Valentines hart sloeg een halve tel over toen Hazel opmerkte dat Damien haar huisgenoot was. Natuurlijk had hij geweten dat die twee dikke mik waren op Zweinstein, maar hij had voor haar gehoopt dat hun contact zou zijn verwaterd na hun afstuderen. In plaats daarvan was het tegenovergestelde gebeurd. Valentine probeerde subtiel haar gezicht af te speuren. Zou ze het zelf nog weten als de Woods iets met haar geheugenverlies te maken hadden? Hoe dan ook had Hazel blijkbaar door dat er iets niet klopte aan haar huisgenoot, want ze was het huis ontvlucht voor hem. Ze noemde hem intens. Valentine moest zich inhouden om haar niet te vragen wat ze daarmee bedoelde. Als ze hem voornamelijk zag als de-neef-van, zou ze hem toch niet vertellen wat hij wilde weten. Bovendien wilde hij haar niet afschrikken nu ze zo vatbaar was voor duistere suggesties en zijn hulp nodig had.
‘Daar heb je gelijk in,’ gaf Valentine toe, toen Hazel hem erop wees dat hij vanwege die verrekte familieband niet een volslagen vreemde was. ‘Maar ik had het dan ook niet over mezelf toen ik zei dat sommige mensen misbruik maken van kwetsbare jonge vrouwen.’
Hij liet haar even alleen om af te rekenen en trof haar weer bij de winkeldeur, waar ze vol verwondering om zich heen keek. Haar ogen dronken gulzig van elke centimeter van het vertrek, alsof ze haar hele leven blind was geweest en eindelijk kon zien. Valentine naderde haar stilletjes om haar niet vroegtijdig uit haar halve trance te halen. Als vanzelf landde haar blik echter op zijn verschijning en ze glimlachte opgewekt.
Haar vraag zweefde even tussen hen in; hij had er geen direct antwoord op. Eerlijk gezegd had hij er niet over nagedacht waar hij haar naartoe kon nemen. Hij kende genoeg plekken die een hoogstaande lunchafspraak konden verzorgen, maar hij dacht niet dat Hazel erg comfortabel zou zijn op zijn vaste adressen. Met het soort gezellige eenmanszaakjes waar zij zich waarschijnlijk beter op haar gemak zou voelen, had hij geen enkele ervaring. Niet dat hij dat aan haar zou toegeven; ze had duidelijk behoefte aan wat zekerheid. Aan iemand op wie ze kon vertrouwen.
Hij haalde zijn schouders op en zei luchtig: ‘Och, we zien wel. We komen vast wel wat tegen.’
Met die woorden hield hij de winkeldeur voor haar open en gebaarde haar om als eerste naar buiten te stappen. Hij volgde haar en voelde hoe ze de magie achter zich lieten met elke stap die ze van de muziekzaak verwijderd raakten. Ze bevonden zich in een Dreuzelwijk – niet zijn voorkeursbestemming. Dreuzels werkten hem op de zenuwen; het voelde vreemd dat ze geen idee hadden wie hij was of hoeveel macht zijn familie had. Als hij zich door Dreuzel-Londen begaf, had hij altijd het idee dat hij in een soort parallelle wereld terecht was gekomen, waarin alles leek op zijn eigen wereld, maar niets echt was. Soms droomde hij dat hij verdwaalde in een stad vol Dreuzels, waarin hij niets kon aanraken en niemand permanent of vast was. Die dromen bezorgden hem de koude rillingen, iets wat hij zelfs Aurora nooit had verteld. Het was een stompzinnig kinderbijgeloof, dat wist hij ook wel, al hielden de dromen niet op door die kennis.
‘Dus je bent – naar jouw herinneringen – nog nooit in Londen geweest?’ vroeg hij. Opnieuw rees in hem de vraag wat ze dan in haar eentje deed, ronddwalend als een verloren ziel, maar hij onderdrukte de neiging om er nog eens naar te vragen. Alles op zijn tijd. ‘Hoe voelt het om er nu opeens te wonen? Is het heel anders dan waar je op bent gegroeid? Ik kan me niet herinneren of je me ooit hebt verteld waar je vandaan komt, maar aan je accent te horen, zal het niet ver uit de richting zijn.’
