Nomaj | Waar de magie nazindert
Vleermuizen en Radijsjes - Afdrukversie

+- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl)
+-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4)
+--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12)
+---- Forum: Korte Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=19)
+---- Topic: Vleermuizen en Radijsjes (/showthread.php?tid=113)

Pagina's: 1 2 3 4


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Blauw



Het boek dat op zijn schoot lag, lag nog steeds open op dezelfde pagina als die ochtend. Urenlang had hij al gestaard naar de pagina in zijn nieuwste boek over Duistere Kunsten, maar nog steeds wist hij niet wat de titel van het nieuwe hoofdstuk was.

Het kon hem op het moment ook niet interesseren. Het enige waar hij aan dacht, was zij. Hij zag haar nog steeds in zijn gedachten voor hem staan, met haar licht krullende blonde haren over haar blauwe zomerjurkje. De sproetjes op haar neus en wangen. De ketting van verse madeliefjes rond haar nek. De blauwe lelie in haar haren. De toverstaf die ze achter haar oor had gestoken. Zijn lippen krulden zich tot een glimlach terwijl hij aan haar dacht.

De kus die ze op zijn wang had gedrukt.

Het was niet de eerste keer dat hij vlinders voelde voor iemand, maar het was al zo lang geleden dat hij het gevoel verwelkomde. Hij verkoos het duizend maal boven het gevoel van onmacht dat hij voelde wanneer hij aan zijn belofte aan Perkamentus dacht.

Maar met ieder half uur dat verstreek en hij aan haar dacht, werd het gevoel sterker dat hij zich niet kon blijven verstoppen in deze droom. Want dat was het – een droom.

Zij was een leerlinge en dat zei al genoeg.

Hij was een spion. Een Dooddoener. Een professor. En hij was ervan overtuigd dat Loena’s vader laaiend van woede zou zijn als hij hoorde dat zijn 15-jarige dochter een relatie had aangeknoopt met een van die drie types – laat staan met hem – de combinatie van al die types bijeen.

Maar het was een mooie droom. Wat als hij iemand had die hij kon vertrouwen? Iemand die hij kon vertellen wat hij voelde en waarmee hij kon lachen en waarbij hij zichzelf kon zijn. Het zou fijn zijn als hij het masker van Occlumentie nu en dan zou kunnen laten zakken. Het zou fijn zijn om haar hand nog eens op de zijne te voelen – of haar lippen op zijn wang – of nog liever op zijn lippen...

Maar dat was alleen maar in zijn droom. In feite vreesde hij dat zijn reputatie om zeep zou zijn als iemand hoorde van hetgeen er gisterenavond was gebeurd. Hij was dronken geweest. En de dochter van de Kibbelaar had het gezien. Ze zou het vast al aan haar vader hebben verteld en in de volgende editie van de Kibbelaar zou er vast een een uitgebreid artikel over zijn schandalige gedrag aanwezig zijn.

Een kleine stem in hem probeerde hem te overtuigen dat Loena zo niet was – dat ze hem heus niet op zo een manier zou verraden, maar hij was van nature wantrouwend en had nog nooit eerder zo een kleine stem vertrouwd.

Maar toch dacht hij ook dat hij vriendschap had gevoeld – dat ze oprecht bezorgd was geweest om hem. Dat ze om hem gaf.

Of misschien wil ze enkel betere punten in je lessen halen, fluisterde een andere stem hem toe.

De gevoelens van onzekerheid kregen de bovenhand van zijn gevoelens van verlangen en hij stond recht en begon te ijsberen in zijn kamer in Weverseind. Misschien was alles wat hij had gezien die nacht, niet zo indrukwekkend als hij zich herinnerde. De alcohol had waarschijnlijk al zijn herinneringen vervormd. Misschien had ze helemaal niet om hem gelachen, of zijn hand vastgenomen, of hem een kus op zijn wang gegeven.

Jawel, fluisterde de kleine stem hem toe. Ze geeft om je. Ze is de enige die dat kan. Ze is Lijpo Leeflang, ze is niet zoals de anderen.

Hij liep naar zijn bureau en rommelde erin. Hij moest het zeker weten en wist maar één manier om dat op een enigszins discrete manier te doen.

“Severus, zoek je iets?” hoorde hij de stem van Wormstaart vanuit zijn kleine kamer achter de wand.

“Hou je mond, Wormstaart,” blafte Severus hem toe. Het laatste waar hij aan herinnerd wilde worden, was zijn ratachtige huisgenoot.

Toen hij eenmaal leeg perkament vond, zette hij zich achter zijn bureau neer en begon hij te schrijven. Hij schreef wel zeker drie brieven voordat hij een brief had die hem enigszins tevreden stelde. De andere brieven verbrandde hij – want hij zou zelf in de problemen komen als iemand ze ooit in handen kreeg.

Hij las de brief drie keer na en besloot dat deze goed was. Hij wilde een zwart lint uit zijn lade nemen om de brief mee dicht te binden, toen hij zich bedacht dat zwart misschien te serieus zou blijken. Hij opende de onderste lade en haalde er een oud, blauw lint uit. Ze zou blauw mooier vinden, wist hij.

Hij liet wat kaarsenvet smelten en liet het over het perkament en het blauwe lint druppen. Vervolgens zette hij zijn stempel erin en liet hij het afkoelen.

Nu enkel nog een uil, en dan zou hij niets anders kunnen doen dan wachten.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Vreemden


De avond was aan het vallen en Loena keek naar de mooie zonsondergang vanaf haar plekje onder de vertrouwde eik in haar tuin. Ze moest toegeven dat ze die namiddag niet veel had gedaan. Niets eigenlijk. Andere dagen bracht ze tekenend, lezend of schrijvend door, maar vandaag had ze haast de hele namiddag buiten gezeten, denkend... Dromend.

