Nomaj | Waar de magie nazindert
In het heldere zonlicht - Afdrukversie

+- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl)
+-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4)
+--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12)
+---- Forum: Korte Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=19)
+---- Topic: In het heldere zonlicht (/showthread.php?tid=117)

Pagina's: 1 2 3


RE: In het heldere zonlicht - Cindy - 31/08/2020

Sprookje
Alle sprookjes hebben dit met elkaar gemeen, dat zij zich bezighouden met het verlangen en niet met de vervulling - Godfried Bomans
 
Met HP-personages
 
Neem me mee,
naar het land daarachter,
waar de woorden dansen.
 
De woorden dansten, glimmend in het licht van zijn toverstok. Zijn hand raakte het papier, bang voor diens betekenis. Zijn oom had hem bij elke slapeloze nacht, jaren achter elkaar, het sprookje verteld. Het sprookje, dat niet langer een sprookje was, maar een verhaal. Een verleden met mensen die echt hadden geleefd.
 
Ik beleef,
het sprookje,
dat ik vroeger hoorde.
 
Zijn ogen gleden over de inkt. De bladeren van het bos begonnen in de wind te waaien, de geluiden in de nacht kregen een aanstichter. Hij beleefde het sprookje dat hij vroeger had gehoord middels de woorden die geschreven waren door de hoofdpersonages. Het gelige perkament vertelde het verhaal dat hij zo goed kende, maar wat nu zo nieuw op hem overkwam.
 
Ik wil met jou mee gaan,
naar het gedicht,
wat jij voorlas.
 
De oneerlijkheid van het einde van het sprookje was nog nooit zo tot hem doorgedrongen. Zijn vingers streken over zijn toverstok. Het liefst stak hij het perkament in brand, om de woorden nooit meer te hoeven lezen. Waarom-vragen schoten door zijn hoofd, alsof hij het met eigen ogen had gezien. Maar hij kon enkel bij de woorden zijn. Hij wilde de woorden niet. Hij wilde de inkt. De inkt die ooit zo liefdevol op het perkament was gezet. Hij wilde het gekras van de veer horen, hij wilde naar háár. Zodat hij de woorden niet hoefde te lezen, maar zij ze kon voorlezen.
 
Toen ik klein was,
Draaide ik rondjes en viel ik in de blauwe lucht,
De zon scheen voor mij en jou.
 
Hij wilde niet meer verder lezen. Hij wilde zijn ogen sluiten, weer in zijn bedje liggen, met de warme stem die hem vertelde over een sprookje. Waarop hij rondjes van blijdschap zou draaien, om vervolgens pardoes op zijn hemelbed te vallen. Hij wilde weer klein zijn. Maar hij moest zijn verleden aanvaarden.
 
Neem me mee,
naar de mooie dagen in de toekomst,
waar onze adem het verhaal zal voortbrengen.
 
Hij sloot zijn ogen. Zijn handen streken over de brief, de enige brief die hij achter op de zolder had gevonden. Misschien wel het enige gedicht dat zij had geschreven. Als hij de kans had, zou hij haar halen, uit het verleden, uit het bos, om haar mee te nemen naar de toekomst. Zijn toekomst. De toekomst die ze aan hen hadden te danken. Mooie dagen, zonder dreiging van Hem. Voorzichtig legde hij het perkament weer neer. Het perkament dat het verhaal van roodkapje en de wolf vertelde, alsof hun adem nog voort werd gebracht. Hij stak zijn neus naar voren en jankte.
 
Gemaakt: 7 november 2011
Opmerking: De schuingedrukte tekst is van Anna. Tevens opgedragen aan Anna. Met dank aan Anna's sprookje: Roodkapje.


RE: In het heldere zonlicht - Cindy - 31/08/2020

Een kleine vlinder vliegt
 
[Afbeelding: ADL.jpg]
 
Jij gaf mij eens een gesuikerde vlindervleugel. Uit Zacharinus’ Zoetwarenhuis gekocht voor slechts een Sikkel. Anderen zouden denken dat het goedkoop was, voor mij was het het beste Valentijnsgeschenk ooit. De vlinder, zo zei jij, staat in de Dreuzelwereld symbool voor een nieuw begin. Ook zijn ze een belangrijk symbool voor geluk, vrijheid en liefde. De gesuikerde vlindervleugel fladderde een paar keer, om vervolgens in mijn mond te vliegen.
 
Je loopt voorzichtig,
valt eenmaal
 
Daaraan dacht ik, lopend over de straten van Londen. Maar jij… Jij hoorde niet in mijn gedachten terug te komen. Ik had je afgesloten. Dat had ik met mezelf afgesproken. Dat jij nu in mijn gedachten verscheen was niet de afspraak. Net als toen, zorgde jij ervoor dat al mijn aandacht naar jou ging. Ik struikelde over de trede die deed alsof het een bloempot was.
 
Je kijkt om je heen,
schrikt eenmaal
 
Ik was het vergeten, zoals ik met mezelf had afgesproken. De trede die deed alsof het een bloempot was, was geen trede. Het was een bloempot. De bloempot waar ik jou in had verborgen. Jouw heldere ogen staarden me aan, vervulden me van een schuldgevoel.
 
Je zegt een zin,
valt stil eenmaal
 
“Het spijt me.” Mijn stem viel weg. Ik herinnerde me deze foto. Gemaakt op de eerste dag van de vakantie, toen je me aan je ouders voorstelde. Zij konden zich niet voorstellen dat hun zoon een heks mee naar huis nam. Trots stond in hun ogen.
 
Je luistert naar de geluiden,
hoort niets eenmaal
 
Ik herinner me geen gegil, ook al had ik mijn oren gespits. Elk geluid wilde ik horen, elk snifje wilde ik meemaken. Om ze daarna uit mijn geheugen te bannen. Maar ik had niets gehoord. Het enige wat ik hoorde, was die lach. Jouw aangename lach, op die dag dat je me de vlinder gaf. Je vond me kinderlijkheid aandoenlijk.
 
Het water ligt stil onder de zachte wind,
Jouw kleine vlinder volgt jou
 
Jij was mijn eerste. De eerste waarop ik de vloek moest uitspreken. Mijn hele lijf trilde, al was het windstil. Ik had in jou geloofd. Ik geloofde in een nieuw begin, in vrijheid. Maar de waarheid was dat ik nooit vrij kon zijn. Niet zolang Hij leefde. Misschien, ooit, in een verre toekomst, kan ik opnieuw beginnen. Niet nu, niet vandaag. Ik raapte de bloempot op, stopte je foto terug, samen met een gesuikerde vlindervleugel. Voor een laatste maal begroef ik mijn liefde.
 
