog nooit had hij haar in zijn bijzijn bij haar voornaam genoemd. “Het is onbeleefd om zulke vragen te stellen.”
Loena keek lichtjes beteuterd. “Ja, maar, Severus, het kon toch zijn...”
Perkamentus keek ook licht verrast naar juffrouw Leeflang. Ook zij had alle formaliteiten laten vallen. “Het was geen Duister Teken, juffrouw Leeflang. Maar Duister was het wel! Zeer zeker! Zonder Severus zou ik hier waarschijnlijk niet zitten.”
Loena luisterde gefascineerd en haar mond hing zelfs een tikje open.
“Heeft hij uw leven gered?”
“Jazeker, hij is een formidabele vriend. Ik zou hem met mijn leven vertrouwen.”
Perkamentus leek de aandacht op die laatste zin te leggen en hij en Loena keken elkaar lang en in stilte aan.
“Ik zit hier ook nog!” grommelde Severus opeens, zich bewust van het zaad dat Perkamentus bij Loena probeerde te planten – maar hij voelde zich er vreselijk ongemakkelijk door. Was dat waarom Perkamentus was gekomen – of had hij echt jeuk aan zijn handen gehad de afgelopen weken? “Ik zal zien wat ik kan doen,” vervolgde Severus terwijl hij recht kwam en zijn kopje thee liet staan.
Loena en Perkamentus snapten wat hij in feite bedoelde en ze dronken snel hun kopje leeg. Loena rende naar de achterste bank om haar eigen schooltas te nemen en wendde zich tot Severus. “Dank je wel voor de bijlessen en thee, Severus. Ik heb een leuke avond gehad.”
Severus knikte. “Geen dank,” zei hij kort, terwijl hij snel een blik op Perkamentus wierp. De oude man leek hier veel te veel plezier in te hebben.
“Baron, vergezelt u me tot aan mijn afdeling?”
“Met veel plezier, Loena.” En dat was de waarheid. Al was het ook waar dat de Baron stiekem de hoop koesterde om de Grijze Dame tegen het doorzichtige lijf te vliegen.
“Nog een fijne avond allebei!” zei Loena tegen Severus en Perkamentus en zij en de Bloederige Baron verlieten de kamer.
Severus draaide zich wantrouwend naar Perkamentus en trok zijn wenkbrauw op.
“Jeukt het echt?”
“Al weken!”
“Loena,” mijmerde de Baron denkend terwijl hij naast de jonge Ravenklauwse vloog. “Ik heb het idee dat Perkamentus wilde dat je erbij was en alles hoorde. Alsof hij je iets anders probeerde te vertellen toen hij zei dat hij Severus met zijn leven vertrouwde...”
Ze knikte langzaam en keek even mijmerend voor zich uit terwijl ze de trappen naar de toren van Ravenklauw opliep. “Volgens mij heb je gelijk. Ik merkte het ook, Baron. Maar wat bedoelde hij dan?”
De Bloederige Baron zweeg. In feite hadden ze beiden geen idee. Ze hadden nog genoeg tijd om het uit te zoeken.
In de weken die voorbij gingen, ontstond een patroon. Severus en Loena spraken niet met elkaar als ze elkaar tegenkwamen in de Grote Zaal of op de gangen. Ze deelden meestal een geheime blik, die Loena omschreef als “de vriendschapsblik”. Voor haar was het alsof die blik haar extra kracht gaf en ook hij moest in zichzelf toegeven dat het zien van haar blik meestal als gevolg had dat zijn dag net dat ietsje leuker was.
Vrijdag was echter hun dag. De laatste twee uren volgde Loena zijn lessen Verweer met een haast ongezonde interesse en daarna volgde haar strafstudie. Severus was van plan geweest om die straf te laten vervallen – iedereen was immers in de overtuiging dat Loena op het moment dat ze de straf kreeg door de Bloederige Baron bezeten was. Maar het was Loena die zelf graag wilde nablijven – en ze had hem voorgesteld dat hij haar straf gewoon zou aanpassen. In plaats van na te blijven omwille van het disrespect, kon hij haar laten nablijven omwille van haar eigen domheid – om haar een lesje te leren zodat ze zich nooit meer zou laten Begeesten.
Het had zo logisch geklonken dat Severus het onmiddellijk met haar eens was geweest en Loena werd zijn meest interessante nablijver. Sterker nog – als een van zijn leerlingen op vrijdag een strafstudie verdiende, verplaatste hij die strafstudie naar een andere dag.
Enkel Loena zou op vrijdag nablijven. Daar zou hij wel voor zorgen.
