28/08/2020, 12:31
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 28/08/2020, 12:32 door CartoonJessie.)
Regen
De Terzielers waren hongerig. De regen die uit de lucht goot, leek hun honger enkel te versterken. Loena zuchtte terwijl ze de jongste Terzieler van de groep voederde. Het was een diepe zucht – zo diep dat zelfs de Terzielers zich afvroegen wat er scheelde. Het lag niet aan de gutsende regen. Het waren ook niet de laatste pesterijen van haar klasgenoten die Loena bezig hielden en al helemaal niet de moeilijke leerstof van de vierdejaars. Dat was het nou net – de leerstof viel tegen. Vooral van Verweer tegen de Zwarte Kunsten.
Loena moest toegeven dat het niet haar lievelingsvak was – ze genoot nog steeds het meeste van Verzorging van Fabeldieren. Maar de lessen van Omber stemden haar bezorgd. Verweer was zo een reusachtig belangrijk vak in deze gevaarlijke tijden – en nu mochten ze het niet eens oefenen! Harry Potter had met zijn eigen ogen gezien hoe de Duistere Heer was teruggekeerd en hoe reageerde het Ministerie? Door praktijklessen in Verweer te verbieden.
Loena wist wel beter. Het was natuurlijk een groot complot van het Ministerie – dat kon niet anders. Haar vader had in zijn laatste brief al verteld dat hij haar op de hoogte zou houden van alle verwikkelingen, maar dit niet via uil zou kunnen doen – te riskant. Van zodra ze wist wanneer ze een dagje naar Zweinsveld mochten, zou ze hem een uil sturen en dan zouden ze een afspraak maken.
De regen maakte een geruststellend geluid, vond Loena. De bladeren van de bomen in het Verboden Bos begonnen al te verkleuren, maar leken alsnog de regen te verwelkomen na de warme zomer die pas een week geleden ten einde was gekomen.
Hoe dan ook – Loena kon niet veel langer blijven, ook al was ze met haar vrolijk gekleurde regenlaarzen en regenjas op bakken vol regen voorzien. Er wachtte nog veel huiswerk op haar – en te lang in het Verboden Bos blijven had altijd als risico dat ze betrapt zou worden. Loena was al van haar eerste jaar niet uit het Verboden Bos weg te slaan geweest – en had al meermaals straf gehad ervoor. Maar ze kwam er graag. De plek bracht haar rust. Daar had ze maar al te graag een namiddagje strafstudie voor over.
Ze gooide een laatste stukje biefstuk op de grond en het jonge Terzielerveulen sprong erop af. “Tot morgen!” Loena wuifde naar de Terzielers alvorens ze zich omdraaide en haar weg naar het pad zocht. Zo ver bevond ze zich niet van de rest van de terreinen van Zweinstein – slechts anderhalve kilometer – maar ze verkoos ervoor om via het pad terug te gaan. Na een aanvaring met een Acromantula van een halve meter hoog in haar derde jaar, maakte ze veel meer gebruik van de paden die her en der door het bos liepen.
Ze was nog maar net op het pad, toen het gehinnik van het jonge Terzielerveulen haar weer tot stilstand bracht en ze draaide zich om. Het zwart-grijze wezen liep op een drafje naar haar toe en duwde zijn neus tegen de zakken van Loena’s regenjas.
“Ik heb niets meer,” probeerde ze de jonge Terzieler aan zijn verstand te brengen. “Alles is op!”
Maar het jonge dier begreep er niets van en bleef ongeduldig en hongerig om Loena heen draaien. Loena keek naar het Terzielerjong, maar voelde opeens een tintelende sensatie in haar linkeroorlel. Het gebeurde niet vaak – maar als ze het voelde, betekende het dat ze niet alleen was. Ze liet haar ogen langs het pad glijden en kwam tot de conclusie dat haar voorgevoel juist was geweest.
Kennelijk had de gietende regen die ochtend niet iedereen in het knusse kasteel van Zweinstein kunnen houden. Toverdrankprofessor Severus Sneep kwam op het pad haar richting uit en had haar al opgemerkt. Zijn zware en duistere mantel beschermde hem tegen het overgrote deel van de regen, maar zijn zwarte haren plakten door de regen in zijn gezicht en zijn blik stond zuur.
Loena wist wat zou volgen.
“Juffrouw Leeflang,” begon hij in zijn kenmerkende diepe, maar strenge stem. “Waarom verbaast het me niet dat ik u van alle leerlingen op Zweinstein op een zaterdagochtend aantref in het Verboden Bos?”