Gemaakt: 13 november 2012
Opmerking: De schuingedrukte tekst is van Anna. Tevens opgedragen aan Anna. Met dank aan Anna's gedicht: Vlinder


RE: In het heldere zonlicht - Cindy - 31/08/2020

Ik ben een helikopter
Met HP-personages

Vandaag wist hij het weer. Dit was de dag waarop hij wist wie hij was, waar hij vandaan kwam en wat zijn reden van bestaan was. Hij was een helikopter.
Zoef, zoef, zijn armen zwaaiden in de lucht, het was zijn plicht om mensen te vervoeren. Allereerst daalde hij neer bij Agnes.
“Hoi schatje, hoe gaat het met jou vandaag?” De vrouw met haren op haar wangen keek hem argwanend aan. “Ik ben een helikopter!”
Met rechte rug, trots op zijn prachtige vleugels, keek hij naar de vrouw. Ze leek in de war, zocht naar haar pantoffels die ze recht onder haar bed had staan. Hij had haar naam van een andere dame, eentje die steeds naar hem keek en dan verlegen uit het raam staarde. Straks zou hij naar die dame gaan, maar eerst Agnes.
“Bijna net zo prachtig als ik, heb je een lift nodig? Ik ben namelijk,” hij prikte met zijn vinger in zijn borst, “een helikopter!”
Zoef, zoef, zo maaiden zijn armen door de lucht, terwijl hij nog een rondje draaide. Vanachter de kamer klonk een gegrinnik.
“GLADJE!” hoorde hij een vrouwenstem zingen. Lang geleden had hij de connectie al gelegd, als zij Gladje zei, bedoelde ze hem. Maar vandaag wilde hij niet naar haar luisteren, hij keek naar de richting van haar bed en stak zijn tong uit.
“Lies, ik ben een helikopter, helikopters hebben toch geen naam?” Alsof ze dom was wees hij naar zijn hoofd en draaide rondjes met zijn vinger.
“Gladje,” de grijze haren van de vrouw sierden haar. Hij kon er toch ook niets aan doen dat hij zo’n onweerstaanbaar knappe en beroemde helikopter was? Voordat hij het wist had hij Agnes achter zich gelaten, die nog altijd naar het portret van haar zoon aan het staren was. Of was het haar kleinzoon? Hij wist het even niet meer.
“Wat is er Lies?” vroeg hij toen hij zijn armen uit de lucht haalde en naast haar ging liggen. “Miste je me nu al?”
“Gladje, je bent lief! Heel, heel erg lief!” Lies ging rechtop in haar bed zitten en staarde naar de man die zijn t-shirt achterstevoren om had en een sok om zijn hoofd had gewikkeld als een tulband. “Ik kan niet slaappie doen. Wil je me weer zo’n verhaal vertellen?”
Hij glimlachte. Lies was de liefste van allemaal, hoe kon hij haar één van zijn prachtige verhalen onthouden? De prachtige verhalen die tot hem kwamen wanneer hij sliep. Zijn prachtige dromen van een man die bijna net zo knap was als hijzelf. Hoewel, hij was een helikopter, helikopters konden tenminste ook nog vliegen.
“Natuurlijk Liesje, ga maar lekker tegen me aanliggen.” Hij strekte zijn vleugels, dacht aan de droom die hij afgelopen nacht had. Het was een nare droom, eentje die niet zo rooskleurig afliep als hij graag had gewild. “Het was een duistere, donkere nacht. Ik had mijn schoenen aan en stond op het punt te vertrekken. Maar het kasteel, waar ik in verbleef, was nog niet klaar met mij. Ik hoorde drie kloppen op de deur, net toen ik weg wilde lopen.” Hij sloot zijn ogen en zag het drietal dat in zijn dromen naar hem toe was gekomen voor zich. Eén met haren zo rood dat ze in brand leken te staan, één met een bliksem op zijn hoofd en één met krullen warriger dan die van zijn Liesje. Toch wist hij niet meer zeker of ze nu bij hem stonden of niet. Voor het gemak liet hij hun eruit. Zijn verhaal was toch interessanter zonder dat rare drietal. Hij zou er meer een held door lijken.
“Er was een monster in het kasteel die elke avond iemand opvrat.” Onder zijn armen voelde hij Liesje huiveren. “Ik wilde het monster vermoorden, maar iets weerhield me ervan. Het kloppen op de deur stierf weg. Voordat ik het wist bevond ik me ergens anders. In een tunnel. Daar, in die tunnel, bevond zich een lichaam.”
“Aargh!” half angstig, half giechelend spiekte de vrouw vanonder haar dekens naar hem. “Stop, ik durf niet meer!”
Maar hij wist dat ze loog. “Het lichaam was dat van een slang zoooo lang!” Hij strekte zijn armen verder uit dan net toen hij als helikopter door de lucht vloog. “In een onbezonnen bui, rende ik er naar toe. En toen…”
Liesje was helemaal onder haar deken weggekropen. Ze durfde nu echt niet meer te luisteren, hoewel ze toch luisterde omdat ze de nekharen die overeind stonden ergens ook heel prettig vond.
“En toen…” hij wist niet meer wat er toen gebeurde. Zijn ogen werden glazig, niets van deze wereld kwam nog meer tot hem. Het voelde alsof hij in een diepe slaap viel terwijl zijn ogen nog open waren.
“Gladje?” ergens van heel ver kwam er een vrouwelijke stem naar hem. Een trilling ging door hem heen. “GLADJE! Frank, help me, Gladje droomt weg!”
Klappen in zijn gezicht. Alsof hij water in zijn longen had en hij dit er nu uit proestte kwam hij terug in de werkelijkheid.
“Ik heet geen Gladje. Ik heet Gladianus Smalhart. Wie ben jij?”
Lies en Frank keken hem beiden verward aan. Deze man herkenden ze niet. Frank gaf hem nog een stomp in zijn gezicht. “Gladje?” Lies keek wanhopig naar de man die ze als haar grote broer beschouwde. Hij bleef warrig voor zich uitstaren. “Helikopter?” probeerde ze.
Zoef, zoef. “Ik ben een helikopter!”
“Gladje!” Opgetogen van vreugde sprong Lies op en neer op haar bed. Ze gaf een handzoentje in de richting van Frank en knuffelde vervolgens haar Gladje.
“Lies, wil je met deze helikopter mee?” Hij had zijn armen weer als vleugels uitgespreid. Lies aarzelde geen moment, ging op haar bed staan en zette zich ervan af. Samen vlogen ze door de lucht. Hij was een helikopter! De enge droom van vannacht was hij allang weer vergeten.

