27/08/2020, 17:34
The truth is hiding in your eyes
And it’s hanging on your tongue
Just boiling in my blood
Tops geraakte maar net op tijd aan de ingang van de Drie Bezemstelen. Het was alles behalve gemakkelijk geweest om Zweinstein uit te sluipen, maar met de hulp van haar beste vriendin was het alsnog gelukt. Yvonne had Vilder afgeleid zodat ze ongemerkt buiten kon geraken.
Ze was via het bos gekomen en was dankbaar dat het geen volle maan was. Het was een relatief rustige avond en zelfs aangenaam warm voor de tijd van het jaar.
Tops streek haar kleren glad en keek even of de punten van haar haar nog de juiste kleur hadden. Zelfverzekerd ademde ze in terwijl ze wachtte. Hij zou vast ieder moment hier zijn.
Toen ze zijn gedaante zag terwijl hij over de straat van Zweinsveld naar haar toe wandelde, sprong haar hart in de lucht. Eindelijk. Ze had lang gewacht op deze kans.
Hij zag er niet onmiddellijk anders uit dan op Zweinstein. Zijn kleren waren identiek. Er was geen spanning zichtbaar, geen nervositeit of opwinding te bespeuren. Betekende dit ook dat hij niet zozeer in zat met hun afspraak, of hield hij zijn ware gevoelens diep verborgen? Tops vroeg het zich af.
Toen hij haar naderde, knikte hij weer op diezelfde mysterieuze manier als hij eerder die avond had gedaan. Tops kon niet ontkennen dat het de vlinders in haar maag naar boven deed komen. Zo had hij nooit naar haar als student gekeken.
"Ik hoop dat ik u niet te lang heb doen wachten," excuseerde hij zich. "Ik was van plan om ruim op tijd hier te zijn, maar mijn rust werd verstoord door een collega en een leerlinge van Huffelpuf."
Dat waren Vilder en Yvonne geweest, wist Tops.
"Geeft niet, Severus," zei ze zo gemoedelijk als ze maar kon. "Ik was zelf ook bijna te laat. Niet mijn intentie, weet je, maar soms vliegt de tijd zo snel voorbij."
Ze vond van zichzelf dat ze heel volwassen sprak en klonk en hoopte dat Severus dit ook zou vinden. Hij knikte instemmend. "Zullen we dan maar naar binnen gaan?" stelde hij voor.
"Ja, graag."
Een moment verwachtte ze dat hij zijn arm zou uithouden, zodat ze hem zou kunnen vastnemen terwijl ze naar binnen liepen, maar dit deed hij niet. Hij liep naar de deur en hield deze beleefd voor haar open, maar hij hield zijn afstand.
"Ik heb een tafeltje gereserveerd," informeerde hij haar en hij stak even zijn hand op naar Rosmerta, die nieuwsgierig naar Tops - of beter gezegd: Dora - keek.
Hij ging haar voor naar een klein tafeltje dat in de hoek stond. Hij schoof haar stoel naar achter en Tops ging zitten terwijl hij haar stoel weer lichtjes naar voren schoof. Toen hij zichzelf eenmaal neerzette, wist Tops niet zo goed wat ze hem als eerste zou zeggen.
Ze kreeg iets meer tijd om erover na te denken, want Severus begon al als eerste tegen haar te spreken.
"Rosmerta zal zodadelijk wel de bestelling komen opnemen. Zou je anders samen met mij een fles elfenwijn willen drinken?"
Tops haar ogen werden groot. Dat kon enkel rampzalig eindigen. Ze had haar Transformagiër-vaardigheden nog niet voldoende onder de knie. Bij de minste alcohol die ze nuttigde, liet ze steken vallen.
Ze werd lichtjes rood. "Oh, als je mij zou willen excuseren, zou ik liever passen. Ik moet straks nog Verdwijnselen."
"Je bent niet van uit de buurt, of wel?"
"Nee," ging ze snel akkoord. "Ik ben van Amerika."
"Echt?" vroeg hij een tikje verward. "Ik dacht dat ik iets Australisch of Iers in je accent hoorde."
"Oh!" Ze bloosde. Ze moest meer oefenen op haar accenten. "Tja, ik heb heel veel gereisd. Ik heb ook een aantal jaren in Australië verbleven. Op het moment neem ik vooral een Brits accent over, hoor je het niet?"
Hij glimlachte kort, als teken van zijn goede wil. "Inderdaad. Ik hoor de hele wereld in je manier van spreken."
