28/08/2020, 13:56
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 14:00 door CartoonJessie.)
Middagmaal
De hele ochtend had Loena op de slaapzaal gezeten – of eerder – gelegen. Ze had gedaan alsof ze sliep – al was niets minder waar – en iedere keer dat haar kamergenootjes in de kamer kwamen, leken ze teleurgesteld dat ze nog niet wakker was.
“Het moest vast heel vermoeiend zijn om professor Sneep onderuit te halen!”
“Wie weet wat hij haar gisteren heeft laten doen tijdens het nablijven!”
“Het schijnt dat hij haar redelijk vroeg heeft laten gaan, Cho zei dat ze bij het Grote Meer heeft gezeten, maar ze leek wel van streek.”
“Ze is gisterenavond ook niet meer naar de Grote Zaal gegaan voor het avondeten.”
“Ja duh, dat wist ik ook wel, dat hadden we wel gehoord. Iedereen was aan het wachten op haar!”
Haar kamergenoten kwamen en gingen weer, en het leek alsof ze ieder halfuur nieuwsgierig kwamen kijken waar ze bleef. Toen de zon de kamer binnenstraalde en Loena zag hoe die op een redelijk hoog punt aan de hemel stond, kwam ze eindelijk recht in haar bed. Ze kon niet de volledige dag in haar bed blijven liggen en daarenboven begon ze een beetje honger te krijgen. Ondanks het krampachtige gevoel in haar maag van de stress, was het een feit dat ze al bijna vierentwintig uur niets had gegeten en dat voelde ze.
Gelukkig was het zaterdag en had ze daardoor de vrijheid om haar klasgenoten te ontlopen. Ze zou straks naar het Verboden Bos kunnen gaan en daar in stilte kunnen zitten tot de avond viel.
Ze kroop van onder de lakens vandaan en dook haar hutkoffer in. Ze durfde echter niet haar mooiste kleren eruit te nemen. Haar drukke kleren waren meestal een weerspiegeling van haar bruisende creativiteit – maar op dit moment zou ze alles geven voor een onzichtbaarheidsmantel. Ze hield het redelijk simpel en koos een blauwe rok en een effen lichtblauw shirt dat ze normaalgezien enkel onder haar dikke truien droeg. Het was het meest onopvallende wat ze had. Ze trok haar blauwe laarsjes aan en keek in de spiegel. Ze kon bijna voor normaal doorgaan – en moest eerlijk toegeven dat ze niet onder de indruk was van haar reflectie in de spiegel.
Ze nam enkele blauwe kralenarmbandjes en deed deze om haar rechterarm. Haar haren bond ze samen in een hoge staart en ze stak haar toverstaf achter haar oor. Een diepe adem ontsnapte aan haar lippen en ze zuchtte. Ze had geen keuze, hier moest ze doorheen.
Ze liep de deur uit en stapte de trappen af naar de leerlingenkamer. Er waren slechts een handvol Ravenklauwers aanwezig, maar toen ze haar zagen, begonnen ze luid te applaudiseren.
“Hup Loena!”
“Goed gedaan, Loena!”
“Werd tijd dat iemand hem eens een lesje leerde!”
Loena keek hen echter niet aan en stapte hen voorbij.
“Wat heeft zij nou weer?”
Op weg naar de Grote Zaal, kwam ze enkele Huffelpuffers en Ravenklauwers tegen en het was telkens hetzelfde – applaus en aanmoedigende woorden – gevolgd door uitdrukkingen van onbegrip omdat ze niet eens opkeek.
In de Grote Hal was de situatie echter anders – de Zwadderaars die net de Grote Zaal verlieten, zagen haar aankomen en stapten dreigend op haar af. Loena hield stil en voelde schrik toen ze hun duistere blikken zag. Natuurlijk. Dit was een kwestie van eer – en door hun afdelingshoofd te vloeren had ze heel Zwadderich ten schande gemaakt.
Ze kreeg echter niet de kans om haar toverstaf te grijpen toen professor Slakhoorn opeens uit de Grote Zaal kwam en haar zag staan.
“Juffrouw Leeflang!” riep hij met zo een enthousiasme dat hij eerder als een suikertante dan een professor klonk.
De Zwadderaars zagen hun kans voorbij gaan en liepen haar voorbij. Een andere keer...
