27/08/2020, 17:40
There is something I see in you
It might kill me
I want it to be true
Ze stootte bijna een vaas om terwijl ze zich in de veel te kleine woonkamer naar een lege plaats begaf. Ze kon maar nipt de vaas opvangen en zette deze voorzichtig terug op het tafeltje. Ze zag nog net hoe haar neef speels naar haar knipoogde en vervolgens grijnsde.
Dolleman wuifde naar haar en Tops haastte zich naar zijn rechterzijde om te gaan zitten. Nieuwsgierig keek ze naar de heksen en tovenaars rond de tafel.
De Orde van de Feniks. Velen van hen had ze nog nooit eerder ontmoet en ze voelde zenuwen gieren door haar lijf bij de gedachte dat ze zich voor deze mensen zou mogen waarmaken.
De deur zwaaide open en Tops dacht dat op datzelfde moment een baksteen in haar maag geslagen werd. Ze had veel mensen hier verwacht, maar niet... hem.
Hij was ouder geworden. Zijn expressie zag er vermoeid uit, gepijnigd, maar nog steeds even mysterieus als toen...
NEE!
Ze verbood zichzelf om hem nog een gedachte waardig te schenken. Ze zou geen medelijden voor de man voelen. Nooit meer. De tragedie die aan zijn schouders leek te hangen, was daar vast met een terechte reden. Hij verdiende niets minder. Nooit meer zou ze aan hem denken met de gedachte dat hij een arme puppy was die gered moest worden. Hij was – zonder twijfel – de vreselijkste persoon in deze ruimte.
Ze was zo diep in gedachten verzonken, dat ze opschrok toen een man zich naast haar zette en ze hem bijna een bloedneus sloeg. Hij kon haar nog net ontwijken en nam zacht haar pols vast.
“Voorzichtig,” zei hij stil terwijl hij in zijn stoel naar voren schoof. “Er is geen reden tot angst, de Dooddoeners zijn hier niet binnengevallen.”
Tops keek de man met grote ogen aan. Hij glimlachte vriendelijk en zijn ogen waren warm – ondanks de verse littekens die over zijn gezicht liepen, alsof iets met lange nagels naar hem had geklauwd..
Dat kon maar één ding betekenen: hij had gevochten met weerwolven!
Tops voelde opeens sympathie voor de man en bleef iets te lang in zijn bruine ogen staren.
“Jij bent Tops, juist?”
Ze knikte, een tikje ademloos dat haar reputatie haar vooraf was gegaan. Hoe kon hij dat weten?
Hij merkte haar verwarde blik op en klopte haar even geruststellend op haar hand. De warmte van zijn vingers deed haar huid even tintelen en ze merkte dat ze bloosde.
“Geen zorgen, Sirius had me al gewaarschuwd voor je oogverblindende haarkleur. Ik ben Remus Lupos.”
Hij hield zijn hand uit en Tops sloeg de kans niet af om nogmaals zijn warme hand te mogen voelen. Ze glimlachten beiden terwijl ze elkaars hand schudden, en Tops wilde iets zeggen, maar voelde opeens twee priemende ogen in haar nek. Ze draaide even haar hoofd en zag hoe Severus haar aankeek. Zijn ogen waren verbiedend – mogelijks zelf waarschuwend – alsof er gevaar dreigde.
Snel draaide ze haar hoofd weg.
Nee – nooit meer zou ze hem aandacht geven – nooit meer zou ze hem geloven.
En als deze man – Remus Lupos – haar enig kwaad kon doen, dan was het maar zo. Nog liever zou ze sterven in de armen van deze vreemdeling, dan dat ze ooit nog zou luisteren naar Severus Sneep.
“Je haar is zonet van kleur veranderd,” merkte Lupos geamuseerd op en ze zag haar haarpunten rood worden voor haar ogen.
Hij leek het helemaal niet erg te vinden dat ze Transformagiër was en het maakte de genegenheid die ze voelde voor deze vreemdeling enkel groter.
Ze glimlachte.
“Ik beken – schuldig.”
