28/08/2020, 13:53
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 13:56 door CartoonJessie.)
Gebroken
De alom bekende achtbaan van emoties was terug. Ze voelde zich opeens hopeloos verloren terwijl ze in het midden van het lokaal Verweer tegen de Zwarte Kunsten stond. Haar woede ebde weg en ruilde ze in voor verdriet. Tranen stroomden ineens over haar wangen.
Bedankt Loena, had hij gezegd. Maar wat had ze misdaan?
Ze keek naar hem terwijl hij zijn ogen op zijn boek forceerde terwijl hij zijn hand voor zijn ogen hield, alsof hij zich probeerde te concentreren op hetgeen er voor zijn neus stond geschreven. Maar in feite probeerde hij gewoon zijn ogen te verbergen. Ogen die brandden van woede maar tegelijkertijd ook brandden van verdriet. Hoe had ze hem dit kunnen aandoen?
Hij hoorde opeens een snik, maar keek niet op. Toen de snik zich herhaalde, leek hij te horen hoe ze hem naderde. Hij zag haar schaduw op de grond dichterbij komen en ze hield een paar meter voor hem stil.
“Severus...” Haar stem trilde – haar hele lichaam overigens. “Zeg me wat ik heb misdaan, want ik heb geen flauw idee wat er zonet tussen ons is gebeurd.”
Het was de eerlijkheid in haar stem die zijn hart brak en hij liet zijn hand langzaam weer zakken. Hij keek haar aan terwijl ze een paar meter voor zijn bureau stond en het zicht van haar met tranen gevulde ogen deed zijn woede wegsmelten.
“Je hebt me belachelijk gemaakt voor de hele school,” zei hij lam en voor hem leek het alsof iemand anders die woorden tegen haar zei – hij zou ze nooit zo krachteloos hebben gezegd.
“Ik...” Loena’s stem stokte. Dat was nooit haar bedoeling geweest, maar ze snapte nu waarom hij zo woedend op haar was. “Ik was dom.”
De woorden die ze zonet nog zo had gehaat, bleken nu voor haar de waarheid te zijn. Ze was een domme heks geweest.
“Ik ook,” zei hij bitter. “Ik heb me laten verblinden door mijn vertrouwen in je. Wat maar weer eens heeft bewezen dat niemand te vertrouwen is.”
Hij keek haar niet aan terwijl hij dit zei, maar zijn ogen leken afwezig naar een van de banken te kijken.
“Ik dacht dat je trots zou zijn...”
Zijn ogen schoten ongelovend in de hare en ze wendde haar blik af en schudde haar hoofd.
“Ik dacht dat je blij zou zijn dat ik zo goed mijn best deed en had begrepen wat je zei aan het begin van de les.”
Hij lachte bitter. “Ik was trots op je. Tot je besloot een grote mond open te trekken en mijn gezag te ondermijnen! En alsof je grote mond nog niet genoeg was, moest je me belachelijk maken voor de hele klas! Ontwapend worden door een vijfdejaars! Dat is nog nooit een andere professor Verweer overkomen! In de eerste week van het schooljaar nog wel! Bedankt voor de vernedering!”
Hij zei dit zo bitter dat Loena haar tranen niet kon tegenhouden. Het erge was dat hij gelijk had. En nou leefde ze zodanig met hem mee dat haar eigen hart in plaats van het zijne brak.
Hij schudde zijn hoofd. “De schuld is niet volledig de jouwe. Ik liet mijn verdediging zakken bij jou. Iets wat ik nooit had gedaan als...”
Hij zweeg en keek weer naar het boek dat voor hem lag, alsof hij niet verder kon spreken.
“Iets wat je nooit had gedaan als we geen vrienden waren.”
Hij keek op naar Loena – hoe ze nog steeds rillend voor hem stond, alsof ze moeite had met alle emoties van dat moment alleen te dragen. Ondanks haar verdriet en ondanks het verraad dat ze hem had aangedaan, vond hij haar nog steeds bloedmooi. Het maakte zijn gevoelens voor haar enkel verwarrender.
“Zijn we nog steeds vrienden, Severus?”
Hij zweeg.
Loena slikte en liet haar hoofd hangen toen zijn antwoord uitbleef.
“Je strafstudie voor vandaag zit erop. Ga.”
Loena keek hem niet meer aan, nam haar tas en rende het lokaal uit.
Ze bleef rennen. Door de gangen, van de trappen af, naar de Grote Hal en vervolgens naar buiten. De leerlingen die ze passeerde fluisterden, sommigen applaudiseerden zelfs. De enige woorden die ze verstond waren steeds weer “Lijpo Leeflang” en “Professor Sneep”.
Ze rende naar het Grote Meer, waar ze zich machteloos op haar knieën liet vallen op de verlaten oever en weende zoals ze nog nooit geweend had. Ze hield niet van het machteloze en vreselijke gevoel van iets dierbaars te verliezen.
Hij stond niet op. Hij zat als verlamd in de lederen stoel achter zijn bureau en staarde met waterige ogen naar de plek waar ze zonet had gestaan. Al zijn gevoelens en gedachten leken hem te willen overtuigen om te wenen, maar hij deed het niet. Hij stond het niet toe. De krop in zijn keel smaakte bitter bij de herinnering aan haar tranen en de geleden vernedering. Hij zou het nooit vergeten. Maar zou hij in staat kunnen zijn het te vergeven?