Van zodra alle Ravenklauwers en Huffelpuffers het lokaal verlieten, sprak hij een Murmelio-spreuk uit op de kamer. Hij wist nooit waarover hij het met juffrouw Leeflang zou hebben, maar wat ze zeiden was niet voor andermans oren bedoeld. Ook de deur ging iedere keer op slot en Loena begreep dat volledig. “Ze mogen niet zien dat we vrienden zijn, he Severus? Dat zou je reputatie weeral bijna vernietigen. Ik weet niet hoe ik dat nog zou kunnen herstellen dan. Zelfs de Bloederige Baron zou ons dan niet kunnen helpen!”
De Baron op zijn beurt kwam al snel achter hun plot van het nablijven en bleef vaak op de gang voor het Verweerlokaal rondhangen. Dit schrok leerlingen met vragen voor professor Sneep meestal wel weg en als de strafstudie erop zat, vergezelde hij juffrouw Leeflang naar haar toren. In ruil vertelde ze hem welke leuke dingen ze had geleerd en genoot hij stiekem van de affectie in haar stem als ze het over ‘Severus’ had.
Tijdens de lessen Verweer zat ze nog steeds alleen aan haar bank en ook bij het oefenen was ze op zichzelf aangewezen. Loena daagde Severus nooit meer uit. Ze had haar les geleerd. Loena had haar professor verzekerd dat het vast Vulzige Vonkelvliegen waren geweest die haar zo van haar stuk hadden gebracht, waardoor ze zo opstandig was geworden die allereerste les. Volgens Severus waren het gewoon hormonen geweest. Ze was en bleef immers gewoon een tiener en hij dacht op sommige momenten wel wat opstandigheid in haar te herkennen.
Vooral die keer dat ze dat van de Vulzige Vonkelvliegen had gezegd, had hij het bestaan van die wezens proberen te ontkennen en geprobeerd om haar zacht aan haar verstand te brengen dat niet alles wat haar vader schreef ook echt bestond, maar dat was een waarheid waar ze nog niet klaar voor was. Ze was enkele minuten zelfs boos geweest, maar toen Severus – lichtjes tegen zijn zin – alles weer had teruggenomen, was ze weer haar dromerige en meest aangename zelf.
Maar waar Loena het meeste naar uitkeek, waren de momenten dat ze hem voor haar alleen had en hij haar begeleidde in het oefenen van de praktijk voor Verweer. In de les zelf had ze dan wel niemand om mee te oefenen, maar na de les werd het al snel een gewoonte dat Severus de duelleerpartner speelde die Loena tijdens de lessen nodig had. Voor Loena was hij geweldig – veel beter dan Harry ooit was geweest – en hij wees haar op alle details die ze in haar verdediging moest aanpassen. Hij vertelde haar waar ze op moest letten bij haar tegenstander en leerde haar de verdediging tegen de meest gebruikte duistere vloeken.
Ze konden daar zo in opgaan, dat ze zelfs het avondeten oversloegen en ze – moe van het oefenen en de lange werkweek – ‘s avonds thee met koekjes lieten komen uit de keukens.
“Je zou niet zoveel koekjes moeten eten.”
“Waarom niet? Is er iets mis met ze?”
“Nee, je wordt er dik van.”
“Hier, neem er zelf dan wat van. Jij bent graatmager. Jou zal het geen kwaad doen.”
“Ik hoef geen koekjes.”
“Dan eet ik ze wel op.”
“Dat zijn er wel erg veel.”
“Ik heb geen avondeten gehad en heb enorme honger.”
“Daarom moet je nog geen koekjes eten.”
“Ja maar, jij laat ze altijd die koekjes meenemen! Als je wil dat ik iets anders eet, zeg dan tegen de huiselven dat ze eens iets anders meenemen. Ik eet gewoon wat ik voorgeschoteld krijg.”
Loena zat nonchalant bovenop de eerste bank in het lokaal Verweer haar benen heen en weer te zwaaien. Op haar schoot lag het bord met koekjes en ze selecteerde er de lekkerste koekjes uit.
“Ik hou van die wat op bloemen lijken. De vulling is lekker.”
Severus zat keurig achter zijn bureau, zijn rug recht terwijl hij in zijn thee roerde.
“Ze doen je meer slecht dan goed,” zei hij waarschuwend.
“Ze doen me niets,” zei Loena in haar eigen waarschuwende stem – waarin het iedere keer te horen was hoe dromerig ze in feite was. Alsof ze waarschuwde voor een kleine donderwolk in haar prachtige snoepgekleurde droomwereld waarin al het licht kwam van regenbogen en lichtgevende eenhoorns.
