28/08/2020, 12:33
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 12:33 door CartoonJessie.)
Vormen
Vage vormen dansten voor haar ogen. Dat was het gevolg van de ophoping aan stress en onbegrip die diezelfde avond was ontstaan, alsof er kortsluiting in haar hoofd was.
Alle anderen waren in de leerlingenkamer van Ravenklauw en zochten troost bij elkaar, maar zij niet. Zij had nog nooit eerder troost bij hen gevonden.
Ondanks de kleurrijke vormen die voor haar ogen dansten, zag ze een raamkozijn in een van de gangen van de vijfde verdieping en ze zocht er troost terwijl ze naast het raam ging zitten en naar buiten probeerde te kijken.
Maar ze zag nog steeds enkel vage vormen die af en toe een concrete vorm aannamen.
Het Dooddoenersteken boven Zweinstein.
Het lichaam van Perkamentus dat levenloos op het binnenplein lag.
Tranen in de ogen van professor Banning.
Harry Potter die wenend bij Perkamentus zat.
Zijn blik toen hij haar huiswerk Verweer terug gaf eerder die week. Een U - de enige U van de klas. Waar ze in haar eerste jaar als matige student presteerde in de lessen Verweer tegen de Zwarte Kunsten, was ze nu de beste van haar klas. Zij wist wel hoe het kwam. De lessen van de Strijders van Perkamentus was ze nooit vergeten. Sterker nog - ze oefende. Ze oefende in de vakanties bij haar vader thuis. Ze oefende in het Verboden Bos. Ze oefende in haar slaapzaal op de zeldzame momenten dat ze alleen was. Ze oefende zelfs in haar dromen. Het waren Duistere tijden en ze had al eeuwen verwacht dat iets ging gebeuren - maar dit had ze niet verwacht.
Ze dacht dat ze voor een kort moment - amper een seconde - trots had gezien in zijn ogen toen hij haar punten had teruggegeven. Zij, zijn sterpupil. Dat jaar had ze respect gewonnen, dat wist ze. Langzaamaan waren zijn opmerkingen iets minder naar geworden. Haar punten waren verbeterd. En als ultieme teken dat ze het goed deed - de blik van trots die amper een seconde had geduurd. Een week lang was ze apetrots geweest en was die blik het enige geweest wat ze had gezien. Tot nu.
Nu plaagden vage vormen haar - beelden die ze niet had gezien en zich enkel zelf kon inbeelden - hij die een Onvergeeflijke Vloek uitsprak en Perkamentus van de Astronomietoren vervloekte. Had hij diezelfde blik van trots in zijn ogen gehad? Die vraag bracht tranen in haar ogen.
Iedereen haatte hem. Iedereen behalve zij. Iedere andere leerling zou hem al lang geruild hebben voor eender welke andere professor en was nu druk bezig met alle slechte herinneringen aan hem op te halen in de leerlingenkamer, maar zij niet. Misschien was het omdat ze de dochter van de hoofdredacteur van de Kibbelaar was, dat ze enkel in sprookjes geloofde. Kennelijk was hij niet de goede man die ze had gedacht dat hij was, maar wel een verrader. Haar grote vergissing in hem stemde haar bitter. Hoe had ze zo stom kunnen zijn om niet zijn ware aard te zien?
Ze had echt geloofd dat hij goed was, maar misbegrepen. Onaardig, maar niet met een slecht hart. Bitter, maar niet zonder dromen. Duister, maar trouw aan de goede zijde.
Ze had er zo erg naast gezeten.
Dat was niet uitzonderlijk - ze had zich al vaker in mensen vergist. Maar dit was wel een enorme fout. Hij was een moordenaar. En ze had hem zowat aanbeden.
Niemand wist van haar respect voor hem. Niemand wist hoezeer ze naar hem opkeek, hoe ze aan zijn lippen hing als hij sprak tijdens zijn lessen Verweer, hoezeer ze hem in de gaten hield aan de tafel van de Grote Zaal. Diezelfde dag nog had ze hem zien zitten. Hij had amper wat gegeten. Gespannen. Alsof hij wist wat zou gebeuren die avond.
Als ze had geweten dat het een voorbode was op de moord van Perkamentus, had ze wel wat gezegd. Maar hoe had ze dit in hemelsnaam kunnen voorspellen? Niemand had het zien aankomen.
Door haar tranen zag ze een nieuw beeld vormen - hij stond voor haar, met zijn toverstaf op haar gericht, maar ze wist dat hij haar niets zou doen. Wat voor betekenis had zij immers in deze zinloze oorlog? Geen. Haar dood zou geen verschil maakte en dus zou hij haar niets doen, waarom wel? De vormen veranderden en ze zag hoe ze hem omhelsde, ondanks alle pijn en het gevoel van verraad dat haar overmande.
"Je had dit niet hoeven te doen," fluisterde ze terwijl ze met haar vingers over het raam gleed.
Ze vond echter geen troost in de vormen van de dikke regendruppels aan de andere kant van het venster. Vandaag zou ze geen troost vinden, wist ze, zelfs niet in de vormen van hij en haar tesamen in haar gedachten.
