En even wist ik het niet meer
- De lucht kleurde
vergeetmenietjesgroen
en even wist ik niet meer
dat het blauw had moeten zijn -
Wat: Een nieuwe mutatie van de drakenpest woedt in Groot-Brittannië en verspreidt zich in rap tempo over de rest van de wereld. Symptomen lopen uiteen van een groengevlekte huid en braakneigingen tot stoom uit de oren. En als de ziekte te lang ongecontroleerd blijft, kan zelfs ernstig geheugenverlies optreden. Wat doe je als je wakker wordt in het St. Holisto en een onbekende jongen beweert dat hij je huisgenoot is? Wie: Hazel 'Blue' Hathaway, ex-Raaf en fotografe die net terug is uit Brazilië, waardoor ze niet op de hoogte is van het virus (AlessaJess)
Damien Hathaway, ex-Raaf en conservatorium-talent; de huisgenoot (Rowace)
Trevor Hathaway, ex-Zwad, tweelingbroer van Damien en behulpzame sarcast (Rowace)
Gefrustreerd staarde Trevor naar de vellen perkament die hij voor zich had liggen. Hij was al vrijwel de hele ochtend en middag bezig met het voorbereiden van het gastcollege dat hij zou verzorgen voor het St. Holisto. Niet omdat dat zo veel werk was, maar eerder omdat hij anderszins niets om handen had; hij had welgeteld één klant te woord gestaan vandaag, en dat contact was bijna teleurstellend snel verlopen.
Hij wist nog precies hoe geërgerd hij was geweest over dat soort klanten in de tijd dat de zaak nog aan Whittaker toebehoorde. Hoe vaak had hij zich toen niet afgevraagd waarom mensen niet gewoon eerst zelf vijf minuten in een boek keken voor ze naar een Spreukzoeker renden om simpele, voor de hand liggende raad? Maar dezer dagen moest hij het juist van precies die klanten hebben. Er was een magere handvol oude klanten die zich er, hoewel met overduidelijke tegenzin en wantrouwen, bij neer hadden gelegd dat hun lievelings-Spreukzoeker zijn bedrijf had overgedaan naar zijn veel te jonge, vrijwel onervaren zakenpartner, die volgens hun opgetrokken neuzen klaarblijkelijk niet meer was dan een slap aftreksel van de oude heksenmeester. Dat dat slappe aftreksel zijn werk prima deed, leek geen geldig argument. Iedereen vond dat hij buiten zijn schoenen liep. Dat elitekind, dat nog niet snapte dat de doorsnee tovenaar niet op zijn betweterige smoel zat te wachten.
Trevor had dan ook lang getwijfeld voor hij het naambord aan de vormgevel had laten aanpassen op aanraden van zijn vader. ‘Est. 1973’ klonk immers toch een stuk indrukwekkender dan ‘Est. vijf minuten geleden door de voormalige assistent’ – en, zo kreeg hij vaak genoeg te horen van zijn vaste klanten – had die briljante Whittaker niet pas op zijn veertigste zijn eigen winkel geopend, na oneindig veel ervaring op te hebben gedaan om zo meteen het beste maatwerk te kunnen leveren? Maar hij moest naam maken voor zichzelf, ook als dat hard werken was. En hard werken had hij nooit geschuwd.
Voor nu moest hij het echter voornamelijk hebben van de twee geplande gastcolleges voor het St. Holisto, al had hij zelfs die verkregen door zijn connecties met Whittaker. Hij moest er niet aan denken wat er gebeurde als hij die twee achter de rug had. Zou het genoeg zijn om tijdens die lessen in het rond te zwaaien met zijn visitekaartje en wat te netwerken met de Helers? Of zou hij binnenkort opnieuw aanspraak moeten maken op het familiegeld?
Hij moest niet denken aan zijn neerbuigende familieleden, die hem al voor zijn geboorte als verschoppeling hadden bestempeld en wie het een vreemd soort genoegen zou doen om hem te zien falen. Hij gunde hen dat genoegen absoluut niet, en dan vooral zijn vreselijke neefje Valentine niet, die met een smalende grijns had gezegd dat hij vast wel begreep dat dit een lening betrof, waarover hij rente verschuldigd was. Bij alleen al de gedachte aan die klootzak spanden alle spieren zijn lijf zich vol woede samen. Hoe durfde dat scharminkel hem zo toe te spreken? Er was niets geweest wat hij ertegen kon doen, want dat geld had hij toch echt nodig gehad. Zelfs zijn vader kon niet zomaar een extra pand in het centrum van Londen financieren.
Hij kreeg kippenvel – maar dat had niets met zijn familie te maken. Het was de bel van de winkel, waarover hij een Ten Berge-bezwering had uitgesproken die de haartjes op zijn linkeronderarm liet rijzen zodra er iemand over de drempel stapte. Zo zou hij niet van een klant kunnen schrikken wanneer hij bezig was met een gevaarlijke vervloeking.
Trevor stond op en wist niet goed of hij teleurgesteld moest zijn of niet. Het was immers geen felbegeerde klant die in de deuropening stond, maar hij mocht Blue Hathaway, de flatmate en beste vriendin van zijn tweelingbroer best wel.
‘Nu al weer terug uit Brazilië?’ vroeg hij. ‘Ik dacht dat je daar nog een paar dagen langer zou blijven.’ Hij fronste en vroeg zich af waarom Blue in hemelsnaam naar de winkel zou komen. ‘Kan ik iets voor je doen?’ Hij hield van directheid, nog zoiets wat Whittakers vroegere klanten niet altijd leken te waarderen. Even overwoog hij om toe te voegen: ‘Het is niet alsof ik iets te doen heb nu,’ maar besloot dat Blue hem dan waarschijnlijk bitter zou vinden, en slikte de opmerking weer in.