Gemaakt: 18 april 2013


RE: In het heldere zonlicht - Cindy - 31/08/2020

Note van de schrijfster: Dit verhaal is NIET autobiografisch!
Waarschuwing: Dit verhaal kan schokkend zijn voor mensen met een eetstoornis.

Onder controle
Non-HP

Ik kan drie redenen verzinnen om te gaan doen wat ik vast van plan ben. Ik sta alleen in de wc van het restaurant en kijk in mijn spiegelbeeld. Dat is dan ook direct de eerste oorzaak.
Ze kunnen mij wel vertellen dat ik niet dik ben, maar ik vertel je dat ik niet dun ben. Ik heb grote borsten, een dikke kop en een uitpuilende buik. Wat maakt het uit dat ik in maatje M, en soms S, pas, of dat ik met gemak in een spijkerbroek 26/32 kan?
Ik moet dit gewoon doen. Het is niet moeilijk. Ik ben sterk genoeg om mezelf dit aan te kunnen doen.
Het is slecht voor je!
Klinkt een stem in mijn hoofd. Dat weet ik, antwoord ik rustig. Dat is mijn tweede reden.

Ik ben iemand die slecht andere mensen kan troosten. Mogelijk omdat ik vol van zelfmedelijden zit. Waarom zou ik iemand anders troosten? Zij troosten mij ook niet. Misschien komt dat omdat ik niet praat over mijn depressies. Maar, zij moeten aan mij zien dat ik me vreselijk voel. Als ik me dit aandoe, dan zal er een moment komen dat iemand het opmerkt. Omdat ik neer ga, omdat ik opeens midden in de klas begin te janken. Ja. Ik wil aandacht!
Maar niet te veel. Zij mogen er niet achter komen. Dan drukken ze een stempel op mij. Zielig geval, zullen ze zeggen, of op zijn minst denken. Hoe vaak heb ik zo over een ander gedacht?
Maar wie zou het merken? Ik ken maar twee meiden die ik tot mijn vriendinnen durf te rekenen. Ik heb geen vrienden. Sterker nog, jongens geven altijd de voorkeur aan een van mijn vriendinnen. Dat is mijn laatste motief die samenvalt met de andere twee. Ik ben niet dun, dus niet mooi, dus kijken jongens niet naar mij. Ik wil aandacht, van jongens, van meiden, van iemand.
Tegelijk is er dan nog dat bijmotiefje. Ik ben er nieuwsgierig naar. Ik wil weten hoe het voelt. Ik ben sterker dan die slappe anorexia meiden. Ik kan dit doen zonder er verslaafd aan te worden. Gewoon een paar keer tussendoor. Daarnaast een gewoon leven leiden. Er is niets om zorgen over te hebben.
Ja, dat zijn mijn motieven. Ik ben sterk, ik kan mezelf dit aan doen. Daarom praat ik mij door die blokkade die er elke keer is heen. Ik steek verder, bijt harder, bijt door. Mijn ogen beginnen te tranen. Het komt nog steeds niet. Dieper, ik moet dieper gaan. Kom op, ik kan dit!
Uiteindelijk wordt mijn moed beloond. Het eten dat ik net tijdens een vreetbui naar binnen heb gewerkt, ligt in de wc pot.
Eindelijk. De bevrijding! Het voelt zo heerlijk! Ik ben zo trots op mijzelf! En ook op mijn vriendin, die ik de laatste maand heb leren kennen.
“Dank je, Mia.”
Als ik de wc uitloop op weg naar de brunch, kijk ik er nog even naar. Wat voel ik mij nu goed!
De walging laat op zich wachten. Deze keer zal ik er niet om walgen. Ik voel me goed, machtig, dat gevoel neemt niemand van me af.
Ik heb dit onder controle, eerlijk waar. Dus maak je je alsjeblieft geen zorgen om mij.

Gemaakt: 31 mei 2013


RE: In het heldere zonlicht - Cindy - 31/08/2020

Wereld op zijn kop
Een boom in de weide vol leven,
Takken die boven het riet zweven,
Opgebloeid in één enkele nacht,
Niemand die dít had verwacht.
Non-HP

Lila zag de grond dichterbij komen. Haar wereld ging letterlijk en figuurlijk op zijn kop, maar ze wilde het niet uitschreeuwen. Niet van angst, niet van pijn en al helemaal niet van verdriet.
“Auw!” Angelique liet haar bijna direct weer vallen, nadat ze haar had opgevangen. “Waar ben je met je hoofd?” De ogen van haar vriendin leken vuur te spuwen. “Op deze manier komen we helemaal nergens!”
Lila haalde haar schouders op. Ze liet zich omhoog helpen door Catherine en trok haar rokje goed. “Er is niets,” zei ze onverschillig. Ze wist niet precies waarom ze loog, normaal kon ze de meiden altijd alles vertellen. “Nog een keer?” vroeg ze, terwijl ze de ogen van Angelique vermeed.

“Vanaf de Scorpion,” knikte Catherine, die alweer klaar stond. Standvastige en bloedmooie Kate. Natuurlijk, Lila was jaren jaloers geweest op de lange benen, de slanke taille en de gratie waarmee het meisje door de gangen liep. Op de middelbare school had ze meerdere keren geprobeerd te stoken tussen Catherine en haar toenmalige vriendjes, wat vaak op knallende ruzie had uitgelopen en waardoor ze nooit echt de beste vriendinnen waren geweest. Maar als ze echt iemand nodig had, kon ze op haar rekenen. ‘Niet verder vertellen’ was bij Kate ook écht niet verder vertellen. Daar bewonderde ze haar voor. Toch kon ze zelfs Kate niet vertellen wat er die ochtend was gebeurd.
Lila voelde de fijne handen van Valerie al om haar middel grijpen. Haar knieën bogen zich, haar handen leunden losjes op de schouders van haar teamgenoten, het leek alsof haar lichaam de controle van haar overnam. Heel even stond ze zichzelf toe er van te genieten.