“Loena!” professor Slakhoorn stapte op haar af en hield een meter voor haar stil. “Mag ik je Loena noemen? Wat een vertoon van inventiviteit en kennis gisteren! Ik heb alles gehoord van je klasgenootjes uit Huffelpuf deze ochtend. Arme professor Sneep, dat wel. Maar je Verweer-kennis begint ondertussen legendarische proporties aan te nemen! Weet je al van de Slakkers af? Heb je geen zin om ook eens te komen?”
Zelfs Voldemort zelf zou Slakhoorn niet hebben kunnen onderbreken terwijl hij dit afratelde en hij sloeg zijn arm om Loena’s schouders nog voor ze iets kon zeggen.
“Natuurlijk wel! Iedereen wil uiteraard horen hoe je het hebt klaargespeeld, uit je eigen mond nog wel, wat zeg je?”
Loena had geen flauw idee wat ze hierop moest zeggen en ze kroop onder zijn arm vandaan. “Ikkeuh... Ik heb honger.”
Slakhoorn leek verrast door dat antwoord en keek haar even met een puzzelende blik aan, voordat hij weer breed glimlachte en zei: “Natuurlijk, natuurlijk! Eten is belangrijk, haha! Zonder eten verlies je kracht, dat is alom geweten! Jaja, Loena, je laat het maar weten!”
Hij schudde joviaal haar hand en liep er weer vandoor. Loena haastte zich de Grote Zaal in voordat er nog meer Zwadderaars naar buiten zouden komen.
Ze had slechts twee stappen in de Grote Zaal gezet, of leerlingen begonnen te joelen en applaudiseren. Loena kon wel door de grond zakken en het geluid overdonderde haar zo dat ze genageld aan de grond stond.
Perkamentus greep Sneeps arm vast toen deze aanstalten maakte om op te staan van de staftafel. Het schoolhoofd keek naar de trillende arm van zijn jongste professor en zei stil.
“Je kan beter blijven, Severus. Weglopen gaat niets veranderen aan de situatie. Observeer haar.”
Severus wilde terugbijten dat hij niet begreep hoe vernederend het was en dat hij geen zin had in de honderden priemende ogen van nieuwsgierige leerlingen, maar hij beet op zijn tong en greep zijn beker pompoensap en nam er een slok van – stiekem hopend dat het een sterkere drank was geweest.
Hij keek naar haar terwijl leerlingen op haar af liepen en haar op haar schouder klopten. Ze bloosde en keek enorm ongemakkelijk terwijl ze zich naar de lange tafel van Ravenklauw begaf en op het meest verlaten plekje ging zitten. Alleen – en zonder tegen iemand een woord te zeggen.
“Ze lijkt spijt te hebben van hetgeen ze heeft gedaan, Severus.”
“Spijt zal mijn reputatie niet herstellen,” beet hij stil als antwoord het schoolhoofd toe. Hij concentreerde zich op zijn beker en keek de rest van het middagmaal niet meer op.
Loena kauwde langzaam van haar brood. Er zat geen smaak aan en ze kon zichzelf er niet toe brengen het te slikken.
Voor eens noemden de mensen haar Loena, spraken ze haar aan, wilde haast iedereen met haar bevriend zijn... Maar dat wilde ze helemaal niet. Ze wilde terug Lijpo zijn – vermeden worden – met rust gelaten. En nog het meeste van alles wilde ze de vriendschap van Severus terug, maar ze kon geen manier bedenken om dit te bereiken.
Ze voelde haar maag verkrampen en gooide haar boterham weer neer. Kennelijk was ze nog niet klaar voor een middagmaal. Boos op zichzelf omdat ze dit zichzelf allemaal had aangedaan, stond ze recht en stapte ze weer de Grote Zaal uit. Weeral was er applaus te horen en Loena wilde weeral door de grond zakken.
Eenmaal in de Grote Hal zette ze het op een rennen – er zouden maar eens enkele Zwadderaars haar volgen – en ze vluchtte het eerste het beste klaslokaal in en gooide de deur achter haar dicht. Toen ze zich echter omdraaide, verschrok ze zich toen ze in de bloeddoorlopen ogen van de Bloederige Baron keek.
“Dus jij denkt heel Zwadderich belachelijk te kunnen maken, is het niet?”
Loena staarde het indrukwekkende spook met grote, angstige ogen aan en schudde snel haar hoofd.
“We zullen nog wel eens zien hoe we daarop reageren!”
