28/08/2020, 13:30
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 13:30 door CartoonJessie.)
Vanbuiten
Het oude schoolhoofd van Zweinstein stond boven op de Astronomietoren en keek neer op het prachtige landschap dat tot de horizon reikte. Het Grote Meer kleurde rood in het licht van de zakkende zon en het Verboden Bos had iets vredigs over zich op dit late uur – alsof het hele bos nog nagenoot van de prachtige zomerdag en nog een laatste zucht slaakte alvorens het zou slapen.
Het schoolhoofd draaide lichtjes zijn hoofd toen hij voetstappen op de trappen hoorde, maar draaide zich niet volledig om toen Severus de trappen op liep, integendeel, zijn blik bleef gericht op de ondergaande zon.
“Het is een mooie avond, vind je ook niet, Severus?”
Severus had geen zin om te praten over het weer of eender welk ander onbenullig onderwerp. Hij wist goed genoeg waarom Perkamentus hem bij zich had geroepen en negeerde de vraag van het oude schoolhoofd.
“Minerva zei me dat u me hier verwachtte – maar ik weet al waarover het gaat – en ik wil zeggen...”
“Severus...”
Het oude schoolhoofd zei dit in een kalme stem, maar een die tot stilte aanmaande en Severus durfde geen woord meer te zeggen.
“Severus, het is nog niet het moment om in de verdediging te schieten.” Het schoolhoofd draaide zich eindelijk om en haalde een kleine rol perkament die al die tijd in zijn linkermouw had gezeten en gaf de rol aan zijn jongste professor. “Je hebt het recht om eerst te weten wat mij geschreven is geworden. Lees dit eerst.”
Severus wist al welke brief het was. Het was hetzelfde perkament en geschrift als hij de dag ervoren had gezien. En ook deze brief was door Xenophilius Leeflang ondertekend. Severus liet zijn ogen over het papier razen en met iedere zin die hij las werd hij woedender en voelde hij zich meer aangevallen dan ervoren – al had hij dit allemaal verwacht. De man beledigde zijn eergevoel, zijn intenties en zijn volledige persoonlijkheid met de scherpe woorden en uitingen van haat die hij op papier had gezet. Toen Severus aan het einde kwam, wilde hij luid protesteren en Perkamentus vertellen wat er echt was gebeurd die zomer, toen het schoolhoofd hem al onderbrak.
“Severus, ik weet dat jij zo niet bent en dat dit slechts de frustratie is van een verwarde vader. Je hoeft niet te vrezen voor je baan of je reputatie. Ik zal Xenophilius nog een brief sturen.”
Severus staarde ongelovig naar Perkamentus. Hij kon het moeilijk bevatten dat hij niet eens één woord aan uitleg hoefde te geven om het vertrouwen van de oude man te hebben.
Langzaam haalde Perkamentus nog een rol perkament uit zijn mouw en Severus keek verward toe.
“Ik heb het idee dat je een vriendin hebt bijgewonnen deze zomer, Severus,” zei hij met een twinkeling in zijn ogen terwijl hij het perkament overhandigde.
Severus zijn hart sloeg een tel of twee over toen hij het perkament openrolde en het handschrift herkende – het handschrift dat hij al meer dan tien dagen had gemist. Hij voelde de vlinders in zijn buik terwijl hij las wat ze op papier had gezet.
Severus was geraakt door de manier waarop ze het bij Perkamentus voor hem had opgenomen en hij kon een kleine glimlach niet verbergen. Het deed hem goed om haar woorden nog eens te kunnen lezen – hij had het veel te lang moeten missen.
Perkamentus keek hem met een twinkeling in zijn ogen aan en ging op de rand van de Astronomietoren zitten.
“Je vindt haar echt aardig, is het niet, Severus?”
Severus wilde voor een seconde instinctief zijn schild optrekken en hem afsnauwen dat hij geen onzin moest uitkramen, maar de glimlach op zijn lippen had besloten om daar nog even te blijven. Langzaam liep hij naar het oude schoolhoofd en ging hij naast hem zitten.
“Ja,” zei hij simpel.
“Was je echt dronken?” vroeg Perkamentus geamuseerd.
Severus grijnsde nu. Waarom verbaasde het hem niet dat dat hetgene was dat Perkamentus interesseerde? “Best wel. Zonder haar had de nacht er een pak belabberder uitgezien. Ze heeft me een hele kruik water laten drinken voordat ik weer enigszins sober was. Ze was heel geduldig.”
