14/10/2020, 19:37
Final Destination
George en Kina
George en Kina
Het was zover. Kina was het helemaal zat: alles. Alles wat gewoon ontzettend stom, niets schoot op, niets was zoals ze het zou willen. De wereld zou beter zijn wanneer zij er niet meer was, dat sowieso. Ze was nutteloos, waardeloos, nergens goed in en bovendien vond niemand het leuk om bij haar in de buurt te zijn; zelfs haar vader niet. De enige die haar ooit goed had begrepen was haar moeder geweest, en die was er niet meer. Dus waarom zou ze nog haar best te doen als het toch allemaal geen zin had?
Bovendien, uiteindelijk ging iedereen toch wel op een dag dood. Dus waarom niet nu? Dan hoefde ze geen onnodige pijn meer te leiden en kon ze er zelf ook niet voor zorgen dat anderen pijn leden. Iedereen zou er gelukkiger van worden als zij niet meer aanwezig was in het rijk der levenden en haar toevlucht had gezocht in een rijk dat ze nooit had gezien, maar waarvan ze het idee had dat ze zich daar gelukkiger zou voelen: het rijk der doden.
Dat was zo’n beetje wat er iedere nacht in haar omging als Kina probeerde te slapen in de slaapzalen van Zwadderich. Ze was een slechte slaper, en terwijl Tina al binnen vijf minuten in slaap viel was Kina al blij als ze langer dan drie uur slaap had per nacht. En nu had ze de knoop doorgehakt: ze had besloten dat het genoeg was. Genoeg van alles en iedereen, het moest en zou vanavond gebeuren. Ze hoefde niet eens een sigaret te roken om dat zeker te weten. Ze voelde dat de dood haar vanavond zou komen halen.
Ze stond op, zachtjes, zonder dat anderen het zouden horen, pakte een mantel en sloop in haar pyjama de slaapzaal uit. Wat ouderejaars waren nog wakker en speelden een spelletje met elkaar. Ze waren, als Kina het zo kon inschatten, dronken, en merkten de derdejaars die stiekem de leerlingenkamer uitliep niet op.
Ze had niet veel nodig; enkel touw was wat nodig was. En een toverstok. Maar die had ze sowieso altijd bij zich.
Onderweg naar haar zogenaamde Final Destination zag ze niemand. Gelukkig maar, want dan zou ze diegene ook nog eens moeten vervloeken en waren de mensen gealarmeerd dat ze iets van plan was. Ze wist via geheime doorgangen via portretten sneller bovenin het kasteel te komen; bij de klokkentoren.
Eenmaal daar aangekomen, slaakte ze een zucht. Dit was het dan. Eindelijk. Met haar toverstok toverde ze het touw vast aan een balk boven haar hoofd. Ze draaide het rond, waardoor het strakker en strakker werd, tot het touw vast zat aan de balk en toen ze eraan rukte, hij niet los kwam. Ze knikte. Dit was het dan. Het lot had besloten dat ze hier was aangekomen zonder dat ze gezien was, wat al een teken was.
Met haar vingers maakte ze behendig een knoop in het touw tot er een kleine lus ontstond.
Haar hoofd stak ze de lus in, tot ze de lus om haar schouders had. Ze trok het touw wat strakker, zodat ze het in haar nekvel voelde. Ze trok hem zo strak mogelijk.
‘Vaarwel, ellendige rotwereld,’ fluisterde ze.
Daarna klom de op de reling, hief haar handen in de lucht… en liet zich vallen.
De val duurde niet lang; binnen enkele seconden bungelde ze door de lucht, met het touw strak om haar nek. Ze trachtte een poging te doen om adem te halen, maar dat ging niet door het strakke touw om haar nek en ze hapte gewoon zonder resultaat in de koude nachtlucht. De afgrond onder haar laarzen was mijlen- en mijlenver weg. Zelfs als ze zich zou bedenken en het touw los probeerde te maken, zou ze vallen en dan zou de val haar dood zijn. Niets zou haar vanavond nog kunnen redden van de dood. Zij was voor hem gekomen, en hij voor haar.
De klok boven haar hoofd sloeg 12. Haar laatste uur had geslagen. Het was mooi geweest.