Loena hield niet van de onheil die zijn toon voorspelde.
De hele ochtend had Loena op de slaapzaal gezeten – of eerder – gelegen. Ze had gedaan alsof ze sliep – al was niets minder waar – en iedere keer dat haar kamergenootjes in de kamer kwamen, leken ze teleurgesteld dat ze nog niet wakker was.
“Het moest vast heel vermoeiend zijn om professor Sneep onderuit te halen!”
“Wie weet wat hij haar gisteren heeft laten doen tijdens het nablijven!”
“Het schijnt dat hij haar redelijk vroeg heeft laten gaan, Cho zei dat ze bij het Grote Meer heeft gezeten, maar ze leek wel van streek.”
“Ze is gisterenavond ook niet meer naar de Grote Zaal gegaan voor het avondeten.”
“Ja duh, dat wist ik ook wel, dat hadden we wel gehoord. Iedereen was aan het wachten op haar!”
Haar kamergenoten kwamen en gingen weer, en het leek alsof ze ieder halfuur nieuwsgierig kwamen kijken waar ze bleef. Toen de zon de kamer binnenstraalde en Loena zag hoe die op een redelijk hoog punt aan de hemel stond, kwam ze eindelijk recht in haar bed. Ze kon niet de volledige dag in haar bed blijven liggen en daarenboven begon ze een beetje honger te krijgen. Ondanks het krampachtige gevoel in haar maag van de stress, was het een feit dat ze al bijna vierentwintig uur niets had gegeten en dat voelde ze.
Gelukkig was het zaterdag en had ze daardoor de vrijheid om haar klasgenoten te ontlopen. Ze zou straks naar het Verboden Bos kunnen gaan en daar in stilte kunnen zitten tot de avond viel.
Ze kroop van onder de lakens vandaan en dook haar hutkoffer in. Ze durfde echter niet haar mooiste kleren eruit te nemen. Haar drukke kleren waren meestal een weerspiegeling van haar bruisende creativiteit – maar op dit moment zou ze alles geven voor een onzichtbaarheidsmantel. Ze hield het redelijk simpel en koos een blauwe rok en een effen lichtblauw shirt dat ze normaalgezien enkel onder haar dikke truien droeg. Het was het meest onopvallende wat ze had. Ze trok haar blauwe laarsjes aan en keek in de spiegel. Ze kon bijna voor normaal doorgaan – en moest eerlijk toegeven dat ze niet onder de indruk was van haar reflectie in de spiegel.
Ze nam enkele blauwe kralenarmbandjes en deed deze om haar rechterarm. Haar haren bond ze samen in een hoge staart en ze stak haar toverstaf achter haar oor. Een diepe adem ontsnapte aan haar lippen en ze zuchtte. Ze had geen keuze, hier moest ze doorheen.
Ze liep de deur uit en stapte de trappen af naar de leerlingenkamer. Er waren slechts een handvol Ravenklauwers aanwezig, maar toen ze haar zagen, begonnen ze luid te applaudiseren.
“Hup Loena!”
“Goed gedaan, Loena!”
“Werd tijd dat iemand hem eens een lesje leerde!”
Loena keek hen echter niet aan en stapte hen voorbij.
“Wat heeft zij nou weer?”
Op weg naar de Grote Zaal, kwam ze enkele Huffelpuffers en Ravenklauwers tegen en het was telkens hetzelfde – applaus en aanmoedigende woorden – gevolgd door uitdrukkingen van onbegrip omdat ze niet eens opkeek.
In de Grote Hal was de situatie echter anders – de Zwadderaars die net de Grote Zaal verlieten, zagen haar aankomen en stapten dreigend op haar af. Loena hield stil en voelde schrik toen ze hun duistere blikken zag. Natuurlijk. Dit was een kwestie van eer – en door hun afdelingshoofd te vloeren had ze heel Zwadderich ten schande gemaakt.
Ze kreeg echter niet de kans om haar toverstaf te grijpen toen professor Slakhoorn opeens uit de Grote Zaal kwam en haar zag staan.
“Juffrouw Leeflang!” riep hij met zo een enthousiasme dat hij eerder als een suikertante dan een professor klonk.
De Zwadderaars zagen hun kans voorbij gaan en liepen haar voorbij. Een andere keer...