Ze had zich weer eens goed gered, vond ze, en ze keek zelfvoldaan naar hem op.
"Kan ik jullie iets halen?" Madame Rosmerta doemde achter Tops op en ze verschrok zich lichtjes. Slecht geweten. Je zou voor minder - als je je voordeed als een meerderjarige heks van over de oceaan.
"Een glas Elfenwijn, graag."
"Pompoensap."
Madame Rosmerta leek licht verbaasd door het feit dat een volwassen vrouw op dit uur van de avond zulke drank bestelde in haar herberg, maar knikte desondanks beleefd en verdween weer uit het zicht.
Het gesprek kwam aanvankelijk maar langzaam op gang. Ze vroeg hem naar zijn werk en hij vertelde over zijn functie als Toverdrankprofessor en hoofd van Zwadderich. Ze verwachtte dat hij de andere afdelingen zou beginnen uitmaken, maar dit deed hij niet. Kennelijk hield hij zich niet bezig met zulke triviale zaken - toch niet als hij met een andere volwassene dacht te spreken.
Voor een moment spraken ze over Zwerkbal, maar Tops leidde snel het gesprek een andere richting uit toen hij haar begon te vragen naar Amerikaanse teams. Ze zei snel dat ze altijd supporterde voor de New York Niagara's, omdat dat het enige Amerikaanse team was dat ze bij naam kende, en begon vervolgens over hoe leuk en gezellig Zweinstein was en hoe enig ze Zonko’s vond.
Haar professor gaf echter niet erg veel over zichzelf prijs en Tops probeerde voorzichtig te achterhalen waar hij was opgegroeid.
"Ben jij ook van Zweinsveld afkomstig?"
"Nee," zei hij simpel en zijn blik stond redelijk serieus. "Ik heb hier nooit gewoond."
"Maar je bent een Volbloedtovenaar, toch?"
Hij keek haar even in een strenge blik aan - een blik die ze herkende van haar professor. Hij leek haar niet te willen zeggen hoe het met zijn bloedlijn zat. Of wachtte hij op haar?
"Ik ben Halfbloed," zei ze snel - en het was niet gelogen.
Zijn blik leek zichtbaar te ontspannen. Al leek hij nog steeds niet helemaal op zijn gemak te zijn dat hij dit tegen haar vertelde. "Ik ook. Al zijn er niet veel mensen die dat weten."
"Juist ja," zei ze begripvol. "Jullie hebben hier - bij wijze van spreken - aan het front gezeten in de oorlog tegen de Heer van het Duister. Het lijkt me logisch dat jullie nog altijd niet vrijuit spreken over jullie bloedlijn."
Hij knikte. "Er wordt inderdaad niet veel over gesproken. De studenten wel - ieder jaar meer en meer. Ze lijken niet te beseffen in welke problemen ze zichzelf brengen door het geheim van hun bloedlijn vrij te geven aan de verkeerde tovenaars."
Tops vond dit een interessante uitspraak van hem. Het klonk bijna alsof hij wilde dat de leerlingen zichzelf beschermden tegen de haatdragende Dooddoeners.
"Spreken jullie nog veel over de oorlog?"
Hij schudde zijn hoofd. "Het is niet iets waaraan de mensen hier graag worden herinnerd."
"Mijn excuses," zei ze snel en nederig en ze wendde haar blik af naar de grond. "Dan zwijg ik erover."
Voor een fractie van een seconde raakte hij haar hand aan terwijl die op de tafel lag en ze keek onmiddellijk terug in zijn ogen.
"Je had het recht om het te vragen," zei hij in een vriendelijke toon. "Ik neem je niets kwalijk." Hij keek even naar zijn glas Elfenwijn voordat hij de volgende vraag op haar afvuurde. “Hoe oud ben je eigenlijk?”
Ze had al eerder nagedacht over die vraag en antwoordde vlotjes: “Vijfentwintig. En jij?”
“Achtentwintig.”
Elf jaar leeftijdsverschil. Ze moest toegeven dat ze hem jonger had ingeschat. Anderzijds was het logisch – toen ze in haar eerste jaar had gezeten, was hij nog maar eenentwintig geweest – ontzettend jong. In haar gedachten was hij niet ouder geworden.