“Wat zien we volgende week in Verweer?” vroeg ze losjes.
“Necroten,” antwoordde hij kort.
“En de week daarna?”
“Dementors.”
“En daarna?”
Hij keek Loena lichtjes verveeld aan. “Dat zien we dan nog wel.”
“Hebt u geen vast lessenplan?”
“Het is nog maar mijn eerste jaar als professor Verweer. En ik was niet onder de indruk van de lessenplannen van mijn voorgangers. Ik zie wel waaraan de hoogste nood is.”
“Ik bedoelde het niet als kritiek. Ik ben heel blij dat je Verweer mag geven. Ik heb al heel veel geleerd de afgelopen weken. Ik hoop dat ik ooit zo goed als jou zal zijn! Of dat de oorlog voorbij is en niemand dan nog Verweer hoeft te kunnen, dat zou ook fijn zijn.”
Loena mijmerde verder terwijl ze een koekje nam en het in één keer in haar mond stak en opat.
“Wat zijn jouw plannen als de oorlog voorbij is?”
Severus kreeg echter niet de kans om die vraag te beantwoorden, want de Bloederige Baron kwam haastig de kamer binnengezweefd.
“Perkamentus is op weg!” siste hij gejaagd en voor een moment zaten Loena en Severus als verstard, totdat Severus opeens opsprong, de lade van zijn bureau opentrok en keek naar een oud horloge.
“Verdomme, het is al negen uur voorbij. Je hebt de avondklok gemist.” Hij keek haastig om zich heen. Loena zat al van vijf uur bij hem – vanaf drie uur als je de les Verweer meetelde. Dat zou zelfs Perkamentus zijn begrip te boven komen. “Verstop je in mijn kantoor!”
Loena sprong snel op en zette het schoteltje met koekjes op Severus’ bureau. Vervolgens holde ze het trapje op en gooide ze de deur open op hetzelfde moment dat de Bloederige Baron er doorheen vloog. Loena sloot de deur achter zich en staarde de Bloederige Baron aan, op wiens doorschijnende gezicht de spanning stond te lezen.
Severus sprak een nonverbale Alohomora uit op de deur. Perkamentus zou zich enkel meer vragen stellen als de deur op slot bleek te zijn, en slechts drie tellen later hoorde hij een vrolijke klop op de deur.
“Binnen!” zei Severus terwijl hij zich terug achter zijn bureau neerzat en deed alsof hij gewoon in zijn eentje thee had zitten drinken.
Perkamentus stapte binnen en Severus keek opeens naar de bank waarop Loena had gezeten. Haar koekjes stonden dan wel op zijn bureau, maar haar eigen kopje thee stond nog onaangeroerd op de bank. Severus liep bijna rood aan, maar rukte snel zijn blik van het kopje weg en keek naar Perkamentus, van wie hij hoopte dat die niets zou merken.
“Goedenavond Severus,” groette Perkamentus hem beleefd en met een twinkeling in zijn ogen terwijl hij de deur achter hem weer sloot. “Zag ik zonet de Bloederige Baron niet hier binnenzweven? Hij leek nogal gehaast.”
Severus slurpte van zijn thee en zette het kopje weer neer op het schoteltje. “Ja, hij zat vast achter Foppe aan.”
Perkamentus schudde lichtjes van het lachen. “Uitstekend, Severus! Een uitstekende leugen, ware het niet dat het overduidelijk is dat hij je gewoon kwam waarschuwen voor mijn komst zodat je juffrouw Leeflang op tijd in je kantoortje kon verstoppen. Dat is echt nergens voor nodig. Haar thee wordt nog koud. Mag ik zelf ook wat nemen?”
Hij toverde er een kopje bij en schudde zichzelf wat thee in. Severus had nog nooit zo rood gezien en Loena opende de deur van het kantoortje en stapte op het kleine balkonnetje.
“Hoe wist u dat ik hier was?” vroeg Loena geïnteresseerd. Ze leek het helemaal niet erg te vinden dat haar schuilplaats geraden was.
De Bloederige Baron zweefde ook door de muur en keek lichtjes nijdig naar het oude schoolhoofd.
“Als schoolhoofd weet je zo’n dingen,” zei Perkamentus wijselijk tegen Loena. “Ik ken Severus. En de Bloederige Baron. En jou begin ik ook te kennen. Dan is het enkel nog een kwestie van logisch denken. Kom, je thee wordt koud.”
Loena liep opgewekt de trapjes terug af en ging terug op haar bank zitten en nam haar kopje thee.