“Ready! One, two, down up!” luidde Valerie de stunt al in.
Haar voeten kwamen los van de grond, terwijl ze op hetzelfde moment al haar spieren van haar tenen tot aan haar kin inspande. Alle andere cheerleaders, die ieder in groepjes van vier aan het oefenen waren, leken kleiner te worden toen Lila in een vloeiende beweging omhoog werd getild. Daar was die innerlijke rust weer, die ze altijd voelde als ze zo boven iedereen uittorende. Alleen daar voelde ze zich alsof ze alles aankon. Lang geleden had ze geleerd om haar balans te houden als ze zo boven de hoofden van de meiden zweefde. Moeiteloos zwaaide ze haar linkerbeen omhoog, tot haar voet zich bij haar hoofd bevond. Haar vader had zich al verbaasd over haar lenigheid toen ze nog maar een kind was, maar toen ze ouder werd en ze nog steeds moeiteloos in een spagaat zat, zei hij met een knipoog dat ze elke jongen zou kunnen krijgen die ze zou willen. “Kind,” zei hij dan, “je maakt die mannen nog helemaal gek. Met dat ranke lijfje van je en die onschuldige ogen.”
Na een wilde nacht met Angelique was ze die ochtend thuisgekomen. Ze hadden gevierd dat ze zich hadden gekwalificeerd voor de nationale kampioenschappen, wat maakte het uit dat de tentamens over twee weken waren en dat het eerste jaar op de universiteit nog niet zo goed verliep? De rolluiken waren dicht, het was heel erg koud buiten. Lila was zo moe dat ze niets liever had gewild dan in bed kruipen. Helaas zou ze maar twee uurtjes kunnen slapen, daarna moest ze zich door een rijles heen wurgen. Waarom waren de luiken eigenlijk dicht, had ze zich afgevraagd, haar moeder deed deze nooit dicht. Ze zocht langer dan normaal naar haar sleutels door koppijn van de kater en de moeheid. Voordat ze deze echter kon vinden, werd de deur al door haar moeder opengedaan. Alsof deze op haar had zitten wachten.

“Auw!” Dit keer had Angelique haar niet goed kunnen opvangen en lag ze op de grond. Haar hoofd gonsde van de pijn en leek uit elkaar te spatten. Vaag zag ze iemand een arm naar haar uitsteken, maar ze kon de kracht niet vinden om deze aan te nemen. 
“Lila!” Eén voor één kwamen haar teamgenoten om haar heen staan. Het gezicht van Angelique kwam dichterbij. Haar vriendin keek bezorgd en schuldbewust.

“Het gaat wel,” Lila hoorde zelf hoe zwak haar stem klonk. “Echt,” zei ze iets krachtiger.
“Wat is er gebeurd?” Meerdere cheerleaders braken hun oefeningen af en kwamen toegesneld om te kijken of ze konden helpen, of was het uit bezorgdheid? Of misschien zelfs uit nieuwsgierigheid?

“Er is niets,” herhaalde ze, “mijn eigen domme schuld.” Ze bewoog haar arm in de lucht, vond iets om zich aan vast te houden en hees zichzelf omhoog. Direct begon haar hoofd harder te bonzen en moest ze op haar lip bijten om het niet uit te schreeuwen van de pijn. Daarna kwamen de tranen. De eerste tranen. Lila merkte amper dat ze omhoog werd geholpen door Valerie en Kate. Dat ze op een bankje in een kleedkamer werd gezet en dat Valerie iets naar Kate fluisterde voordat ze de kamer uitliep. Het enige wat ze kon doen was huilen.
“Lila.” Ze voelde een arm om haar schouder, kroop als vanzelf dichter tegen Kate aan. “Wat is er aan de hand?”

Precies hetzelfde had ze die ochtend aan haar moeder gevraagd, toen deze zei dat ze even moest gaan zitten. In plaats daarvan was ze in het kleine gangetje blijven staan en wilde ze eigenlijk liever dat haar moeder aan de kant ging, zodat ze de trap op kon gaan naar haar kamertje. Maar ze zag het ernstige gezicht van haar moeder en hoefde haar woorden niet te horen om te weten wat er aan de hand was.
Eén van haar opa’s of oma’s was overleden. Haar moeder had vorig jaar nog gezegd dat het zo bijzonder was dat alle vier de grootouders nog leefden. Haar ouders vierden toen hun 25-jarig huwelijk. Lila was voorbereid, wachtte enkel de woorden van haar moeder nog af.

“Je vader is overleden.”
Ja, dat dacht Lila al, wat erg, maar kon haar moeder niet even opzij, zodat ze kon gaan slapen en-

Wacht? Had haar moeder nu je vader gezegd, in plaats van mijn vader?
“Ik vond hem vanochtend op de bank. Ik… Ik… dacht niet dat het zin had om je te bellen, want je trein zou er niet sneller op gaan, maar… Ze hebben hem nog proberen te reanimeren, maar het was te laat, hij is overleden aan een fatale hartaanval, en,” vertelde haar moeder. Wat een ziekelijke grap was dit? Was het vandaag 1 april? Hoe durfde haar moeder om van zoiets een grap te maken! Lila werd nu boos, ze wilde verdomme nu eindelijk wel eens gaan slapen voor die twee uurtjes dat het kon.

“Ik, o, Lila! Hij ligt nog op de bank, je kunt naar hem toe.” Haar moeder barstte in snikken uit. Langzaam begonnen de woorden tot haar door te dringen, langzaam begon ze weer in beweging te komen.
“Nee!” Dat was onmogelijk. Haar vader was kerngezond, had nooit ook maar één keer last gehad van zijn hart. Ze had vorige week nog gelachen om zijn mening over cheerleading, ze had hem gisteren voordat ze uitging over de telefoon gesproken en hem gezegd dat ze niet met vreemde mannen naar huis zou gaan. Ze had…

“Nee!” krijste ze. “NEE!” Lila wist langs haar moeder heen te komen en ging de trap stampvoetend op naar haar kamer. Daar was ze gebleven, wachtend op haar rij-instructeur, maar die was niet gekomen. Toen het middaguur naderde was ze naar beneden gedenderd, waar haar moeder stond alsof deze zich niet had verroerd.
“Lila, als je naar hem toe wil, moet je nu gaan. Hij wordt straks meegenomen,” de stem van haar moeder klonk nog steeds breekbaar.

“Mam,” had ze geantwoord alsof het een doodgewone zaterdag was, “ik ga naar cheerleading. Ik ben om 5 uur thuis!” En ze had de deur achter het gezicht van haar moeder gesmeten voordat deze ook maar iets kon zeggen.
Nu Lila in de kleedkamer zat, kon ze alleen maar huilen. Ze wilde niet huilen, huilen zou het definitief maken. Huilen betekende dat hij echt weg was, dat ze hem echt nooit meer zou kunnen zien. Dat ze hem geen gedag zou kunnen zeggen. Had ze hem over de telefoon wel gedag gezegd, of had ze de verbinding verbroken, zodra het gesprek dood was gevallen? Maar het enige wat ze kon doen was snikken. Als een klein kind rolde ze zich om Kate heen.