Ze spraken verder over het eten in Zweinsveld, over de strenge winter die ze dat jaar hadden gehad en Tops kreeg steeds meer en meer het idee dat Severus was aan het vissen naar haar eigen geheimen - maar zoveel geheimen had Dora niet prijs te geven. Integendeel - Dora viste liever zelf naar de geheimen van de Toverdrankprofessor. Beiden wisten ze met evenveel finesse de moeilijkste vragen van de ander te omzeilen, maar geeneen van beiden leek hier erg teleurgesteld over te zijn. In tegendeel - de intrige werd er enkel groter van en met momenten kon Tops zijn blik met slechts één woord omschrijven: flirtend.
Hij maakte gul gebruik van sarcasme als hij zo Tops aan het blozen kon brengen. Het leek haast alsof hij er stiekem wel van genoot dat hij haar in een hoekje kon drijven, maar Tops kon het niet laten om af en toe evenzeer steken naar hem te maken.
“Gebruik je die scherpe tong bij al je afspraakjes?” vroeg ze plagend nadat hij haar een steek had gegeven over haar derde glas pompoensap.
Zijn mysterieuze glimlach sprak tot haar verbeelding en ze kon niet ontkennen dat haar hoofd gonsde van plezier en voldoening.
Hij antwoordde echter niet op de vraag – maar ze dacht wel dat ze wist hoe dit kwam: zoveel afspraakjes had hij vast niet.
“Als ik je dan toch niet kan overtuigen om iets anders te drinken dan pompoensap, zie ik het nut er niet van in om in de Drie Bezemstelen te blijven,” leidde hij de aandacht van haar vraag af. “Wil je anders een korte wandeling maken?”
Ze vond het al helemaal niet meer erg dat hij haar vraag had genegeerd en keek hem geïntrigeerd aan. “Graag!”
Kennelijk was het niet nodig dat hij afrekende met Rosmerta. Hij stak even zijn hand op naar haar toen ze de herberg verlieten en Rosmerta deed hetzelfde.
Zou haar drankje misschien op een rekening komen voor alle Zweinstein-professoren, vroeg ze zich af. Of was Rosmerta hem nog iets verschuldigd?
Detail. Dat was niet wat haar echt interesseerde.
Zodra ze buiten kwamen in de verlaten hoofdstraat van Zweinsveld, zag Tops haar kans schoon om haar hand in zijn arm te hangen en ze glimlachte toen hij haar voor een kort moment verward aanstaarde. Hij schudde kort – en amper merkbaar – zijn hoofd, alsof hij zelf niet goed kon volgen wat er gebeurde, maar hij liet zich niet helemaal kennen en hield zijn uitdrukking weer strak terwijl ze aan hun wandeling begonnen.
Ze zeiden niet veel en wat ze zeiden was niet erg betekenisvol. Zijn toon getuigde echter van interesse in haar en in ruil bracht zij diezelfde interesse op – al was dat niet moeilijk voor haar. Ze was tot over haar oren op hem verliefd. Hun wandeling leidde hen tot de buitenmuren van Zweinsveld en nadat ze ook rond deze waren gewandeld, bleven ze even stilstaan aan de hoofdingang van het kleine stadje. De stilte begon nu een beetje te knagen en Tops durfde het aan om hem weer een beetje verder in de juiste richting te duwen.
“Ik vrees dat ik zodadelijk moet gaan,” zei ze met duidelijk hoorbare spijt in haar stem. “Maar ik moet zeggen dat ik ontzettend heb genoten van dit eerste afspraakje.” Hij zweeg even en zijn blik leek voor een moment gespannen. Snel ging Tops verder. “Ik hoop dat jij het ook naar je zin hebt gehad?”
Hij knikte, maar op zijn gezicht stond maar een minimum aan affectie te lezen. Hij leek niet aan zijn uitdrukking te willen laten blijken wat hij voor haar voelde of over haar dacht. “Je was zeer aangenaam gezelschap, Dora. Een aangename variatie op het gezelschap van de infantiele studenten en de bovennatuurlijk serieuze professoren van Zweinstein.”
Ze keek hem tevreden aan. “Zou je het zien zitten om nog een keer af te spreken binnenkort?”
Hij grijnsde kort en Tops wist nu dat de slag binnen was. Het was gelukt!
“Hoe lang blijf je nog in Groot-Brittannie?”
Ze glimlachte sluw. “Zolang ik iets heb dat me hier houdt.”