“Ik ben blij voor je,” zei Perkamentus eerlijk. “Ik weet hoezeer je hebt geleden deze zomer. Ook door mij. Het doet me deugd om te zien dat je iemand hebt gevonden die je uit je ongeluk kan halen.”
Severus’ blik werd serieuzer en hij keek de oude man aan.
“Severus, je mag niet bij mijn ongeluk blijven stilstaan,” drong Perkamentus stil aan. “Ik ben oud en heb alles al gezien. Jij bent jong en hebt alles opgegeven om je trouw aan mij te bewijzen – en dat heb je keer op keer gedaan. Maar ten koste van wat, Severus?”
Severus zag de spijt in Perkamentus’ ogen en schudde zijn hoofd. “Professor, wat ik voor u heb gedaan is steeds mijn eigen keuze geweest.”
“Tot nu,” onderbrak Perkamentus hem. “Je wilt het niet doen, ik weet wat de blik in je ogen wil zeggen. Maar ik zie ook dat je het wel gaat doen – ondanks wat je zelf wenst.”
Severus wendde zijn blik af en keek weer naar de grond. Wat de oude man zei, klopte.
“Juffrouw Leeflang – Loena – is de eerste persoon waarbij ik me enigszins mezelf heb mogen voelen in een lange tijd,” gaf Severus langzaam toe. “Dat is waarom ik haar bleef schrijven. Waarom ik haar verwelkomde - als een warme zomerbries in een Arctisch koude winter. Dat ze een studente van me is, werd bijzaak. Op momenten voelt het alsof ze de enige vriend is die ik heb – op u na.”
Perkamentus legde zijn hand op Severus’ schouder.
“Ik weet dat vrienden zeldzaam voor je zijn, Severus. Ik zal niet tussen jullie komen.”
Severus zuchtte opeens. “Maar wat met de belofte die ik u heb gemaakt? Moet ik haar ervan vertellen? Ze gaat het nooit begrijpen en dan speel ik niet enkel u, maar ook haar kwijt!”
Perkamentus kneep Severus even in zijn schouder. “Als ze een echte vriend is, zal ze je begrijpen voordat het zover is. Zonder dat je haar een woord hoeft te zeggen. In tegenstelling tot wat haar leeftijdsgenoten van haar denken, schat ik juffrouw Leeflang wel hoog in. Ze ziet complottheorieën waar niemand anders die ziet – dan kan ze ook wel de waarheid zien waar iedereen enkel gelooft in de leugen.”
Severus keek in de ogen van zijn oude vriend en toen hij de twinkeling zag, glimlachte hij.
“Oh!” zei Perkamentus ineens terwijl hij zich iets herinnerde. Hij haalde drie boekenleggers uit zijn mouw en gaf er twee aan Severus.
Terwijl een warme zomerbries over de astronomietoren waaide, keken de twee mannen in het laatste licht van die dag beiden naar hun eigen boekenleggers en die van elkaar.
“Uw feniks is rose,” merkte Severus opeens op.
Perkamentus grinnikte. “Jouw toverdrankje ook.”
Het oude schoolhoofd van Zweinstein stond boven op de Astronomietoren en keek neer op het prachtige landschap dat tot de horizon reikte. Het Grote Meer kleurde rood in het licht van de zakkende zon en het Verboden Bos had iets vredigs over zich op dit late uur – alsof het hele bos nog nagenoot van de prachtige zomerdag en nog een laatste zucht slaakte alvorens het zou slapen.
Het schoolhoofd draaide lichtjes zijn hoofd toen hij voetstappen op de trappen hoorde, maar draaide zich niet volledig om toen Severus de trappen op liep, integendeel, zijn blik bleef gericht op de ondergaande zon.
“Het is een mooie avond, vind je ook niet, Severus?”
Severus had geen zin om te praten over het weer of eender welk ander onbenullig onderwerp. Hij wist goed genoeg waarom Perkamentus hem bij zich had geroepen en negeerde de vraag van het oude schoolhoofd.
“Minerva zei me dat u me hier verwachtte – maar ik weet al waarover het gaat – en ik wil zeggen...”
“Severus...”