De alom bekende achtbaan van emoties was terug. Ze voelde zich opeens hopeloos verloren terwijl ze in het midden van het lokaal Verweer tegen de Zwarte Kunsten stond. Haar woede ebde weg en ruilde ze in voor verdriet. Tranen stroomden ineens over haar wangen.
Bedankt Loena, had hij gezegd. Maar wat had ze misdaan?
Ze keek naar hem terwijl hij zijn ogen op zijn boek forceerde terwijl hij zijn hand voor zijn ogen hield, alsof hij zich probeerde te concentreren op hetgeen er voor zijn neus stond geschreven. Maar in feite probeerde hij gewoon zijn ogen te verbergen. Ogen die brandden van woede maar tegelijkertijd ook brandden van verdriet. Hoe had ze hem dit kunnen aandoen?
Hij hoorde opeens een snik, maar keek niet op. Toen de snik zich herhaalde, leek hij te horen hoe ze hem naderde. Hij zag haar schaduw op de grond dichterbij komen en ze hield een paar meter voor hem stil.
“Severus...” Haar stem trilde – haar hele lichaam overigens. “Zeg me wat ik heb misdaan, want ik heb geen flauw idee wat er zonet tussen ons is gebeurd.”
Het was de eerlijkheid in haar stem die zijn hart brak en hij liet zijn hand langzaam weer zakken. Hij keek haar aan terwijl ze een paar meter voor zijn bureau stond en het zicht van haar met tranen gevulde ogen deed zijn woede wegsmelten.
“Je hebt me belachelijk gemaakt voor de hele school,” zei hij lam en voor hem leek het alsof iemand anders die woorden tegen haar zei – hij zou ze nooit zo krachteloos hebben gezegd.
“Ik...” Loena’s stem stokte. Dat was nooit haar bedoeling geweest, maar ze snapte nu waarom hij zo woedend op haar was. “Ik was dom.”
De woorden die ze zonet nog zo had gehaat, bleken nu voor haar de waarheid te zijn. Ze was een domme heks geweest.
“Ik ook,” zei hij bitter. “Ik heb me laten verblinden door mijn vertrouwen in je. Wat maar weer eens heeft bewezen dat niemand te vertrouwen is.”
Hij keek haar niet aan terwijl hij dit zei, maar zijn ogen leken afwezig naar een van de banken te kijken.
“Ik dacht dat je trots zou zijn...”
Zijn ogen schoten ongelovend in de hare en ze wendde haar blik af en schudde haar hoofd.
“Ik dacht dat je blij zou zijn dat ik zo goed mijn best deed en had begrepen wat je zei aan het begin van de les.”
Hij lachte bitter. “Ik was trots op je. Tot je besloot een grote mond open te trekken en mijn gezag te ondermijnen! En alsof je grote mond nog niet genoeg was, moest je me belachelijk maken voor de hele klas! Ontwapend worden door een vijfdejaars! Dat is nog nooit een andere professor Verweer overkomen! In de eerste week van het schooljaar nog wel! Bedankt voor de vernedering!”
Hij zei dit zo bitter dat Loena haar tranen niet kon tegenhouden. Het erge was dat hij gelijk had. En nou leefde ze zodanig met hem mee dat haar eigen hart in plaats van het zijne brak.
Hij schudde zijn hoofd. “De schuld is niet volledig de jouwe. Ik liet mijn verdediging zakken bij jou. Iets wat ik nooit had gedaan als...”
Hij zweeg en keek weer naar het boek dat voor hem lag, alsof hij niet verder kon spreken.
“Iets wat je nooit had gedaan als we geen vrienden waren.”
Hij keek op naar Loena – hoe ze nog steeds rillend voor hem stond, alsof ze moeite had met alle emoties van dat moment alleen te dragen. Ondanks haar verdriet en ondanks het verraad dat ze hem had aangedaan, vond hij haar nog steeds bloedmooi. Het maakte zijn gevoelens voor haar enkel verwarrender.
“Zijn we nog steeds vrienden, Severus?”
Hij zweeg.
Loena slikte en liet haar hoofd hangen toen zijn antwoord uitbleef.
“Je strafstudie voor vandaag zit erop. Ga.”
Loena keek hem niet meer aan, nam haar tas en rende het lokaal uit.
Ze bleef rennen. Door de gangen, van de trappen af, naar de Grote Hal en vervolgens naar buiten. De leerlingen die ze passeerde fluisterden, sommigen applaudiseerden zelfs. De enige woorden die ze verstond waren steeds weer “Lijpo Leeflang” en “Professor Sneep”.
Ze rende naar het Grote Meer, waar ze zich machteloos op haar knieën liet vallen op de verlaten oever en weende zoals ze nog nooit geweend had. Ze hield niet van het machteloze en vreselijke gevoel van iets dierbaars te verliezen.
Hij stond niet op. Hij zat als verlamd in de lederen stoel achter zijn bureau en staarde met waterige ogen naar de plek waar ze zonet had gestaan. Al zijn gevoelens en gedachten leken hem te willen overtuigen om te wenen, maar hij deed het niet. Hij stond het niet toe. De krop in zijn keel smaakte bitter bij de herinnering aan haar tranen en de geleden vernedering. Hij zou het nooit vergeten. Maar zou hij in staat kunnen zijn het te vergeven?