Haar sluwe glimlach leek hem wel aan te spreken, maar toch werd zijn blik iets onzekerder en hij aarzelde voor hij verderging. “Zou je het dan erg vinden als ik je probeerde te overtuigen om hier te blijven met een kus?”
Ze was ervan overtuigd dat haar hele gezicht rood werd als een tomaat – maar dat leek haar enkel normaal na zo een voorstel.
“Ik dacht dat je het nooit zou vragen,” fluisterde ze en ze ging dichter bij hem staan, al trilde ze helemaal van de spanning. Dit ging gewoon perfect!
Ze had voor een moment gevreesd dat hij misschien te ruw zou zijn, maar daar was helemaal geen sprake van. Hij leek even onzeker en voorzichtig te zijn als haar en naderde haar langzaam. Met zijn hand op haar wang boog hij zich naar haar toe en drukte hij zijn lippen op de hare. Beiden leken ze een moment stil te staan – bang om te bewegen – onwennig in deze hele situatie. Maar een kriebel in haar buik zorgde ervoor dat ze haar moed weer vond en ze ging iets dichter tegen hem aan staan terwijl haar lippen zachtjes over de zijne bewogen.
Hij leek het op zijn minst even heerlijk te vinden als zij, merkte ze toen ook hij haar dichter bij zich trok en met iets meer overgave begon te kussen.
Tops’ bloed kookte door de passie die ze beiden beleefden in die kus.
Hij was degene die de aanraking verbrak en zijn blik was voor een moment onzeker – al had hij geen enkele reden om onzeker te zijn, vond Tops. Hij was perfect.
Ze glimlachte. Al wilde ze hem nog langer kussen dan dit, ze had een air van mysterie hoog te houden.
“Tot volgende week, Severus. Zelfde plaats, zelfde tijd.”
Ze liet hem een tikje verbouwereerd achter, wist ze. Maar terwijl zij zich terug door de poort naar Zweinsveld begaf, wist ze dat hij de terugweg naar Zweinstein was begonnen. Nu was het enkel nog een kwestie van ook terug naar Zweinstein te sluipen zonder dat iemand haar opmerkte. Enkel dan had ze de garantie dat ze volgende week weer haar liefste Severus zou kunnen ontmoeten in Zweinsveld. Ze voelde haar hoofd warm worden bij de gedachte alleen al.
And it’s hanging on your tongue
Just boiling in my blood
Tops geraakte maar net op tijd aan de ingang van de Drie Bezemstelen. Het was alles behalve gemakkelijk geweest om Zweinstein uit te sluipen, maar met de hulp van haar beste vriendin was het alsnog gelukt. Yvonne had Vilder afgeleid zodat ze ongemerkt buiten kon geraken.
Ze was via het bos gekomen en was dankbaar dat het geen volle maan was. Het was een relatief rustige avond en zelfs aangenaam warm voor de tijd van het jaar.
Tops streek haar kleren glad en keek even of de punten van haar haar nog de juiste kleur hadden. Zelfverzekerd ademde ze in terwijl ze wachtte. Hij zou vast ieder moment hier zijn.
Toen ze zijn gedaante zag terwijl hij over de straat van Zweinsveld naar haar toe wandelde, sprong haar hart in de lucht. Eindelijk. Ze had lang gewacht op deze kans.
Hij zag er niet onmiddellijk anders uit dan op Zweinstein. Zijn kleren waren identiek. Er was geen spanning zichtbaar, geen nervositeit of opwinding te bespeuren. Betekende dit ook dat hij niet zozeer in zat met hun afspraak, of hield hij zijn ware gevoelens diep verborgen? Tops vroeg het zich af.
Toen hij haar naderde, knikte hij weer op diezelfde mysterieuze manier als hij eerder die avond had gedaan. Tops kon niet ontkennen dat het de vlinders in haar maag naar boven deed komen. Zo had hij nooit naar haar als student gekeken.
"Ik hoop dat ik u niet te lang heb doen wachten," excuseerde hij zich. "Ik was van plan om ruim op tijd hier te zijn, maar mijn rust werd verstoord door een collega en een leerlinge van Huffelpuf."
Dat waren Vilder en Yvonne geweest, wist Tops.
"Geeft niet, Severus," zei ze zo gemoedelijk als ze maar kon. "Ik was zelf ook bijna te laat. Niet mijn intentie, weet je, maar soms vliegt de tijd zo snel voorbij."