“Wat is er in vredesnaam gebeurd, Lila?” Kate’s stem klonk al net zo bezorgd als toen Lila haar had verteld over de ruzie met haar ex-vriendje waarna ze had geschreeuwd dat ze het uitmaakte. Wat was dat niets vergeleken met dit.
“Mijn, mijn…” Lila had het idee alsof ze geen gevoel meer kreeg in haar handen. Ze kon amper ademhalen door haar gesnik heen. Haar hele lichaam leek zichzelf pijn te doen om haar immense verdriet naar buiten te krijgen. “Ik, mijn, mijn vader is overleden!” Nu ze het had uitgesproken, drong het pas echt tot haar door. Alsof ze door er niets over te zeggen kon doen alsof hij nog leefde. Alsof ontkenning hem terug zou brengen. Lila zag de grond dichterbij komen. Haar wereld ging op zijn kop. Er was niemand die haar kon opvangen om deze enorme pijn te voorkomen. Ze schreeuwde het uit van verdriet.


Gemaakt: 4 augustus 2013


RE: In het heldere zonlicht - Cindy - 31/08/2020

Bindend Contract
Let op: Deze one-shot bevat veel verwijzingen
én spoilers naar diverse RPG-topics.

Met een klap slaat de deur achter me dicht. Aan de rand van het bad zie ik nog net hoe een bloedmooie laatstejaars haar spijkerbroek uitdoet.
Toen ik nog geen kwartier voor de avondklok inging de kamer verliet, had Trevor me met gefronste wenkbrauwen aangekeken. Toch had mijn beste vriend niet gevraagd naar mijn nachtelijke avonturen. Helaas. Ik had hem graag verteld dat die knappe Griffoendor met de lange blonde haren eindelijk op mijn avances in was gegaan. Vorig jaar had ik haar een paar keer het hof gemaakt, maar ze had me elke keer genegeerd.
Je kunt je wel voorstellen hoe verrukt ik was toen ze vorige week na een blokuur Verweer tegen de Zwarte Kunsten zichtbaar treuzelde. Pas nadat haar vriendinnen eindelijk allemaal weg waren, keek ze me recht met haar verleidelijke blauwe ogen aan en drukte zonder ook maar een woord te zeggen een dichtgevouwen velletje perkament in mijn hand. Daarna was ze weggelopen. Ik ontweek Trevors vragende blik en pas toen hij me niet meer nauwlettend in de gaten hield, opende ik het briefje.


Woensdag, 21:00 uur, Klassenoudste-badkamer. Kom enkel als je het wachtwoord kent.

“Ik zie dat je je reputatie eer aan doet,” klinkt de zoete stem van de Griffoendor door de badkamer. Ze heeft een rode bikini aan met gele linten en ziet eruit als een van die goddelijke Griekse meisjes waar ik veel goede herinneringen aan heb. Mijn grootouders zijn Grieks en ik ga bijna elke zomervakantie naar het land.
“Denk je echt dat een stom wachtwoord me tegenhoudt?” kaats ik terug met mijn bekende zelfingenomen stem. “Kom op, schoonheid. Ik ben Jareth Gray Unger. Niet een of ander dom Eendje.”
Ik herken de flirterige bewondering die in de ogen van de leeuwin verschijnt. Het is een pretlichtje dat ik in menig paar ogen heb gezien. Zowel bij dames als bij heren. Niet bij Scarlett McAvoy, nooit bij Scarlett. Snel onderdruk ik de gedachte aan de afdelingsgenoot van het meisje in bikini voor me. Over een paar dagen zou er voor het eerst in jaren weer een Valentijnsbal op Zweinstein gehouden worden en ik wil daar niet met Scarlett aan mijn arm verschijnen. Sinds eind vorig jaar slaat mijn hart tot mijn grote ergernis een slag over elke keer dat ik de bruinharige krullenbol op de gang tegenkom. Die verdomde vlinders in mijn buik moet ik vermoorden, voordat ze mijn reputatie om zeep helpen.
“Waar denk je aan?” vraagt de Griffoendor, die opeens voor mijn neus staat. Tot mijn verbazing kan ik me haar naam niet herinneren. Myrthe, Monica, Mary?
“Aan hoe knap je bent,” zeg ik, terwijl ik mijn vinger over haar wang streel. Ze is een heel stuk kleiner dan ik, zeker nu ze geen hoge hakken aan heeft en ik moet zeggen dat me dat prima bevalt.
Ik wil mijn blouse uitdoen, als ze mijn handen vastpakt en deze op haar heupen legt. Er gaat een rilling door me heen en ik zak een beetje door mijn knieën om een kus op haar lippen te kunnen geven. De Griffoendor slaat haar handen om mijn nek om me te begeleiden.
Waarom heeft Scarlett nooit zulke verleidelijke ogen? Schiet er door mijn kop. Nog voordat ik de lippen van het meisje voor me kan beroeren, schud ik verwoed met mijn hoofd. Dit voelt zo verkeerd. In plaats van de gebruikelijke euforie en adrenaline die ongeveer nu door mijn lichaam zou moeten stromen, voel ik dat het angstzweet me uitbreekt.
“Ik… Sorry, ik kan dit niet,” breng ik uit. Heb ik dat echt hardop gezegd?
Maria - vast niet haar echte naam - kijkt me met niet-begrijpende ogen aan, terwijl in mijn hoofd de contouren van Scarletts gezicht verschijnen. Wat had Trevor ook alweer gezegd?
Als je Lila’s vriendschap kapot maakt, dan ben je echt laag gezakt.

Bij alle slangen. Lila, mijn zusje! Daar heb ik niet aan gedacht toen ik de uitnodiging van Marianne aannam.
“Ik moet gaan,” zeg ik, duidelijker dit keer.
De Griffoendor wrijft met haar handen over haar blote benen en ik weet dat ik haar hart heb gebroken. Niet dat dat een onbekend gevoel is. Er zijn vele tovenaars en heksen die beweren dat ik ze tot iets dwong waar ze zelf niet achter stonden. Als ik er zo aan denk, valt het me mee dat ik nooit echt aangeklaagd ben wegens ondeugdelijk gedrag. Net als ik me wil omdraaien om de badkamer uit te vluchten, raakt ze mijn arm aan.
“Het is je watervrees, niet? Kom op, Jareth, iedereen op deze hele school weet dat je als de dood bent voor water. Dat hoef je echt niet voor me te verbergen.”
Met een ruk draai ik me om. Watervrees? Dat is haar uitleg voor mijn plotselinge ommezwaai? Toegegeven, ik heb de pest aan water, zelfs in de riante badkuip van deze kamer staat naar mijn mening veel te veel water. Maar het is echt niet zo dat ik bevries als ik een bad neem. Dat zou compleet belachelijk zijn en onpraktisch bovendien.
Aan de andere kant, een angst toegeven die blijkbaar al een publiek geheim was, is veel beter dan op te moeten biechten dat ik hopeloos verliefd ben op haar afdelingsgenoot. Gadver, alleen al bij die romantische gedachte draait mijn maag zich uit protest om.
“Sorry, lieverd, ik kan dit echt niet. Ik ben als kind een keertje bijna verzopen.” Het is de waarheid, al heb ik het daar pas een keer eerder over gehad. Tegen Joshua en Trevor, die mij noodgedwongen over mijn watervrees heen moesten krijgen toen de kerkers blank stonden.
Zonder Maryse nog een blik te gunnen, stap ik de badkamer weer uit en ren ik de trappen af richting mijn leerlingenkamer. Een van de eerste keren dat Scarlett me compleet had weten te verrassen, was in een trappenhal geweest. Ik duw de herinnering weg alsof ik deze boven een hersenpan bekijk. Met een beetje geluk zijn de Klassenoudsten die vanavond het onprettige genoegen hebben om tot tien uur de wacht te houden als eerste richting Ravenklauw gelopen. Die toren is ver van de route die ik naar de Kerkers moet lopen.