Het oude schoolhoofd zei dit in een kalme stem, maar een die tot stilte aanmaande en Severus durfde geen woord meer te zeggen.
“Severus, het is nog niet het moment om in de verdediging te schieten.” Het schoolhoofd draaide zich eindelijk om en haalde een kleine rol perkament die al die tijd in zijn linkermouw had gezeten en gaf de rol aan zijn jongste professor. “Je hebt het recht om eerst te weten wat mij geschreven is geworden. Lees dit eerst.”
Severus wist al welke brief het was. Het was hetzelfde perkament en geschrift als hij de dag ervoren had gezien. En ook deze brief was door Xenophilius Leeflang ondertekend. Severus liet zijn ogen over het papier razen en met iedere zin die hij las werd hij woedender en voelde hij zich meer aangevallen dan ervoren – al had hij dit allemaal verwacht. De man beledigde zijn eergevoel, zijn intenties en zijn volledige persoonlijkheid met de scherpe woorden en uitingen van haat die hij op papier had gezet. Toen Severus aan het einde kwam, wilde hij luid protesteren en Perkamentus vertellen wat er echt was gebeurd die zomer, toen het schoolhoofd hem al onderbrak.
“Severus, ik weet dat jij zo niet bent en dat dit slechts de frustratie is van een verwarde vader. Je hoeft niet te vrezen voor je baan of je reputatie. Ik zal Xenophilius nog een brief sturen.”
Severus staarde ongelovig naar Perkamentus. Hij kon het moeilijk bevatten dat hij niet eens één woord aan uitleg hoefde te geven om het vertrouwen van de oude man te hebben.
Langzaam haalde Perkamentus nog een rol perkament uit zijn mouw en Severus keek verward toe.
“Ik heb het idee dat je een vriendin hebt bijgewonnen deze zomer, Severus,” zei hij met een twinkeling in zijn ogen terwijl hij het perkament overhandigde.
Severus zijn hart sloeg een tel of twee over toen hij het perkament openrolde en het handschrift herkende – het handschrift dat hij al meer dan tien dagen had gemist. Hij voelde de vlinders in zijn buik terwijl hij las wat ze op papier had gezet.
28 augustus 1996
Beste professor Perkamentus,
Ik weet dat mijn vader u gisteren een brief heeft gestuurd die niet bepaald aardig was over professor Sneep. Ik wil u echter vertellen over mijn versie van de feiten – want het is helemaal niet mijn wens dat Severus door mijn eigen schuld in de problemen zou geraken.
Op 3 augustus ben ik met mijn vader naar de Zwijnskop gegaan en terwijl hij een interview aflegde, ben ik Severus tegengekomen. We hebben gewandeld, gebabbeld en als vrienden afscheid genomen die avond.
Severus was echter bang dat hij mij op een of andere manier ontzet had, en stuurde zijn verontschuldigingen. Wat daarop volgde was een briefwisseling tussen ons beide, waar we beiden plezier aan hadden. Uiteraard beseften we ook dat we de formaliteiten enkel gedurende de zomervakantie zouden kunnen laten vallen en ik wil u alvast verzekeren dat ik Severus vanaf 1 september gewoon weer professor Sneep noem – en ik ben er zeker van dat hij u ook kan verzekeren dat hij me dan gewoon weer juffrouw Leeflang noemt. Niettemin zagen we er beiden geen kwaad in.
Toen mijn vader er echter achterkwam – niet dat ik het voor hem probeerde te verbergen, het was hem gewoon nog niet eerder opgevallen – was hij laaiend van woede omdat hij Severus gewoon niet vertrouwt. Ik heb hem nog nooit zo gezien en heb ook niet de kans gekregen om mezelf of Severus te verdedigen, maar toen hij me vertelde dat hij u gisterenavond een brief had gestuurd, wist ik dat ik mijn eigen versie van de feiten ook moest geven.
Ook zou ik graag Severus mijn excuses willen aanbieden voor alle ellende die ik hem heb bezorgd – ik zou het fijn vinden als u dat zou kunnen doorgeven aan hem. Als ik had geweten hoe mijn vader zou reageren, zou ik de hele situatie anders hebben aangepakt.
In bijlage vindt u ook nog twee boekenleggers die ik hem had beloofd. Kan u deze doorgeven? Ik heb u ook nog een boekenlegger van een feniks gemaakt. Ik hoop dat u hem mooi vindt en aanvaardt als mijn teken van dank voor het doorgeven van de boodschap.