Ze vond van zichzelf dat ze heel volwassen sprak en klonk en hoopte dat Severus dit ook zou vinden. Hij knikte instemmend. "Zullen we dan maar naar binnen gaan?" stelde hij voor.
"Ja, graag."
Een moment verwachtte ze dat hij zijn arm zou uithouden, zodat ze hem zou kunnen vastnemen terwijl ze naar binnen liepen, maar dit deed hij niet. Hij liep naar de deur en hield deze beleefd voor haar open, maar hij hield zijn afstand.
"Ik heb een tafeltje gereserveerd," informeerde hij haar en hij stak even zijn hand op naar Rosmerta, die nieuwsgierig naar Tops - of beter gezegd: Dora - keek.
Hij ging haar voor naar een klein tafeltje dat in de hoek stond. Hij schoof haar stoel naar achter en Tops ging zitten terwijl hij haar stoel weer lichtjes naar voren schoof. Toen hij zichzelf eenmaal neerzette, wist Tops niet zo goed wat ze hem als eerste zou zeggen.
Ze kreeg iets meer tijd om erover na te denken, want Severus begon al als eerste tegen haar te spreken.
"Rosmerta zal zodadelijk wel de bestelling komen opnemen. Zou je anders samen met mij een fles elfenwijn willen drinken?"
Tops haar ogen werden groot. Dat kon enkel rampzalig eindigen. Ze had haar Transformagiër-vaardigheden nog niet voldoende onder de knie. Bij de minste alcohol die ze nuttigde, liet ze steken vallen.
Ze werd lichtjes rood. "Oh, als je mij zou willen excuseren, zou ik liever passen. Ik moet straks nog Verdwijnselen."
"Je bent niet van uit de buurt, of wel?"
"Nee," ging ze snel akkoord. "Ik ben van Amerika."
"Echt?" vroeg hij een tikje verward. "Ik dacht dat ik iets Australisch of Iers in je accent hoorde."
"Oh!" Ze bloosde. Ze moest meer oefenen op haar accenten. "Tja, ik heb heel veel gereisd. Ik heb ook een aantal jaren in Australië verbleven. Op het moment neem ik vooral een Brits accent over, hoor je het niet?"
Hij glimlachte kort, als teken van zijn goede wil. "Inderdaad. Ik hoor de hele wereld in je manier van spreken."
Ze had zich weer eens goed gered, vond ze, en ze keek zelfvoldaan naar hem op.
"Kan ik jullie iets halen?" Madame Rosmerta doemde achter Tops op en ze verschrok zich lichtjes. Slecht geweten. Je zou voor minder - als je je voordeed als een meerderjarige heks van over de oceaan.
"Een glas Elfenwijn, graag."
"Pompoensap."
Madame Rosmerta leek licht verbaasd door het feit dat een volwassen vrouw op dit uur van de avond zulke drank bestelde in haar herberg, maar knikte desondanks beleefd en verdween weer uit het zicht.
Het gesprek kwam aanvankelijk maar langzaam op gang. Ze vroeg hem naar zijn werk en hij vertelde over zijn functie als Toverdrankprofessor en hoofd van Zwadderich. Ze verwachtte dat hij de andere afdelingen zou beginnen uitmaken, maar dit deed hij niet. Kennelijk hield hij zich niet bezig met zulke triviale zaken - toch niet als hij met een andere volwassene dacht te spreken.
Voor een moment spraken ze over Zwerkbal, maar Tops leidde snel het gesprek een andere richting uit toen hij haar begon te vragen naar Amerikaanse teams. Ze zei snel dat ze altijd supporterde voor de New York Niagara's, omdat dat het enige Amerikaanse team was dat ze bij naam kende, en begon vervolgens over hoe leuk en gezellig Zweinstein was en hoe enig ze Zonko’s vond.
Haar professor gaf echter niet erg veel over zichzelf prijs en Tops probeerde voorzichtig te achterhalen waar hij was opgegroeid.
"Ben jij ook van Zweinsveld afkomstig?"
"Nee," zei hij simpel en zijn blik stond redelijk serieus. "Ik heb hier nooit gewoond."
"Maar je bent een Volbloedtovenaar, toch?"
Hij keek haar even in een strenge blik aan - een blik die ze herkende van haar professor. Hij leek haar niet te willen zeggen hoe het met zijn bloedlijn zat. Of wachtte hij op haar?
"Ik ben Halfbloed," zei ze snel - en het was niet gelogen.