Ik mag hopen dat Scarlett weet waar je mee bezig bent.
Mijn kamergenoot lijkt compleet niet op zijn tweelingbroer uit Ravenklauw, behalve als Trevor mij ergens van beschuldigt. Ik probeer zijn stem uit mijn hoofd te bannen, om bij de volgende trede de lieve lach van Scarlett voor me te zien. Bij de laatste trede van de trap word ik overvallen door haar prachtige ogen. En is dat nou de geur van haar parfum?
Stop. Ik ben toch verdomme geen verliefd Huffeltrutje? Ik ben Jareth Gray Unger. Iedereen weet dat Jareth zich niet aan één meisje, of jongen, laat binden. Zelfs Scarlett weet dat. Bij alle slangen, nu denk ik ook al in de derde persoon over mezelf.
Als ik de laatste trede voor de begane grond bereik, hoor ik opeens voetstappen. Mijn oren spitsen zich en mijn hart gaat als een razende tekeer. Ik heb geen zin om al mijn charmes in de strijd te gooien en zo een plichtgetrouwe Klassenoudste ervan te overtuigen me geen straf te geven. Kan ik het standbeeld dat drie meter voor me staat bereiken voordat de irritante bemoeial om de hoek komt? Ik besluit het erop te wagen en trek een sprintje. Mijn haren, die ik voor het gemak in een staart had gestoken, zijn net achter het marmer verdwenen als er een schaduw zichtbaar wordt.
Lila! Geschrokken duw ik mijn hand voor mijn mond om geen geluid te maken. Ik herken de rode haren van mijn zusje direct. Als er één Klassenoudste is aan wie ik niet wil uitleggen waarom ik nog in de gangen zwerf, is het wel de beste vriendin van Scarlett. Is dit nou karma, waar Joshua het altijd over heeft? Lila is zich duidelijk niet van mijn aanwezigheid bewust, want ze loopt met trefzekere stappen door richting de Kerkers. Ergens in mijn borst groeit de argwaan. Ze is toch niet op weg naar Trevor? Mijn beste vriend en mijn zusje hebben maandenlang hun relatie voor mij verborgen en ik weet niet of ik ze daar ooit helemaal voor kan vergeven. Bovendien is het idee dat die twee elkaar zoenen op zijn zachtst gezegd onbehagelijk. Bijna net zo misselijkmakend als het idee dat ik verliefd zou zijn. Bijna.
Lila heeft het einde van de hal bereikt en draait zich om naar links af te slaan. Opgelucht slaak ik een zucht en kom ik achter het standbeeld vandaan.
“Bedankt, Percival,” fluister ik tegen de stenen oren van het marmeren beeld. Ik wil verder richting de kerkers lopen, als ik de voetstappen van mijn zusje opeens hoor stoppen. Bij alle slangen, het zal toch niet dat mijn bezoekje aan Mona in de badkamer me fataal wordt?! Snel duik ik weer achter Percival, maar voordat ik helemaal achter het standbeeld verdwijn, zie ik mijn kleine zusje wankelen.
“Lila!” breng ik geschrokken uit. Ik ben alle redenen waarom ik niet wil dat ze me betrapt compleet vergeten als mijn kleine zusje zich tegen een muur laat zakken. In een paar stappen sta ik naast haar en tot mijn afschuw zie ik dat ze haar ogen heeft gesloten. Paniek verspreidt zich als een verlammende spreuk door mijn lichaam en ik pak haar schouders beet om haar zachtjes heen en weer te schudden.
“Lieve Lexie, word wakker,” zeg ik fluisterend.
Lexie is haar middelnaam en ik heb haar als kind heel lang zo genoemd. Toen ik twee was had ik blijkbaar een hekel aan de La-klank. Mijn ouweheer grapt tegen iedereen die het maar wil horen dat ik bang was voor de draak in mijn ladekast.
Op diezelfde kast
betrapte ik mijn vader met een vrouw aan zijn lippen die niet mijn moeder was. In de zomer dat ik de brief van Zweinstein kreeg. Ik was in de tuin op zoek naar een plek om alvast een toverspreuk te oefenen, toen ik geluid uit de schuur hoorde komen. Onze schuur is zo groot dat het dienst deed als het zomerhuisje van mijn Griekse grootouders. En als opbergruimte voor oude meubels. De klootzak maakte met handgebaren duidelijk dat ik hier tegen niemand over mocht praten en gooide daarna de schuurdeur dicht. Ik durfde er niet tegen mijn moeder over te beginnen, laat staan mijn kleine zusje. Ik hoef je vast niet uit te leggen dat ik hem haat.
Tot mijn opluchting opent Lila haar ogen, maar bij het zien van de pijn die daar in staat, breekt het angstzweet me weer uit. “Lila, wat is er aan de hand?” vraag ik met mijn grotebroerstem. Even zie ik haar zoeken naar een leugen, de meest redelijke verklaring waarom ze net flauwviel. Maar ze is niet voor niets een Raaf en al snel komt ze tot de conclusie dat ik haar toch niet geloof als ze de waarheid niet spreekt.
“Ik… Jar, wat doe je hier?”
Het hoekje van haar mond trekt omhoog en het is overduidelijk dat ze zich niet echt afvraagt waarom ik op de gang ben. Ik heb toch ogen in mijn kop? Ze heeft pijn en probeert dat voor mij te verbergen. “Lila, wat is er?” herhaal ik.
“Ik… ik weet niet…” zei Lila, die zichtbaar aan het afwegen is of ze liever haar mond houdt om me geen leugen te hoeven verkopen.
Ik laat me tegen de muur zakken en leg haar tegen mijn borst aan. Haar tranen zijn als de eerste pijnscheuten van een Cruciatusvloek en ik veeg ze zo snel mogelijk weg. “Het is al goed,” fluister ik, “Lexie, je kunt me alles vertellen, dat weet je toch?”
Opnieuw aarzelt Lila, maar ik zie dat ze te moe is om haar geheim nog langer te blijven verbergen. Ik hoef alleen maar te wachten tot ze geen andere uitweg meer ziet. Minuten is het stil en streel ik met mijn hand over haar rug. Ik begin al bijna bang te worden dat de Klassenoudste, die samen met Lila rondes door het kasteel loopt, naar haar op zoek gaat omdat ze al zo lang niets van zich heeft laten horen.
“Weet je nog dat Trevor je vertelde over die profetie?” verbreekt mijn zusje eindelijk de stilte.