“Oeh!” riep Perkamentus enthousiast uit terwijl hij het schoteltje met koekjes zag. “Ik ben zot van die wat op bloemen lijken! De vulling is heerlijk.”
Hij nam het schoteltje en bood Loena ook een koekje aan. Zonder aarzelen nam ze er eentje, maar toen Perkamentus het bord aan Severus aanbood, wuifde die ze snel weg met een gefrustreerde uitdrukking op zijn gezicht.
“Baron, ik hoop dat u ons ook wil vergezellen?”
De Baron zweefde nog steeds op het balkon en keek dodelijk naar Perkamentus.
“Waarom? Ik snap niet wat u hier doet.”
“Maak daar twee van,” vulde Severus wantrouwend aan.
“Drie!” zei Loena opgewekt en ze vulde snel aan: “Maar ik vind het helemaal niet erg hoor.”
“Ik wilde eigenlijk Severus spreken, maar ik heb geen geheimen voor zijn vrienden.”
De Bloederige Baron en Severus keken even ongemakkelijk naar elkaar. Zelf hadden ze elkaar nog niet als vrienden beschouwd. Loena straalde echter van trots.
“Mijn hand jeukt de laatste weken vreselijk – ik vroeg me af of je me kon helpen, Severus?”
Loena staarde met grote ogen naar zijn zwarte linkerhand.
“Hebt u een Duister Teken aangeraakt?” vroeg Loena ineens geinteresseerd. “Ze zeggen dat als je een Duister Teken aanraakt, dat...”
“Loena!” onderbrak Severus haar streng en Perkamentus keek even raar naar Severus. Nog nooit had hij haar in zijn bijzijn bij haar voornaam genoemd. “Het is onbeleefd om zulke vragen te stellen.”
Loena keek lichtjes beteuterd. “Ja, maar, Severus, het kon toch zijn...”
Perkamentus keek ook licht verrast naar juffrouw Leeflang. Ook zij had alle formaliteiten laten vallen. “Het was geen Duister Teken, juffrouw Leeflang. Maar Duister was het wel! Zeer zeker! Zonder Severus zou ik hier waarschijnlijk niet zitten.”
Loena luisterde gefascineerd en haar mond hing zelfs een tikje open.
“Heeft hij uw leven gered?”
“Jazeker, hij is een formidabele vriend. Ik zou hem met mijn leven vertrouwen.”
Perkamentus leek de aandacht op die laatste zin te leggen en hij en Loena keken elkaar lang en in stilte aan.
“Ik zit hier ook nog!” grommelde Severus opeens, zich bewust van het zaad dat Perkamentus bij Loena probeerde te planten – maar hij voelde zich er vreselijk ongemakkelijk door. Was dat waarom Perkamentus was gekomen – of had hij echt jeuk aan zijn handen gehad de afgelopen weken? “Ik zal zien wat ik kan doen,” vervolgde Severus terwijl hij recht kwam en zijn kopje thee liet staan.
Loena en Perkamentus snapten wat hij in feite bedoelde en ze dronken snel hun kopje leeg. Loena rende naar de achterste bank om haar eigen schooltas te nemen en wendde zich tot Severus. “Dank je wel voor de bijlessen en thee, Severus. Ik heb een leuke avond gehad.”
Severus knikte. “Geen dank,” zei hij kort, terwijl hij snel een blik op Perkamentus wierp. De oude man leek hier veel te veel plezier in te hebben.
“Baron, vergezelt u me tot aan mijn afdeling?”
“Met veel plezier, Loena.” En dat was de waarheid. Al was het ook waar dat de Baron stiekem de hoop koesterde om de Grijze Dame tegen het doorzichtige lijf te vliegen.
“Nog een fijne avond allebei!” zei Loena tegen Severus en Perkamentus en zij en de Bloederige Baron verlieten de kamer.
Severus draaide zich wantrouwend naar Perkamentus en trok zijn wenkbrauw op.
“Jeukt het echt?”
“Al weken!”
“Loena,” mijmerde de Baron denkend terwijl hij naast de jonge Ravenklauwse vloog. “Ik heb het idee dat Perkamentus wilde dat je erbij was en alles hoorde. Alsof hij je iets anders probeerde te vertellen toen hij zei dat hij Severus met zijn leven vertrouwde...”
Ze knikte langzaam en keek even mijmerend voor zich uit terwijl ze de trappen naar de toren van Ravenklauw opliep. “Volgens mij heb je gelijk. Ik merkte het ook, Baron. Maar wat bedoelde hij dan?”
De Bloederige Baron zweeg. In feite hadden ze beiden geen idee. Ze hadden nog genoeg tijd om het uit te zoeken.