Zijn blik leek zichtbaar te ontspannen. Al leek hij nog steeds niet helemaal op zijn gemak te zijn dat hij dit tegen haar vertelde. "Ik ook. Al zijn er niet veel mensen die dat weten."
"Juist ja," zei ze begripvol. "Jullie hebben hier - bij wijze van spreken - aan het front gezeten in de oorlog tegen de Heer van het Duister. Het lijkt me logisch dat jullie nog altijd niet vrijuit spreken over jullie bloedlijn."
Hij knikte. "Er wordt inderdaad niet veel over gesproken. De studenten wel - ieder jaar meer en meer. Ze lijken niet te beseffen in welke problemen ze zichzelf brengen door het geheim van hun bloedlijn vrij te geven aan de verkeerde tovenaars."
Tops vond dit een interessante uitspraak van hem. Het klonk bijna alsof hij wilde dat de leerlingen zichzelf beschermden tegen de haatdragende Dooddoeners.
"Spreken jullie nog veel over de oorlog?"
Hij schudde zijn hoofd. "Het is niet iets waaraan de mensen hier graag worden herinnerd."
"Mijn excuses," zei ze snel en nederig en ze wendde haar blik af naar de grond. "Dan zwijg ik erover."
Voor een fractie van een seconde raakte hij haar hand aan terwijl die op de tafel lag en ze keek onmiddellijk terug in zijn ogen.
"Je had het recht om het te vragen," zei hij in een vriendelijke toon. "Ik neem je niets kwalijk." Hij keek even naar zijn glas Elfenwijn voordat hij de volgende vraag op haar afvuurde. “Hoe oud ben je eigenlijk?”
Ze had al eerder nagedacht over die vraag en antwoordde vlotjes: “Vijfentwintig. En jij?”
“Achtentwintig.”
Elf jaar leeftijdsverschil. Ze moest toegeven dat ze hem jonger had ingeschat. Anderzijds was het logisch – toen ze in haar eerste jaar had gezeten, was hij nog maar eenentwintig geweest – ontzettend jong. In haar gedachten was hij niet ouder geworden.
Ze spraken verder over het eten in Zweinsveld, over de strenge winter die ze dat jaar hadden gehad en Tops kreeg steeds meer en meer het idee dat Severus was aan het vissen naar haar eigen geheimen - maar zoveel geheimen had Dora niet prijs te geven. Integendeel - Dora viste liever zelf naar de geheimen van de Toverdrankprofessor. Beiden wisten ze met evenveel finesse de moeilijkste vragen van de ander te omzeilen, maar geeneen van beiden leek hier erg teleurgesteld over te zijn. In tegendeel - de intrige werd er enkel groter van en met momenten kon Tops zijn blik met slechts één woord omschrijven: flirtend.
Hij maakte gul gebruik van sarcasme als hij zo Tops aan het blozen kon brengen. Het leek haast alsof hij er stiekem wel van genoot dat hij haar in een hoekje kon drijven, maar Tops kon het niet laten om af en toe evenzeer steken naar hem te maken.
“Gebruik je die scherpe tong bij al je afspraakjes?” vroeg ze plagend nadat hij haar een steek had gegeven over haar derde glas pompoensap.
Zijn mysterieuze glimlach sprak tot haar verbeelding en ze kon niet ontkennen dat haar hoofd gonsde van plezier en voldoening.
Hij antwoordde echter niet op de vraag – maar ze dacht wel dat ze wist hoe dit kwam: zoveel afspraakjes had hij vast niet.
“Als ik je dan toch niet kan overtuigen om iets anders te drinken dan pompoensap, zie ik het nut er niet van in om in de Drie Bezemstelen te blijven,” leidde hij de aandacht van haar vraag af. “Wil je anders een korte wandeling maken?”
Ze vond het al helemaal niet meer erg dat hij haar vraag had genegeerd en keek hem geïntrigeerd aan. “Graag!”
Kennelijk was het niet nodig dat hij afrekende met Rosmerta. Hij stak even zijn hand op naar haar toen ze de herberg verlieten en Rosmerta deed hetzelfde.
Zou haar drankje misschien op een rekening komen voor alle Zweinstein-professoren, vroeg ze zich af. Of was Rosmerta hem nog iets verschuldigd?
Detail. Dat was niet wat haar echt interesseerde.