Met een half oog op de winkelpanden om hen heen, op de uitkijk voor een of ander Hazel-proof eettentje, probeerde hij haar de aandacht te geven die ze duidelijk miste bij Damien. Toen hij een zaakje zag, nam hij niet eens de moeite om hun gesprek ervoor te onderbreken. Hij boog hun pad simpelweg lichtjes af, zodat ze als vanzelf voor de ingang van de bistro uitkwamen. Een heer leidde zonder de leiding uitdrukkelijk naar zich toe te trekken.
‘Daar heb je gelijk in,’ gaf Valentine toe, toen Hazel hem erop wees dat hij vanwege die verrekte familieband niet een volslagen vreemde was. ‘Maar ik had het dan ook niet over mezelf toen ik zei dat sommige mensen misbruik maken van kwetsbare jonge vrouwen.’
Hij liet haar even alleen om af te rekenen en trof haar weer bij de winkeldeur, waar ze vol verwondering om zich heen keek. Haar ogen dronken gulzig van elke centimeter van het vertrek, alsof ze haar hele leven blind was geweest en eindelijk kon zien. Valentine naderde haar stilletjes om haar niet vroegtijdig uit haar halve trance te halen. Als vanzelf landde haar blik echter op zijn verschijning en ze glimlachte opgewekt.
Haar vraag zweefde even tussen hen in; hij had er geen direct antwoord op. Eerlijk gezegd had hij er niet over nagedacht waar hij haar naartoe kon nemen. Hij kende genoeg plekken die een hoogstaande lunchafspraak konden verzorgen, maar hij dacht niet dat Hazel erg comfortabel zou zijn op zijn vaste adressen. Met het soort gezellige eenmanszaakjes waar zij zich waarschijnlijk beter op haar gemak zou voelen, had hij geen enkele ervaring. Niet dat hij dat aan haar zou toegeven; ze had duidelijk behoefte aan wat zekerheid. Aan iemand op wie ze kon vertrouwen.
Hij haalde zijn schouders op en zei luchtig: ‘Och, we zien wel. We komen vast wel wat tegen.’
Met die woorden hield hij de winkeldeur voor haar open en gebaarde haar om als eerste naar buiten te stappen. Hij volgde haar en voelde hoe ze de magie achter zich lieten met elke stap die ze van de muziekzaak verwijderd raakten. Ze bevonden zich in een Dreuzelwijk – niet zijn voorkeursbestemming. Dreuzels werkten hem op de zenuwen; het voelde vreemd dat ze geen idee hadden wie hij was of hoeveel macht zijn familie had. Als hij zich door Dreuzel-Londen begaf, had hij altijd het idee dat hij in een soort parallelle wereld terecht was gekomen, waarin alles leek op zijn eigen wereld, maar niets echt was. Soms droomde hij dat hij verdwaalde in een stad vol Dreuzels, waarin hij niets kon aanraken en niemand permanent of vast was. Die dromen bezorgden hem de koude rillingen, iets wat hij zelfs Aurora nooit had verteld. Het was een stompzinnig kinderbijgeloof, dat wist hij ook wel, al hielden de dromen niet op door die kennis.
‘Dus je bent – naar jouw herinneringen – nog nooit in Londen geweest?’ vroeg hij. Opnieuw rees in hem de vraag wat ze dan in haar eentje deed, ronddwalend als een verloren ziel, maar hij onderdrukte de neiging om er nog eens naar te vragen. Alles op zijn tijd. ‘Hoe voelt het om er nu opeens te wonen? Is het heel anders dan waar je op bent gegroeid? Ik kan me niet herinneren of je me ooit hebt verteld waar je vandaan komt, maar aan je accent te horen, zal het niet ver uit de richting zijn.’
Met een half oog op de winkelpanden om hen heen, op de uitkijk voor een of ander Hazel-proof eettentje, probeerde hij haar de aandacht te geven die ze duidelijk miste bij Damien. Toen hij een zaakje zag, nam hij niet eens de moeite om hun gesprek ervoor te onderbreken. Hij boog hun pad simpelweg lichtjes af, zodat ze als vanzelf voor de ingang van de bistro uitkwamen. Een heer leidde zonder de leiding uitdrukkelijk naar zich toe te trekken.