08/08/2020, 10:47
Blue had hem wantrouwend aangekeken en scherp gevraagd wat ze met zijn mobiel moest, maar haar nieuwsgierigheid won het blijkbaar van haar achterdocht, want ze nam de telefoon wel aan. Gespannen wachtte Damien af terwijl ze door de foto’s scrolde. Hoe vaker haar duim over het scherm ging, hoe verwarder haar blik werd. Argwaan veranderde in onrust, in angst, in tranen die ze verwoed weg knipperde terwijl ze maar bleef scrollen. Ze klemde krampachtig het dekbed vast, maar hield niet op met zoeken naar iets wat ze kon herkennen, plaatsen, verklaren.
Ze vroeg waarom hij haar dit aandeed, maar keek hem nog steeds niet aan, te gebiologeerd door de foto’s die ze zich duidelijk niet kon herinneren. Misschien was het geen goed idee geweest om haar zo veel foto’s te laten zien, zo veel tastbaar bewijs van alle herinneringen waar ze niet meer bij kon. Ze kon haar ogen niet losscheuren van de mobiel en Damien kon maar moeilijk de drang weerstaan om het ding af te pakken en ver weg te stoppen.
Hij had haar antwoorden willen geven; het was niet zijn bedoeling geweest om haar van streek te maken, ook al was dat een te verwachten bijeffect van deze hele klotezooi van een situatie. Damiens toch al droge mond weigerde dienst en plotseling voelde hij zich doodmoe. Hij plofte neer op de stoel naast het bed en sloot zijn ogen, zijn hoofd in zijn nek. Er was niets wat hij kon bedenken dat haar ervan kon overtuigen dat hij haar alleen maar probeerde te helpen.
‘Ik weet het ook allemaal niet, Blue.’
Was Trevor maar hier. Die had het waarschijnlijk een stuk botter aangepakt, maar hij was in ieder geval doortastend en had alle verwarring ongetwijfeld in de kiem gesmoord met één blik.
Blues stem brak, en het ongebruikelijke, giftige blauwe randje dat was weggevallen toen ze door de fotogalerij klikte, was meteen weer terug. Als door een wesp gestoken stootte ze de mobiel met zo’n kracht van zich af dat hij van het bed viel en op de grond kletterde. Damien schoot overeind uit zijn overpeinzingen en grabbelde het ding van de vloer om te kijken welke foto haar zo had getriggerd.
De foto was wazig; het was een van de eerste die hij met het toestel had gemaakt en hij had nog niet goed doorgehad dat je op Dreuzelfoto’s niet mocht bewegen. Toch had Blue meteen haar moeder herkend in de vrouw rechts, die lachte om het feit dat de doos in haar handen met een spreuk vederlicht was gemaakt. De gedachte dat Damien haar moeder kende, stelde haar duidelijk allesbehalve gerust. Dacht ze echt nog steeds dat hij haar aan het belazeren was?
‘Zoals ik al zei,’ begon Damien zo geduldig mogelijk, ‘kennen we elkaar al vanaf de eerste. Je moeder heeft ons helpen verhuizen naar dat appartement in Covent Garden. Ik –’
De deur van de kamer zwaaide over en een geagiteerd uitziende Heler kwam binnen. Schijnbaar was ze afgekomen op het geluid van de gevallen telefoon. Of misschien had Blue een paniekknop ingedrukt toen hij zijn ogen van haar had afgewend. Hoe het ook zij, de Heler gaf hem een vuile blik en meldde hem afgemeten dat het wellicht beter was als hij vertrok.
Damien trok zijn mond open om zich te verdedigen, maar sloot hem weer toen hij bedacht hoe dit eruit moest zien in de ogen van de Heler. Blue, die vredig had liggen slapen, was van streek geraakt door wat híj haar had verteld. Misschien was het inderdaad beter om haar even alleen te laten, zodat ze alles kon verwerken.
Met tegenzin stond Damien op. Hij wilde het beste voor zijn vriendin, maar hij wilde haar ook niet zomaar in zo’n verwarde staat achter laten, vooral niet aangezien hij er de oorzaak van was. Het voelde als wegrennen voor zijn verantwoordelijkheden. Ongetwijfeld zagen zowel Blue als haar Heler dat anders.