Vriendelijke groeten,
Loena Leeflang
Severus was geraakt door de manier waarop ze het bij Perkamentus voor hem had opgenomen en hij kon een kleine glimlach niet verbergen. Het deed hem goed om haar woorden nog eens te kunnen lezen – hij had het veel te lang moeten missen.
Perkamentus keek hem met een twinkeling in zijn ogen aan en ging op de rand van de Astronomietoren zitten.
“Je vindt haar echt aardig, is het niet, Severus?”
Severus wilde voor een seconde instinctief zijn schild optrekken en hem afsnauwen dat hij geen onzin moest uitkramen, maar de glimlach op zijn lippen had besloten om daar nog even te blijven. Langzaam liep hij naar het oude schoolhoofd en ging hij naast hem zitten.
“Ja,” zei hij simpel.
“Was je echt dronken?” vroeg Perkamentus geamuseerd.
Severus grijnsde nu. Waarom verbaasde het hem niet dat dat hetgene was dat Perkamentus interesseerde? “Best wel. Zonder haar had de nacht er een pak belabberder uitgezien. Ze heeft me een hele kruik water laten drinken voordat ik weer enigszins sober was. Ze was heel geduldig.”
“Ik ben blij voor je,” zei Perkamentus eerlijk. “Ik weet hoezeer je hebt geleden deze zomer. Ook door mij. Het doet me deugd om te zien dat je iemand hebt gevonden die je uit je ongeluk kan halen.”
Severus’ blik werd serieuzer en hij keek de oude man aan.
“Severus, je mag niet bij mijn ongeluk blijven stilstaan,” drong Perkamentus stil aan. “Ik ben oud en heb alles al gezien. Jij bent jong en hebt alles opgegeven om je trouw aan mij te bewijzen – en dat heb je keer op keer gedaan. Maar ten koste van wat, Severus?”
Severus zag de spijt in Perkamentus’ ogen en schudde zijn hoofd. “Professor, wat ik voor u heb gedaan is steeds mijn eigen keuze geweest.”
“Tot nu,” onderbrak Perkamentus hem. “Je wilt het niet doen, ik weet wat de blik in je ogen wil zeggen. Maar ik zie ook dat je het wel gaat doen – ondanks wat je zelf wenst.”
Severus wendde zijn blik af en keek weer naar de grond. Wat de oude man zei, klopte.
“Juffrouw Leeflang – Loena – is de eerste persoon waarbij ik me enigszins mezelf heb mogen voelen in een lange tijd,” gaf Severus langzaam toe. “Dat is waarom ik haar bleef schrijven. Waarom ik haar verwelkomde - als een warme zomerbries in een Arctisch koude winter. Dat ze een studente van me is, werd bijzaak. Op momenten voelt het alsof ze de enige vriend is die ik heb – op u na.”
Perkamentus legde zijn hand op Severus’ schouder.
“Ik weet dat vrienden zeldzaam voor je zijn, Severus. Ik zal niet tussen jullie komen.”
Severus zuchtte opeens. “Maar wat met de belofte die ik u heb gemaakt? Moet ik haar ervan vertellen? Ze gaat het nooit begrijpen en dan speel ik niet enkel u, maar ook haar kwijt!”
Perkamentus kneep Severus even in zijn schouder. “Als ze een echte vriend is, zal ze je begrijpen voordat het zover is. Zonder dat je haar een woord hoeft te zeggen. In tegenstelling tot wat haar leeftijdsgenoten van haar denken, schat ik juffrouw Leeflang wel hoog in. Ze ziet complottheorieën waar niemand anders die ziet – dan kan ze ook wel de waarheid zien waar iedereen enkel gelooft in de leugen.”
Severus keek in de ogen van zijn oude vriend en toen hij de twinkeling zag, glimlachte hij.
“Oh!” zei Perkamentus ineens terwijl hij zich iets herinnerde. Hij haalde drie boekenleggers uit zijn mouw en gaf er twee aan Severus.
Terwijl een warme zomerbries over de astronomietoren waaide, keken de twee mannen in het laatste licht van die dag beiden naar hun eigen boekenleggers en die van elkaar.
“Uw feniks is rose,” merkte Severus opeens op.
Perkamentus grinnikte. “Jouw toverdrankje ook.”