Het was waar – het was al minstens zes keer het genoegen van professor Sneep geweest om haar op een zaterdagochtend te betrappen in het Verboden Bos. Dit was echter de eerste keer dat het zich dit schooljaar voordeed.
Loena keek aarzelend naar de grond en liet zich niet afleiden door het gehinnik van het Terzielerveulen, dat nog steeds aan haar zakken zat te snuffelen. Ze wist niet of ze moest antwoorden op haar professor’s vraag, en besefte zich pas nadat ze antwoordde dat ze dat beter niet had gedaan. “Strafstudie, professor?”
Professor Sneep leek het niet te apprecieren hoe ze op zo een kalme wijze haar eigen straf aankondigde en blies woedend lucht uit zijn lange neus, alsof hij een theeketel was die ieder moment zou beginnen fluiten.
“U lijkt het niet aan uw hart te laten komen,” merkte hij nijdig op. “Ik vraag me af of er geen straf is die geschikter zou zijn om uw vastberadenheid te breken.”
Weeral had Loena niet door dat het wijzer was om niet te antwoorden. “Ik denk het niet, professor.”
Zijn ogen spoten nu vuur naar haar, maar ze bleef hem met haar grote, blauwgrijze ogen aanstaren, zich slechts van een fractie van zijn dreiging bewust.
Het Terzielerjong hield er niet van om genegeerd te worden en liep nu naar de toverdrankprofessor, niet wetend dat Sneep niet was gekomen om Terzielers te voederen.
“Wat krijgen we...” mompelde de toverdrankprofessor toen de jonge Terzieler zijn neus tegen zijn zakken aanduwde.
“Af!” zei Loena tegen het terzielerjong, maar het dier kon haar even goed negeren als zij hem.
Toen het dier rondjes begon te draaien, wist professor Sneep helemaal niet meer waar hij het had en hij draaide mee opdat hij het dier geen seconde uit het oog verloor.
Loena vond het een grappig zicht en glimlachte en van het moment dat haar professor dit zag, schoot hij haar een woedende blik toe.
Ongeduldig trok hij opeens zijn toverstaf en richtte hij deze op het dier en Loena sloeg haar handen opeens voor haar mond. “Professor, nee!” probeerde ze hem nog te waarschuwen, maar voordat hij de kans had om een spreuk uit te spreken, sloeg het veulen een krijsend gehinnik uit, wat haast onmiddellijk beantwoord werd door een volledige kudde van hinnikende Terzielers in de verte.
Het duurde slechts enkele secondes voor de eerste Terzielers zichtbaar waren boven de bomen en professor Sneep keek onbegrijpend toe terwijl Loena snel haar toverstaf trok. Het Terzielerjong was al terug het bos ingeschoten, maar de volwassen Terzielers zouden meer afleiding nodig hebben.
“Carnorem Gelurem!” riep Loena luid terwijl ze haar toverstaf op de Terzielers richtte.
Zelfs professor Sneep had nog nooit de toverspreuk gehoord en keek dan ook verbaasd toe hoe er uit het niets rauwe stukken vlees leken te verschijnen en deze enkele meters voor hen met luide kwak-geluiden op de natte bosgrond vielen.
De Terzielers moesten kiezen tussen hun agressor en vers voedsel en Loena wist waarvoor ze zouden kiezen – maar ze wist ook dat magisch opgeroepen rauw vlees niet lang goed zou blijven – zeker niet dat van haar, want het was slechts de eerste keer dat ze de spreuk probeerde – en dat ze dan weer professor Sneep zouden aanvallen.
Zonder te aarzelen, greep ze haar professor bij zijn mouw en trok ze hem rennend met zich mee. Al wist hij niet zeker wat er zonet gebeurd was, volgde hij haar gewillig en ze renden terug over het pad naar Zweinstein.
Pas aan de rand van het Verboden Bos hielden ze weer stil en Loena leunde tegen een boom om terug op adem te komen.
Professor Sneep wist niet wat hij moest zeggen – had juffrouw Leeflang hem zonet gered van de woede van een kudde Terzielers? Hij wist het zelf niet.
“Professor,” begon Loena buiten adem. “U hebt nooit Verzorging van Fabeldieren gevolgd, of wel?”
Hij moest schuldig bekennen. “Hoe raadde u het?” reageerde hij met een licht sarcastische toon.