“Loena!” professor Slakhoorn stapte op haar af en hield een meter voor haar stil. “Mag ik je Loena noemen? Wat een vertoon van inventiviteit en kennis gisteren! Ik heb alles gehoord van je klasgenootjes uit Huffelpuf deze ochtend. Arme professor Sneep, dat wel. Maar je Verweer-kennis begint ondertussen legendarische proporties aan te nemen! Weet je al van de Slakkers af? Heb je geen zin om ook eens te komen?”
Zelfs Voldemort zelf zou Slakhoorn niet hebben kunnen onderbreken terwijl hij dit afratelde en hij sloeg zijn arm om Loena’s schouders nog voor ze iets kon zeggen.
“Natuurlijk wel! Iedereen wil uiteraard horen hoe je het hebt klaargespeeld, uit je eigen mond nog wel, wat zeg je?”
Loena had geen flauw idee wat ze hierop moest zeggen en ze kroop onder zijn arm vandaan. “Ikkeuh... Ik heb honger.”
Slakhoorn leek verrast door dat antwoord en keek haar even met een puzzelende blik aan, voordat hij weer breed glimlachte en zei: “Natuurlijk, natuurlijk! Eten is belangrijk, haha! Zonder eten verlies je kracht, dat is alom geweten! Jaja, Loena, je laat het maar weten!”
Hij schudde joviaal haar hand en liep er weer vandoor. Loena haastte zich de Grote Zaal in voordat er nog meer Zwadderaars naar buiten zouden komen.
Ze had slechts twee stappen in de Grote Zaal gezet, of leerlingen begonnen te joelen en applaudiseren. Loena kon wel door de grond zakken en het geluid overdonderde haar zo dat ze genageld aan de grond stond.
Perkamentus greep Sneeps arm vast toen deze aanstalten maakte om op te staan van de staftafel. Het schoolhoofd keek naar de trillende arm van zijn jongste professor en zei stil.
“Je kan beter blijven, Severus. Weglopen gaat niets veranderen aan de situatie. Observeer haar.”
Severus wilde terugbijten dat hij niet begreep hoe vernederend het was en dat hij geen zin had in de honderden priemende ogen van nieuwsgierige leerlingen, maar hij beet op zijn tong en greep zijn beker pompoensap en nam er een slok van – stiekem hopend dat het een sterkere drank was geweest.
Hij keek naar haar terwijl leerlingen op haar af liepen en haar op haar schouder klopten. Ze bloosde en keek enorm ongemakkelijk terwijl ze zich naar de lange tafel van Ravenklauw begaf en op het meest verlaten plekje ging zitten. Alleen – en zonder tegen iemand een woord te zeggen.
“Ze lijkt spijt te hebben van hetgeen ze heeft gedaan, Severus.”
“Spijt zal mijn reputatie niet herstellen,” beet hij stil als antwoord het schoolhoofd toe. Hij concentreerde zich op zijn beker en keek de rest van het middagmaal niet meer op.
Loena kauwde langzaam van haar brood. Er zat geen smaak aan en ze kon zichzelf er niet toe brengen het te slikken.
Voor eens noemden de mensen haar Loena, spraken ze haar aan, wilde haast iedereen met haar bevriend zijn... Maar dat wilde ze helemaal niet. Ze wilde terug Lijpo zijn – vermeden worden – met rust gelaten. En nog het meeste van alles wilde ze de vriendschap van Severus terug, maar ze kon geen manier bedenken om dit te bereiken.
Ze voelde haar maag verkrampen en gooide haar boterham weer neer. Kennelijk was ze nog niet klaar voor een middagmaal. Boos op zichzelf omdat ze dit zichzelf allemaal had aangedaan, stond ze recht en stapte ze weer de Grote Zaal uit. Weeral was er applaus te horen en Loena wilde weeral door de grond zakken.
Eenmaal in de Grote Hal zette ze het op een rennen – er zouden maar eens enkele Zwadderaars haar volgen – en ze vluchtte het eerste het beste klaslokaal in en gooide de deur achter haar dicht. Toen ze zich echter omdraaide, verschrok ze zich toen ze in de bloeddoorlopen ogen van de Bloederige Baron keek.
“Dus jij denkt heel Zwadderich belachelijk te kunnen maken, is het niet?”
Loena staarde het indrukwekkende spook met grote, angstige ogen aan en schudde snel haar hoofd.
“We zullen nog wel eens zien hoe we daarop reageren!”
Loena hield niet van de onheil die zijn toon voorspelde.