‘Je…’ Hij grabbelde in zijn zakken op zoek naar een stuk perkament. Het enige wat hij bij zich had, was een visitekaartje van Spreukwerk, Trevors winkel. Vlug tikte hij er met zijn staf tegenaan, zodat zijn naam en adres onder dat van Trevor verscheen. ‘Voor als je me wilt bereiken,’ zei hij, en hij legde het kaartje op Blues nachtkastje, bang dat ze het niet zou aannemen als hij het haar gaf. Er stond nog niets op het kastje – de volgende keer zou hij een bloemetje meenemen. Deden Dreuzels dat niet? ‘Dan… eh… ga ik maar.’
Ze vroeg waarom hij haar dit aandeed, maar keek hem nog steeds niet aan, te gebiologeerd door de foto’s die ze zich duidelijk niet kon herinneren. Misschien was het geen goed idee geweest om haar zo veel foto’s te laten zien, zo veel tastbaar bewijs van alle herinneringen waar ze niet meer bij kon. Ze kon haar ogen niet losscheuren van de mobiel en Damien kon maar moeilijk de drang weerstaan om het ding af te pakken en ver weg te stoppen.
Hij had haar antwoorden willen geven; het was niet zijn bedoeling geweest om haar van streek te maken, ook al was dat een te verwachten bijeffect van deze hele klotezooi van een situatie. Damiens toch al droge mond weigerde dienst en plotseling voelde hij zich doodmoe. Hij plofte neer op de stoel naast het bed en sloot zijn ogen, zijn hoofd in zijn nek. Er was niets wat hij kon bedenken dat haar ervan kon overtuigen dat hij haar alleen maar probeerde te helpen.
‘Ik weet het ook allemaal niet, Blue.’
Was Trevor maar hier. Die had het waarschijnlijk een stuk botter aangepakt, maar hij was in ieder geval doortastend en had alle verwarring ongetwijfeld in de kiem gesmoord met één blik.
Blues stem brak, en het ongebruikelijke, giftige blauwe randje dat was weggevallen toen ze door de fotogalerij klikte, was meteen weer terug. Als door een wesp gestoken stootte ze de mobiel met zo’n kracht van zich af dat hij van het bed viel en op de grond kletterde. Damien schoot overeind uit zijn overpeinzingen en grabbelde het ding van de vloer om te kijken welke foto haar zo had getriggerd.
De foto was wazig; het was een van de eerste die hij met het toestel had gemaakt en hij had nog niet goed doorgehad dat je op Dreuzelfoto’s niet mocht bewegen. Toch had Blue meteen haar moeder herkend in de vrouw rechts, die lachte om het feit dat de doos in haar handen met een spreuk vederlicht was gemaakt. De gedachte dat Damien haar moeder kende, stelde haar duidelijk allesbehalve gerust. Dacht ze echt nog steeds dat hij haar aan het belazeren was?
‘Zoals ik al zei,’ begon Damien zo geduldig mogelijk, ‘kennen we elkaar al vanaf de eerste. Je moeder heeft ons helpen verhuizen naar dat appartement in Covent Garden. Ik –’
De deur van de kamer zwaaide over en een geagiteerd uitziende Heler kwam binnen. Schijnbaar was ze afgekomen op het geluid van de gevallen telefoon. Of misschien had Blue een paniekknop ingedrukt toen hij zijn ogen van haar had afgewend. Hoe het ook zij, de Heler gaf hem een vuile blik en meldde hem afgemeten dat het wellicht beter was als hij vertrok.
Damien trok zijn mond open om zich te verdedigen, maar sloot hem weer toen hij bedacht hoe dit eruit moest zien in de ogen van de Heler. Blue, die vredig had liggen slapen, was van streek geraakt door wat híj haar had verteld. Misschien was het inderdaad beter om haar even alleen te laten, zodat ze alles kon verwerken.
Met tegenzin stond Damien op. Hij wilde het beste voor zijn vriendin, maar hij wilde haar ook niet zomaar in zo’n verwarde staat achter laten, vooral niet aangezien hij er de oorzaak van was. Het voelde als wegrennen voor zijn verantwoordelijkheden. Ongetwijfeld zagen zowel Blue als haar Heler dat anders.
‘Je…’ Hij grabbelde in zijn zakken op zoek naar een stuk perkament. Het enige wat hij bij zich had, was een visitekaartje van Spreukwerk, Trevors winkel. Vlug tikte hij er met zijn staf tegenaan, zodat zijn naam en adres onder dat van Trevor verscheen. ‘Voor als je me wilt bereiken,’ zei hij, en hij legde het kaartje op Blues nachtkastje, bang dat ze het niet zou aannemen als hij het haar gaf. Er stond nog niets op het kastje – de volgende keer zou hij een bloemetje meenemen. Deden Dreuzels dat niet? ‘Dan… eh… ga ik maar.’