“Er viel niet veel te raden,” antwoordde Loena eerlijk. “Het was overduidelijk”
Hij keek de zonderlinge Ravenklauwer onderzoekend aan. Wat ze zei, was arrogant, maar zo leek ze het helemaal niet te bedoelen en ze ging zelfs verder.
“Professor, als ik u was, zou ik de komende dagen uit het Verboden Bos blijven. Of anders een offer aan rauw vlees maken. Terzielers zijn zachtaardige dieren, maar een tovenaar die zijn toverstaf trekt en mikt op een van hen, kan het beter op een lopen zetten. Ze houden er niet van om bedreigd te worden, weet u.”
Professor Sneep leek het niet volledig op prijs te stellen dat een leerling hem de les las, maar ze had gelijk. Zijn kennis over Fabeldieren viel in het niets in vergelijking met zijn kennis over Toverdranken of Verweer. Zijn actie was niet goed te praten en als er ooit iemand achter zou komen wat voor ongeluk hem bijna was ontvallen, zou hij door de rest van de staf van Zweinstein uitgelachen worden. Een situatie die hij kost wat kost wilde vermijden.
“U reageerde snel, juffrouw Leeflang,” gaf hij grimmig toe. “Ik zou haast wensen dat u diezelfde vastberadenheid in de lessen Toverdranken toonde. Het zou u veel ontploffende toverketels besparen.”
Hij wachtte even om te zien of er reactie kwam, maar ze stond nog steeds te rusten tegen de boom, haar blik op hem gefixeerd en haar haren drijfnat van de regen.
“Voor eenmaal hebt u zichzelf gered van een strafstudie,” vervolgde hij kort en tegen zijn eigen zin in. “Maar als ik hoor dat u iemand vertelt wat er zonet is gebeurd, beloof ik u dat u dit jaar geen Terzieler meer zult zien.”
Loena keek hem met grote ogen aan en leek onaangenaam verrast. “Zou u de Terzielers iets aandoen?”
Hij rolde met zijn ogen. Ze snapte het niet.
“Nee, ik zou u ieder vrij moment van het jaar strafstudie geven.”
“Ah,” Loena begreep het. Al was een jaar strafstudie minder erg dan het afstraffen van de Terzielers, het was niet iets waar ze op zat te wachten. “Ik zeg niets. U heeft mijn woord.”
Al kende hij de waarde van haar woord niet, hij had geen andere optie. Hij knikte goedkeurend. “Keer terug naar uw leerlingenkamer, juffrouw Leeflang. Ik wil u vandaag niet meer tegen het lijf lopen.”
Loena knikte. “In orde.”
Ze draaide zich om en huppelde over het grasveld naar het kasteel in de verte.
Professor Sneep keek haar na vanonder het bladerdek van de bomen.
“Vreemd kind,” mompelde hij en hij keek achter zich het Verboden Bos in. De Terzielers waren nog steeds te horen in de verte. Misschien kon hij het best naar haar luisteren en het bos vandaag vermijden... Tegen zijn zin in begaf hij zich ook door de regen terug naar het Kasteel.
De volgende ochtend scheen de zon door de natte bladeren heen toen Loena bij de Terzielers aankwam, maar er was geen Terzieler die haar kwam groeten. Loena vond het verdacht en was zelfs lichtjes ontdaan toen ze zag dat ze allen waren aan het genieten van een berg rauw vlees onder een oude eik.
Ze keek om zich heen en zag haar Toverdrankmeester enkele bomen verder staan. Hij keek vanop afstand toe hoe de Terzielers het vlees aten dat hij hen zelf had gebracht en keek naar juffrouw Leeflang, die er nog verbaasder uitzag dan gewoonlijk.
“U leert snel!” riep Loena hem toe en ze dacht voor een moment te zien dat hij half glimlachte, alvorens hij zich omdraaide en weer tussen de bomen verdween, zijn zwarte, wapperende cape het laatste wat ze zag.
Loena wist niet hoe ze het had gedaan, maar ze was dankbaar. Op een of andere manier had ze zonet een strafstudie ontlopen.
Severus wist heel goed wat hij zonet had gedaan – hij had juffrouw Leeflang er nogmaals op betrapt regels te breken, maar haar niet gestraft ervoor. “Voor wat, hoort wat,” mompelde hij in zichzelf, en voor nu leek dat genoeg te zijn voor hem.
De volgende keer dat hij haar in de gietende regen in het Verboden Bos zou aantreffen, zou hij haar straffen, maar vandaag niet. Hij werd immers niet ieder weekend door een leerlinge gered van een kudde hongerige Terzielers.