“Die idiote Ziener? Lexie!” Ik houd mijn hand omhoog. In een strijd van leven en dood was ik hem verloren en we hadden heel wat kwakzalvers af moeten gaan voor we een echte Heler hadden gevonden. “We hebben genoeg zwendelaars gezien om te weten dat die profetie over dat je een of andere mysterieuze ziekte zou krijgen complete onzin is.” Ik wil haar zorgen niet wegschuiven, maar ik ben wel opgelucht dat dit is waar ze zich druk om maakt. Iedereen weet dat negentig procent van de profetieën niet uit komt. Simpel omdat er maar een handvol Zieners écht voorspellende gaven heeft.
“Jar, luister. Ik heb… symptomen. Soms ben ik zo moe dat ademhalen al te veel energie kost, andere keren moet ik midden in de nacht op mijn hemelbed heen en weer springen om niet uit mijn vel te barsten. Het zijn symptomen van die mysterieuze ziekte. Ik weet het zeker.”
Ik verstijf en vergeet de nieuwe tranen van haar wangen te vegen. Het is maar goed dat ik al op de grond zit, anders zouden mijn benen het hebben begeven. Nu is het mijn beurt om haar wazig aan te kijken. “Lila, waarom heb je dit niet eerder verteld?” Mijn stem breekt halverwege de zin, maar het maakt me geen donder uit. Aan de hele houding van mijn kleine zusje merk ik dat ze de waarheid spreekt. Ergens hoop ik dat het haar waarheid is en niet de realiteit. Maar als ik mijn hand op haar gezicht leg en voel hoe heet haar huid is, bijna tegen de temperatuur van koorts aan, weet ik dat het ijle hoop is.
“Ik wilde het je vertellen. Of papa. Maar papa was er helemaal kapot van toen je terug kwam zonder… toen je terug kwam na die zombie-uitbraak. Oh, kijk niet zo, je weet best dat hij van je houdt, Jareth. Of wil je soms beweren dat hij niet anders deed na die vervloekte uitbraak?”
Daar heb ik niet van terug. Onze ouweheer had inderdaad anders gedaan. Hoewel Lila waarschijnlijk niet bedoelt dat die klootzak de hele zomer in onze schuur had geslapen. Ik weet zeker dat hij elke avond een andere vrouw bij zich had. Maar mijn zusje plaatst onze vader al jaren op een voetstuk en ik wil haar illusie niet doorbreken. Zeker niet nu ze huilend in mijn armen ligt, alsof ze weer vijf is en haar teddybeer niet kan vinden.
“Je wilde het ons helemaal niet vertellen,” kaats ik terug, haar opmerking over onze vader negerend. Ik ken mijn zusje, ik weet wanneer ze liegt. Ook als ze zelf niet eens door heeft dat ze liegt. Opnieuw glijden er tranen over haar wangen waar ik me geen raad mee weet. Ik voel me nog machtelozer dan toen ik net overvallen werd door mijn gevoelens voor Scarlett en daardoor Michelle niet kon zoenen. Of hoe heet dat kreng van een Griffoendor nou.
Lila kijkt van me weg en ik kan voelen dat ze op dit moment het liefst haar handen in haar zij wil steken. Haar manier om haar woorden kracht bij te zetten. Een ongemakkelijke gedachte vormt zich in mijn hoofd. “Heb je het Trevor verteld?” vraag ik op scherpe toon, bang voor het antwoord. Ik weet dat het onredelijk is, het zou een opluchting moeten zijn als ze het iemand had verteld, maar de gedachte dat mijn beste vriend zoiets belangrijks over mijn zusje eerder weet dan ik is ondraaglijk.
“Nee,” zegt ze zonder ook maar een seconde te twijfelen. “En jij gaat het hem ook niet vertellen, Jareth Unger.” De beruchte scherpe rand klinkt zelfs nu door in haar stem. Ik huiver. Mijn kleine zusje kan enorm koppig zijn en ik weet dat ik me op gevaarlijk terrein bevind.
“Lila, we moeten het iemand vertellen. Ik bedoel, wie weet bestaat er wel een antigif.” Het is ironisch dat de rollen nu omgekeerd zijn. Ik ben een Zwadderaar, zij een Ravenklauw. Normaal is het haar taak om de verstandige van ons twee te zijn.
“Waag het niet om het hem te vertellen. Wat zeg ik, beloof me dat je het aan niemand vertelt.”
Ik open mijn mond om haar tegen te spreken, sluit mijn lippen weer als ik haar gevaarlijke blik in haar gezicht zie. Wat kan ik doen om mijn koppige zusje in te laten zien dat het in haar belang is om het juist wél iemand te vertellen?
“Alleen aan Trevor dan,” probeer ik nog met een smekende stem, maar ik weet dat ik verloren heb als ze zich uit mijn armen rukt.
“Nee.” Haar stem is onverbiddelijk. “Trevor heeft genoeg doorgemaakt. Hij is nu net pas uit zijn depressie en ik wil hem niet met mijn stomme problemen daar weer in terugjagen.”
Ik weet dat het zinloos is om haar erop te wijzen dat haar symptomen alles behalve stomme problemen zijn. En dat mijn beste vriend het me nooit gaat vergeven als ik het hem niet vertel. “Oké,” geef ik me gewonnen, “ik beloof dat ik het niemand vertel.”
Lila houdt haar hoofd schuin en ik voel dat ze me niet vertrouwt. Met veel moeite trekt ze zich aan mijn schouder omhoog om weer op eigen kracht tegen de muur te zitten. “Geef me een vel perkament,” gebiedt ze op een toon die veel weg heeft van de stem van onze moeder.
“Wat?” breng ik verward uit. Ik heb helemaal niets bij me, laat staan schrijfgerei.
“Je handdoek, sukkel,” zegt ze op zo’n luchtige toon dat ik even vergeet waar ons gesprek over gaat.
Verbijsterd raak ik mijn brede schouder aan en voel dat daar inderdaad een handdoek over heen ligt. Ik moet het ding meegenomen hebben uit de badkamer toen ik wegrende van hoe heet ze nou verdomme, iets met een M. Margot? Met een tik van mijn toverstaf krimpt de witte handdoek en transfigureert in een mum van tijd in een vel perkament. Lila vist uit een van haar zakken een ganzenveer en begint met sierlijke letters iets op de getransformeerde handdoek te krabbelen. Ik probeer mee te lezen, maar de kunst van op zijn kop lezen is duidelijk niet aan mij besteed. Ik ben dan ook geen Ravenklauw. Als ze klaar is, reikt ze met het velletje aan.