EINDE
It might kill me
I want it to be true
Ze stootte bijna een vaas om terwijl ze zich in de veel te kleine woonkamer naar een lege plaats begaf. Ze kon maar nipt de vaas opvangen en zette deze voorzichtig terug op het tafeltje. Ze zag nog net hoe haar neef speels naar haar knipoogde en vervolgens grijnsde.
Dolleman wuifde naar haar en Tops haastte zich naar zijn rechterzijde om te gaan zitten. Nieuwsgierig keek ze naar de heksen en tovenaars rond de tafel.
De Orde van de Feniks. Velen van hen had ze nog nooit eerder ontmoet en ze voelde zenuwen gieren door haar lijf bij de gedachte dat ze zich voor deze mensen zou mogen waarmaken.
De deur zwaaide open en Tops dacht dat op datzelfde moment een baksteen in haar maag geslagen werd. Ze had veel mensen hier verwacht, maar niet... hem.
Hij was ouder geworden. Zijn expressie zag er vermoeid uit, gepijnigd, maar nog steeds even mysterieus als toen...
NEE!
Ze verbood zichzelf om hem nog een gedachte waardig te schenken. Ze zou geen medelijden voor de man voelen. Nooit meer. De tragedie die aan zijn schouders leek te hangen, was daar vast met een terechte reden. Hij verdiende niets minder. Nooit meer zou ze aan hem denken met de gedachte dat hij een arme puppy was die gered moest worden. Hij was – zonder twijfel – de vreselijkste persoon in deze ruimte.
Ze was zo diep in gedachten verzonken, dat ze opschrok toen een man zich naast haar zette en ze hem bijna een bloedneus sloeg. Hij kon haar nog net ontwijken en nam zacht haar pols vast.
“Voorzichtig,” zei hij stil terwijl hij in zijn stoel naar voren schoof. “Er is geen reden tot angst, de Dooddoeners zijn hier niet binnengevallen.”
Tops keek de man met grote ogen aan. Hij glimlachte vriendelijk en zijn ogen waren warm – ondanks de verse littekens die over zijn gezicht liepen, alsof iets met lange nagels naar hem had geklauwd..
Dat kon maar één ding betekenen: hij had gevochten met weerwolven!
Tops voelde opeens sympathie voor de man en bleef iets te lang in zijn bruine ogen staren.
“Jij bent Tops, juist?”
Ze knikte, een tikje ademloos dat haar reputatie haar vooraf was gegaan. Hoe kon hij dat weten?
Hij merkte haar verwarde blik op en klopte haar even geruststellend op haar hand. De warmte van zijn vingers deed haar huid even tintelen en ze merkte dat ze bloosde.
“Geen zorgen, Sirius had me al gewaarschuwd voor je oogverblindende haarkleur. Ik ben Remus Lupos.”
Hij hield zijn hand uit en Tops sloeg de kans niet af om nogmaals zijn warme hand te mogen voelen. Ze glimlachten beiden terwijl ze elkaars hand schudden, en Tops wilde iets zeggen, maar voelde opeens twee priemende ogen in haar nek. Ze draaide even haar hoofd en zag hoe Severus haar aankeek. Zijn ogen waren verbiedend – mogelijks zelf waarschuwend – alsof er gevaar dreigde.
Snel draaide ze haar hoofd weg.
Nee – nooit meer zou ze hem aandacht geven – nooit meer zou ze hem geloven.
En als deze man – Remus Lupos – haar enig kwaad kon doen, dan was het maar zo. Nog liever zou ze sterven in de armen van deze vreemdeling, dan dat ze ooit nog zou luisteren naar Severus Sneep.
“Je haar is zonet van kleur veranderd,” merkte Lupos geamuseerd op en ze zag haar haarpunten rood worden voor haar ogen.
Hij leek het helemaal niet erg te vinden dat ze Transformagiër was en het maakte de genegenheid die ze voelde voor deze vreemdeling enkel groter.
Ze glimlachte.
“Ik beken – schuldig.”
EINDE