De Terzielers waren hongerig. De regen die uit de lucht goot, leek hun honger enkel te versterken. Loena zuchtte terwijl ze de jongste Terzieler van de groep voederde. Het was een diepe zucht – zo diep dat zelfs de Terzielers zich afvroegen wat er scheelde. Het lag niet aan de gutsende regen. Het waren ook niet de laatste pesterijen van haar klasgenoten die Loena bezig hielden en al helemaal niet de moeilijke leerstof van de vierdejaars. Dat was het nou net – de leerstof viel tegen. Vooral van Verweer tegen de Zwarte Kunsten.
Loena moest toegeven dat het niet haar lievelingsvak was – ze genoot nog steeds het meeste van Verzorging van Fabeldieren. Maar de lessen van Omber stemden haar bezorgd. Verweer was zo een reusachtig belangrijk vak in deze gevaarlijke tijden – en nu mochten ze het niet eens oefenen! Harry Potter had met zijn eigen ogen gezien hoe de Duistere Heer was teruggekeerd en hoe reageerde het Ministerie? Door praktijklessen in Verweer te verbieden.
Loena wist wel beter. Het was natuurlijk een groot complot van het Ministerie – dat kon niet anders. Haar vader had in zijn laatste brief al verteld dat hij haar op de hoogte zou houden van alle verwikkelingen, maar dit niet via uil zou kunnen doen – te riskant. Van zodra ze wist wanneer ze een dagje naar Zweinsveld mochten, zou ze hem een uil sturen en dan zouden ze een afspraak maken.
De regen maakte een geruststellend geluid, vond Loena. De bladeren van de bomen in het Verboden Bos begonnen al te verkleuren, maar leken alsnog de regen te verwelkomen na de warme zomer die pas een week geleden ten einde was gekomen.
Hoe dan ook – Loena kon niet veel langer blijven, ook al was ze met haar vrolijk gekleurde regenlaarzen en regenjas op bakken vol regen voorzien. Er wachtte nog veel huiswerk op haar – en te lang in het Verboden Bos blijven had altijd als risico dat ze betrapt zou worden. Loena was al van haar eerste jaar niet uit het Verboden Bos weg te slaan geweest – en had al meermaals straf gehad ervoor. Maar ze kwam er graag. De plek bracht haar rust. Daar had ze maar al te graag een namiddagje strafstudie voor over.
Ze gooide een laatste stukje biefstuk op de grond en het jonge Terzielerveulen sprong erop af. “Tot morgen!” Loena wuifde naar de Terzielers alvorens ze zich omdraaide en haar weg naar het pad zocht. Zo ver bevond ze zich niet van de rest van de terreinen van Zweinstein – slechts anderhalve kilometer – maar ze verkoos ervoor om via het pad terug te gaan. Na een aanvaring met een Acromantula van een halve meter hoog in haar derde jaar, maakte ze veel meer gebruik van de paden die her en der door het bos liepen.
Ze was nog maar net op het pad, toen het gehinnik van het jonge Terzielerveulen haar weer tot stilstand bracht en ze draaide zich om. Het zwart-grijze wezen liep op een drafje naar haar toe en duwde zijn neus tegen de zakken van Loena’s regenjas.
“Ik heb niets meer,” probeerde ze de jonge Terzieler aan zijn verstand te brengen. “Alles is op!”
Maar het jonge dier begreep er niets van en bleef ongeduldig en hongerig om Loena heen draaien. Loena keek naar het Terzielerjong, maar voelde opeens een tintelende sensatie in haar linkeroorlel. Het gebeurde niet vaak – maar als ze het voelde, betekende het dat ze niet alleen was. Ze liet haar ogen langs het pad glijden en kwam tot de conclusie dat haar voorgevoel juist was geweest.
Kennelijk had de gietende regen die ochtend niet iedereen in het knusse kasteel van Zweinstein kunnen houden. Toverdrankprofessor Severus Sneep kwam op het pad haar richting uit en had haar al opgemerkt. Zijn zware en duistere mantel beschermde hem tegen het overgrote deel van de regen, maar zijn zwarte haren plakten door de regen in zijn gezicht en zijn blik stond zuur.
Loena wist wat zou volgen.
“Juffrouw Leeflang,” begon hij in zijn kenmerkende diepe, maar strenge stem. “Waarom verbaast het me niet dat ik u van alle leerlingen op Zweinstein op een zaterdagochtend aantref in het Verboden Bos?”