Ik, Jareth Gray Unger, beloof met een bindende spreuk dat ik aan niemand vertel wat Lila Lexie Lelia hem over haar ziekte heeft toevertrouwd. Als ik deze magische belofte verbreek, dan dwingt mij dat om het Zwarte Meer over te zwemmen.

..........................................

Ik kijk ontzet naar mijn kleine zusje, die slim gebruik maakt van mijn watervrees. Verdomme, ik ben vergeten dat Lila de derde persoon op deze klote school is aan wie ik die beklemmende angst ooit heb opgebiecht. “Lexie,” sis ik op een scherpe toon, “ik ga dit echt niet ondertekenen.” Bindende spreuken zijn gevaarlijk, dat weet zelfs een eerstejaars.
Lila duwt een flacon onder mijn neus die ze in de tijd dat ik het contract heb gelezen uit haar zak moet hebben gegrist. “Vergetelheidsdrank.” Ze hoeft niet meer te zeggen dan dat ene woordje om haar dreigement duidelijk te maken. Als ik niet teken, weet ze ongetwijfeld een combinatie van onze afdelingen te vinden om op zowel een slimme als sluwe manier mij een paar druppels van het drankje toe te dienen.
“Bij alle slangen, Lila!” mompel ik, terwijl ik de ganzenveer met veel tegenzin van haar aanpak, ermee in mijn vinger prik en met mijn bloed de belofte bindend maak. Op de stippellijn zet ik mijn handtekening.


JG Unger

*** 

Toen Lila’s wacht er eindelijk op zat, nam ze met een knuffel en een glimlach afscheid. Op de een of andere manier waren haar schouders rechter dan ik ze in maanden had gezien. Alsof er een last vanaf was gevallen nu ze iemand haar geheim had verteld.
Maar één iemand is niet genoeg. En zonder dat ik ook maar een moment heb getwijfeld, ben ik van richting veranderd om niet naar de kerkers maar naar de westelijke toren van het kasteel te lopen. Op weg naar de Uilenvleugel heb ik uit een leegstaand klaslokaal schrijfgerei gepikt. Gelukkig ben ik geen andere Klassenoudste tegengekomen. Of O’Donoghue, de Hoofdmonitor van Zwadderich, die me zou bestoken met vragen als hij me betrapt. Gewoon uit leedvermaak.
De uilen kraaien nu ik de vleugel betreed. Ik open de kooi van mijn uil Harkie en geef hem een van de lekkernijen uit de voorraad van de school.


Trust,
Ironisch. Ik heb u nooit vertrouwd. Maar als er iets is waar ik u wel mee vertrouw, is het Lila. Ze is ziek, de profetie lijkt uit te komen en ze vertoont symptomen van extreme vermoeidheid aan de ene kant en magische uitbarstingen aan de andere.
Heel weinig hartelijke groeten,
Uw zoon. Mocht u me vergeten zijn, vraag uw vrouw maar.

Ik verander de laatste zinnen door er met een inktwissende gum over heen te gaan. Hoewel Lila het oogappeltje van die klootzak is, denk ik niet dat onze vader het kan waarderen als ik hem toch een schop na geef. Een nette afsluiting kan vast geen kwaad.

Hooggeacht,
Jareth, u weet wel, uw zoon.

Harkie blijft rustig zitten als ik het velletje perkament oprol om aan zijn poot te binden en het uiltje zachtjes toefluister dat het voor de heer van Villa Unger is. Ik hoop vurig dat de klootzak voor de verandering inderdaad in het huis is en niet weer in de schuur ligt. Al zou Harkie hem daar waarschijnlijk ook wel vinden.
Ik open het raam, zodat het beestje naar buiten kan. De gure wind strijkt in mijn gezicht en ruikt naar zeewater, snel sluit ik het raam weer. Lila mag dan wel slim zijn, ze weet nog niet dat ik mijn watervrees heb overwonnen tijdens de zondvloed van de kerkers. Terwijl ik de Uilenvleugel uitloop, vermoord ik het stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat een oversteek door het zwarte meer mijn dood zal zijn. Zonder verdere complicaties weet ik mijn leerlingenkamer in te glippen.

Het verbaast me niets als ik die ochtend word opgeschrokken door een knal. Trevor mompelt slechts dat het nog veel te vroeg is om op te staan, als ik het gordijn van mijn hemelbed open. Ik rommel in de bovenste lade van mijn nachtkastje, maar daar ligt alleen mijn speelgoedsnaai en een klein doosje dat ik maanden geleden in een opwelling voor één van mijn nieuwste uitdagingen heb gekocht.
Snel trek ik de onderste lade open waar elk jaar meer rotzooi in ligt. Chocokikkers zonder kop, kauwgomballen, meerdere proppen aan nooit afgemaakt huiswerk. Uiteindelijk stuiten mijn vingers op iets onbekends en met kloppend hart vis ik het voorwerp uit mijn lade. Het is een klein doorzichtig buisje met bruine vloeistof. Op het flesje heeft de klootzak een label geplakt.


1 druppel 1 x per week
T.D.U.

De initialen van mijn vader, Trust Dylan Unger. Heb ik al verteld dat mijn ouweheer toverdrankmeester is op het Ministerie van Toverkunst? Die man heeft zich uitgesloofd en onze huiself Lenina gebruikt om de toverdrank sneller op Zweinstein te krijgen dan per uilenpost. Hem over Lila’s symptomen vertellen blijkt inderdaad een betere keuze dan Trevor.
Opgelucht haal ik de inhoud uit mijn bovenste lade. Met een tik van mijn toverstaf wordt de dubbele bodem zichtbaar, waar ik het flesje met de toverdrank in stop. Daarna leg ik mijn speelgoedsnaai weer terug.
Het doosje kan ik maar beter weggooien, ik denk niet dat ik Scarlett blij maak met een of ander prullaria dat ik gekocht heb om iemand anders het hof te maken. Ik pak het zwarte doosje met een rood lint op. Voordat ik het in de richting van de prullenbak gooi, zie ik dat aan het lint een kaartje hangt.


Voor Mirella.

Bij alle slangen, die blonde Griffoendor heet Mirella! Blijkbaar ben ik nog niet helemaal over mijn haat voor de La-klank af.


Gemaakt: 4 februari 2019