Vage vormen dansten voor haar ogen. Dat was het gevolg van de ophoping aan stress en onbegrip die diezelfde avond was ontstaan, alsof er kortsluiting in haar hoofd was.
Alle anderen waren in de leerlingenkamer van Ravenklauw en zochten troost bij elkaar, maar zij niet. Zij had nog nooit eerder troost bij hen gevonden.
Ondanks de kleurrijke vormen die voor haar ogen dansten, zag ze een raamkozijn in een van de gangen van de vijfde verdieping en ze zocht er troost terwijl ze naast het raam ging zitten en naar buiten probeerde te kijken.
Maar ze zag nog steeds enkel vage vormen die af en toe een concrete vorm aannamen.
Het Dooddoenersteken boven Zweinstein.
Het lichaam van Perkamentus dat levenloos op het binnenplein lag.
Tranen in de ogen van professor Banning.
Harry Potter die wenend bij Perkamentus zat.
Zijn blik toen hij haar huiswerk Verweer terug gaf eerder die week. Een U - de enige U van de klas. Waar ze in haar eerste jaar als matige student presteerde in de lessen Verweer tegen de Zwarte Kunsten, was ze nu de beste van haar klas. Zij wist wel hoe het kwam. De lessen van de Strijders van Perkamentus was ze nooit vergeten. Sterker nog - ze oefende. Ze oefende in de vakanties bij haar vader thuis. Ze oefende in het Verboden Bos. Ze oefende in haar slaapzaal op de zeldzame momenten dat ze alleen was. Ze oefende zelfs in haar dromen. Het waren Duistere tijden en ze had al eeuwen verwacht dat iets ging gebeuren - maar dit had ze niet verwacht.
Ze dacht dat ze voor een kort moment - amper een seconde - trots had gezien in zijn ogen toen hij haar punten had teruggegeven. Zij, zijn sterpupil. Dat jaar had ze respect gewonnen, dat wist ze. Langzaamaan waren zijn opmerkingen iets minder naar geworden. Haar punten waren verbeterd. En als ultieme teken dat ze het goed deed - de blik van trots die amper een seconde had geduurd. Een week lang was ze apetrots geweest en was die blik het enige geweest wat ze had gezien. Tot nu.
Nu plaagden vage vormen haar - beelden die ze niet had gezien en zich enkel zelf kon inbeelden - hij die een Onvergeeflijke Vloek uitsprak en Perkamentus van de Astronomietoren vervloekte. Had hij diezelfde blik van trots in zijn ogen gehad? Die vraag bracht tranen in haar ogen.
Iedereen haatte hem. Iedereen behalve zij. Iedere andere leerling zou hem al lang geruild hebben voor eender welke andere professor en was nu druk bezig met alle slechte herinneringen aan hem op te halen in de leerlingenkamer, maar zij niet. Misschien was het omdat ze de dochter van de hoofdredacteur van de Kibbelaar was, dat ze enkel in sprookjes geloofde. Kennelijk was hij niet de goede man die ze had gedacht dat hij was, maar wel een verrader. Haar grote vergissing in hem stemde haar bitter. Hoe had ze zo stom kunnen zijn om niet zijn ware aard te zien?
Ze had echt geloofd dat hij goed was, maar misbegrepen. Onaardig, maar niet met een slecht hart. Bitter, maar niet zonder dromen. Duister, maar trouw aan de goede zijde.
Ze had er zo erg naast gezeten.
Dat was niet uitzonderlijk - ze had zich al vaker in mensen vergist. Maar dit was wel een enorme fout. Hij was een moordenaar. En ze had hem zowat aanbeden.
Niemand wist van haar respect voor hem. Niemand wist hoezeer ze naar hem opkeek, hoe ze aan zijn lippen hing als hij sprak tijdens zijn lessen Verweer, hoezeer ze hem in de gaten hield aan de tafel van de Grote Zaal. Diezelfde dag nog had ze hem zien zitten. Hij had amper wat gegeten. Gespannen. Alsof hij wist wat zou gebeuren die avond.
Als ze had geweten dat het een voorbode was op de moord van Perkamentus, had ze wel wat gezegd. Maar hoe had ze dit in hemelsnaam kunnen voorspellen? Niemand had het zien aankomen.
Door haar tranen zag ze een nieuw beeld vormen - hij stond voor haar, met zijn toverstaf op haar gericht, maar ze wist dat hij haar niets zou doen. Wat voor betekenis had zij immers in deze zinloze oorlog? Geen. Haar dood zou geen verschil maakte en dus zou hij haar niets doen, waarom wel? De vormen veranderden en ze zag hoe ze hem omhelsde, ondanks alle pijn en het gevoel van verraad dat haar overmande.
"Je had dit niet hoeven te doen," fluisterde ze terwijl ze met haar vingers over het raam gleed.
Ze vond echter geen troost in de vormen van de dikke regendruppels aan de andere kant van het venster. Vandaag zou ze geen troost vinden, wist ze, zelfs niet in de vormen van hij en haar tesamen in haar gedachten.