Het was waar – het was al minstens zes keer het genoegen van professor Sneep geweest om haar op een zaterdagochtend te betrappen in het Verboden Bos. Dit was echter de eerste keer dat het zich dit schooljaar voordeed.
Loena keek aarzelend naar de grond en liet zich niet afleiden door het gehinnik van het Terzielerveulen, dat nog steeds aan haar zakken zat te snuffelen. Ze wist niet of ze moest antwoorden op haar professor’s vraag, en besefte zich pas nadat ze antwoordde dat ze dat beter niet had gedaan. “Strafstudie, professor?”
Professor Sneep leek het niet te apprecieren hoe ze op zo een kalme wijze haar eigen straf aankondigde en blies woedend lucht uit zijn lange neus, alsof hij een theeketel was die ieder moment zou beginnen fluiten.
“U lijkt het niet aan uw hart te laten komen,” merkte hij nijdig op. “Ik vraag me af of er geen straf is die geschikter zou zijn om uw vastberadenheid te breken.”
Weeral had Loena niet door dat het wijzer was om niet te antwoorden. “Ik denk het niet, professor.”
Zijn ogen spoten nu vuur naar haar, maar ze bleef hem met haar grote, blauwgrijze ogen aanstaren, zich slechts van een fractie van zijn dreiging bewust.
Het Terzielerjong hield er niet van om genegeerd te worden en liep nu naar de toverdrankprofessor, niet wetend dat Sneep niet was gekomen om Terzielers te voederen.
“Wat krijgen we...” mompelde de toverdrankprofessor toen de jonge Terzieler zijn neus tegen zijn zakken aanduwde.
“Af!” zei Loena tegen het terzielerjong, maar het dier kon haar even goed negeren als zij hem.
Toen het dier rondjes begon te draaien, wist professor Sneep helemaal niet meer waar hij het had en hij draaide mee opdat hij het dier geen seconde uit het oog verloor.
Loena vond het een grappig zicht en glimlachte en van het moment dat haar professor dit zag, schoot hij haar een woedende blik toe.
Ongeduldig trok hij opeens zijn toverstaf en richtte hij deze op het dier en Loena sloeg haar handen opeens voor haar mond. “Professor, nee!” probeerde ze hem nog te waarschuwen, maar voordat hij de kans had om een spreuk uit te spreken, sloeg het veulen een krijsend gehinnik uit, wat haast onmiddellijk beantwoord werd door een volledige kudde van hinnikende Terzielers in de verte.
Het duurde slechts enkele secondes voor de eerste Terzielers zichtbaar waren boven de bomen en professor Sneep keek onbegrijpend toe terwijl Loena snel haar toverstaf trok. Het Terzielerjong was al terug het bos ingeschoten, maar de volwassen Terzielers zouden meer afleiding nodig hebben.
“Carnorem Gelurem!” riep Loena luid terwijl ze haar toverstaf op de Terzielers richtte.
Zelfs professor Sneep had nog nooit de toverspreuk gehoord en keek dan ook verbaasd toe hoe er uit het niets rauwe stukken vlees leken te verschijnen en deze enkele meters voor hen met luide kwak-geluiden op de natte bosgrond vielen.
De Terzielers moesten kiezen tussen hun agressor en vers voedsel en Loena wist waarvoor ze zouden kiezen – maar ze wist ook dat magisch opgeroepen rauw vlees niet lang goed zou blijven – zeker niet dat van haar, want het was slechts de eerste keer dat ze de spreuk probeerde – en dat ze dan weer professor Sneep zouden aanvallen.
Zonder te aarzelen, greep ze haar professor bij zijn mouw en trok ze hem rennend met zich mee. Al wist hij niet zeker wat er zonet gebeurd was, volgde hij haar gewillig en ze renden terug over het pad naar Zweinstein.
Pas aan de rand van het Verboden Bos hielden ze weer stil en Loena leunde tegen een boom om terug op adem te komen.
Professor Sneep wist niet wat hij moest zeggen – had juffrouw Leeflang hem zonet gered van de woede van een kudde Terzielers? Hij wist het zelf niet.
“Professor,” begon Loena buiten adem. “U hebt nooit Verzorging van Fabeldieren gevolgd, of wel?”
Hij moest schuldig bekennen. “Hoe raadde u het?” reageerde hij met een licht sarcastische toon.