Zodra ze buiten kwamen in de verlaten hoofdstraat van Zweinsveld, zag Tops haar kans schoon om haar hand in zijn arm te hangen en ze glimlachte toen hij haar voor een kort moment verward aanstaarde. Hij schudde kort – en amper merkbaar – zijn hoofd, alsof hij zelf niet goed kon volgen wat er gebeurde, maar hij liet zich niet helemaal kennen en hield zijn uitdrukking weer strak terwijl ze aan hun wandeling begonnen.
Ze zeiden niet veel en wat ze zeiden was niet erg betekenisvol. Zijn toon getuigde echter van interesse in haar en in ruil bracht zij diezelfde interesse op – al was dat niet moeilijk voor haar. Ze was tot over haar oren op hem verliefd. Hun wandeling leidde hen tot de buitenmuren van Zweinsveld en nadat ze ook rond deze waren gewandeld, bleven ze even stilstaan aan de hoofdingang van het kleine stadje. De stilte begon nu een beetje te knagen en Tops durfde het aan om hem weer een beetje verder in de juiste richting te duwen.
“Ik vrees dat ik zodadelijk moet gaan,” zei ze met duidelijk hoorbare spijt in haar stem. “Maar ik moet zeggen dat ik ontzettend heb genoten van dit eerste afspraakje.” Hij zweeg even en zijn blik leek voor een moment gespannen. Snel ging Tops verder. “Ik hoop dat jij het ook naar je zin hebt gehad?”
Hij knikte, maar op zijn gezicht stond maar een minimum aan affectie te lezen. Hij leek niet aan zijn uitdrukking te willen laten blijken wat hij voor haar voelde of over haar dacht. “Je was zeer aangenaam gezelschap, Dora. Een aangename variatie op het gezelschap van de infantiele studenten en de bovennatuurlijk serieuze professoren van Zweinstein.”
Ze keek hem tevreden aan. “Zou je het zien zitten om nog een keer af te spreken binnenkort?”
Hij grijnsde kort en Tops wist nu dat de slag binnen was. Het was gelukt!
“Hoe lang blijf je nog in Groot-Brittannie?”
Ze glimlachte sluw. “Zolang ik iets heb dat me hier houdt.”
Haar sluwe glimlach leek hem wel aan te spreken, maar toch werd zijn blik iets onzekerder en hij aarzelde voor hij verderging. “Zou je het dan erg vinden als ik je probeerde te overtuigen om hier te blijven met een kus?”
Ze was ervan overtuigd dat haar hele gezicht rood werd als een tomaat – maar dat leek haar enkel normaal na zo een voorstel.
“Ik dacht dat je het nooit zou vragen,” fluisterde ze en ze ging dichter bij hem staan, al trilde ze helemaal van de spanning. Dit ging gewoon perfect!
Ze had voor een moment gevreesd dat hij misschien te ruw zou zijn, maar daar was helemaal geen sprake van. Hij leek even onzeker en voorzichtig te zijn als haar en naderde haar langzaam. Met zijn hand op haar wang boog hij zich naar haar toe en drukte hij zijn lippen op de hare. Beiden leken ze een moment stil te staan – bang om te bewegen – onwennig in deze hele situatie. Maar een kriebel in haar buik zorgde ervoor dat ze haar moed weer vond en ze ging iets dichter tegen hem aan staan terwijl haar lippen zachtjes over de zijne bewogen.
Hij leek het op zijn minst even heerlijk te vinden als zij, merkte ze toen ook hij haar dichter bij zich trok en met iets meer overgave begon te kussen.
Tops’ bloed kookte door de passie die ze beiden beleefden in die kus.
Hij was degene die de aanraking verbrak en zijn blik was voor een moment onzeker – al had hij geen enkele reden om onzeker te zijn, vond Tops. Hij was perfect.
Ze glimlachte. Al wilde ze hem nog langer kussen dan dit, ze had een air van mysterie hoog te houden.
“Tot volgende week, Severus. Zelfde plaats, zelfde tijd.”
Ze liet hem een tikje verbouwereerd achter, wist ze. Maar terwijl zij zich terug door de poort naar Zweinsveld begaf, wist ze dat hij de terugweg naar Zweinstein was begonnen. Nu was het enkel nog een kwestie van ook terug naar Zweinstein te sluipen zonder dat iemand haar opmerkte. Enkel dan had ze de garantie dat ze volgende week weer haar liefste Severus zou kunnen ontmoeten in Zweinsveld. Ze voelde haar hoofd warm worden bij de gedachte alleen al.