“Er viel niet veel te raden,” antwoordde Loena eerlijk. “Het was overduidelijk”
Hij keek de zonderlinge Ravenklauwer onderzoekend aan. Wat ze zei, was arrogant, maar zo leek ze het helemaal niet te bedoelen en ze ging zelfs verder.
“Professor, als ik u was, zou ik de komende dagen uit het Verboden Bos blijven. Of anders een offer aan rauw vlees maken. Terzielers zijn zachtaardige dieren, maar een tovenaar die zijn toverstaf trekt en mikt op een van hen, kan het beter op een lopen zetten. Ze houden er niet van om bedreigd te worden, weet u.”
Professor Sneep leek het niet volledig op prijs te stellen dat een leerling hem de les las, maar ze had gelijk. Zijn kennis over Fabeldieren viel in het niets in vergelijking met zijn kennis over Toverdranken of Verweer. Zijn actie was niet goed te praten en als er ooit iemand achter zou komen wat voor ongeluk hem bijna was ontvallen, zou hij door de rest van de staf van Zweinstein uitgelachen worden. Een situatie die hij kost wat kost wilde vermijden.
“U reageerde snel, juffrouw Leeflang,” gaf hij grimmig toe. “Ik zou haast wensen dat u diezelfde vastberadenheid in de lessen Toverdranken toonde. Het zou u veel ontploffende toverketels besparen.”
Hij wachtte even om te zien of er reactie kwam, maar ze stond nog steeds te rusten tegen de boom, haar blik op hem gefixeerd en haar haren drijfnat van de regen.
“Voor eenmaal hebt u zichzelf gered van een strafstudie,” vervolgde hij kort en tegen zijn eigen zin in. “Maar als ik hoor dat u iemand vertelt wat er zonet is gebeurd, beloof ik u dat u dit jaar geen Terzieler meer zult zien.”
Loena keek hem met grote ogen aan en leek onaangenaam verrast. “Zou u de Terzielers iets aandoen?”
Hij rolde met zijn ogen. Ze snapte het niet.
“Nee, ik zou u ieder vrij moment van het jaar strafstudie geven.”
“Ah,” Loena begreep het. Al was een jaar strafstudie minder erg dan het afstraffen van de Terzielers, het was niet iets waar ze op zat te wachten. “Ik zeg niets. U heeft mijn woord.”
Al kende hij de waarde van haar woord niet, hij had geen andere optie. Hij knikte goedkeurend. “Keer terug naar uw leerlingenkamer, juffrouw Leeflang. Ik wil u vandaag niet meer tegen het lijf lopen.”
Loena knikte. “In orde.”
Ze draaide zich om en huppelde over het grasveld naar het kasteel in de verte.
Professor Sneep keek haar na vanonder het bladerdek van de bomen.
“Vreemd kind,” mompelde hij en hij keek achter zich het Verboden Bos in. De Terzielers waren nog steeds te horen in de verte. Misschien kon hij het best naar haar luisteren en het bos vandaag vermijden... Tegen zijn zin in begaf hij zich ook door de regen terug naar het Kasteel.
De volgende ochtend scheen de zon door de natte bladeren heen toen Loena bij de Terzielers aankwam, maar er was geen Terzieler die haar kwam groeten. Loena vond het verdacht en was zelfs lichtjes ontdaan toen ze zag dat ze allen waren aan het genieten van een berg rauw vlees onder een oude eik.
Ze keek om zich heen en zag haar Toverdrankmeester enkele bomen verder staan. Hij keek vanop afstand toe hoe de Terzielers het vlees aten dat hij hen zelf had gebracht en keek naar juffrouw Leeflang, die er nog verbaasder uitzag dan gewoonlijk.
“U leert snel!” riep Loena hem toe en ze dacht voor een moment te zien dat hij half glimlachte, alvorens hij zich omdraaide en weer tussen de bomen verdween, zijn zwarte, wapperende cape het laatste wat ze zag.
Loena wist niet hoe ze het had gedaan, maar ze was dankbaar. Op een of andere manier had ze zonet een strafstudie ontlopen.
Severus wist heel goed wat hij zonet had gedaan – hij had juffrouw Leeflang er nogmaals op betrapt regels te breken, maar haar niet gestraft ervoor. “Voor wat, hoort wat,” mompelde hij in zichzelf, en voor nu leek dat genoeg te zijn voor hem.
De volgende keer dat hij haar in de gietende regen in het Verboden Bos zou aantreffen, zou hij haar straffen, maar vandaag niet. Hij werd immers niet ieder weekend door een leerlinge gered van een kudde hongerige Terzielers.