Ze zag niet onmiddellijk de bruine kerkuil die vanuit het westen haar richting op vloog. Sterker nog, ze was zo bevangen in een dagdroom dat ze pas opschrok toen de uil een rol perkament in haar schoot liet vallen en zich vervolgens op de laagste tak van de eik nestelde.

Loena keek op naar de uil en daarna naar de rol perkament in haar handen. Vreemd. Ze was het niet gewoon om rollen perkament te krijgen. Haar vrienden stuurden meestal gewone brieven.

Ze draaide de rol perkament om in haar handen en haar vingers streelden het blauwe lint, tot ze opeens een wit zegel bemerkte. Haar hart leek voor een tel te stoppen toen ze zag wat er op het zegel stond: twee sierlijke S’en.

Ze hield het perkament even dicht tegen haar aangedrukt terwijl ze om zich heen keek. Ze verwachtte ieder moment dat Voldemort zelf uit een van de struiken zou springen en zou zeggen: “Hier met die brief, die mag je niet lezen!”

Maar al snel herinnerde ze zich eraan dat de Duistere Heer vast geen interesse had in haar liefdesbrieven. Liefdesbrief. Was het dat wel? Loena had nog niet eens gelezen wat erin stond, maar ze was verliefd op hem – en het was een rol perkament die dezelfde functie had als een brief. Telde dat dan niet een beetje als een liefdesbrief?

Ze zette zich rechter in het gras onder de oude eik en trok haar knieën op terwijl haar handen trillend het lint losmaakten en het zegel brak. Ze rolde het perkament open en in een oogopslag herkende ze zijn hoekige handschrift – ze had het geschrift de afgelopen vier jaren wekelijks gezien op haar toverdrankopstellen – en glimlachte toen ze zich realiseerde dat ze diezelfde duistere professor nu pas was aan het leren kennen.

Brandend van nieuwsgierigheid begon ze uiteindelijk met lezen.



3 augustus 1996
Geachte juffrouw Leeflang,
Naar aanleiding van onze ontmoeting in de Zwijnskop schrijf ik u deze brief. Graag had ik via deze manier mijn excuses aangeboden voor mijn onverantwoorde gedrag van afgelopen nacht. Ik vrees dat ik u reden tot aanstoot heb gegeven.
Ik hoop dat u inziet in welke benarde positie ik mezelf met mijn gedrag heb geplaatst en zou het aldus op prijs stellen als u deze situatie met discretie zou behandelen. Het was niet mijn wens u te ontzetten en ik zou verkiezen om het hele gebeuren te vergeten, opdat we in september als vanouds elkaar in de ogen zouden kunnen kijken.
Hoogachtend,
Severus Sneep



Verbouwereerd staarde Loena naar de brief. Voor even wenste ze dat Voldemort inderdaad uit de struiken was gesprongen om haar brief te stelen – dit was niet wat ze had willen lezen.

Loena probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat ze iets miste. Misschien had hij een geheime boodschap erin verwerkt! Ze hield de brief tegen het licht van de ondergaande zon, maar zag geen geheime tekst verschijnen. Voor even keek ze of alle voorkomende hoofdletters samen een zin vormden, maar als dat zo was, moest dat wel in een heel vreemde taal zijn – het sloeg gewoon op niets.

Waarom had hij haar geschreven? Hij noemde haar weer juffrouw Leeflang – terwijl hij toch nog moest weten dat hij haar Loena mocht noemen! En waarom dacht hij dat ze zo zwaar aan hun hele ontmoeting had getild? Niets was minder waar – ze had het enorm leuk gevonden – anders zou ze vandaag niet de hele dag dagdromend hebben doorgebracht. Wat ze absoluut niet wilde, was hem “als vanouds in de ogen kijken”. Ze wilde niet terug gewoon een student voor hem zijn – een van de honderden waar hij niets om gaf. Hoe kon dit nou? Dit kon hij gewoon niet menen!

Even draaide ze in paniek het perkament om – er was geen adres. Dat zou een probleem zijn als ze hem wilde terugschrijven – tenzij ze gebruik maakte van dezelfde uil die de rol perkament had gebracht.

Ze keek op naar de boom, waar de uil nog steeds in rustte.

“Kom!” zei Loena tegen de uil en ze hield haar arm uit. “Ik geef je een brief mee om terug te nemen.”

De uil vloog naar beneden en klemde zich aan haar arm vast. Loena haastte zich met de rol perkament en de bruine kerkuil naar binnen.

Dit was een brief die ze niet onbeantwoord kon laten. In tegenstelling tot wat hij haar wilde doen geloven, waren ze geen vreemden meer.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Brieven

3 augustus 1996

Beste professor Sneep,

Ik dank u voor uw brief en wil me alvast verontschuldigen voor mijn gehaaste antwoord. U was namelijk vergeten uw adres mee te delen en de enige manier waarop ik u weet te bereiken, is door deze brief aan uw bruine kerkuil mee terug te geven. Ik weet niet van hoever uw kerkuil komt en hoe lang hij nog zal willen rusten, dus hou ik de brief kort.

Ik wil u ervan verzekeren dat u me niet ontzet hebt of reden hebt gegeven om over wat dan ook indiscreet te zijn. Ik zou het liefst niet vergeten wat er gisterennacht is gebeurd en vind het ook heel jammer dat u het wel vergeten bent.

Ik vrees ook dat ik u niet langer als vanouds zou kunnen zien. Mijn beeld van u is veranderd - in de positieve zin - en dat kan ik niet ongedaan maken. Uw angst dat ik niet discreet met de situatie zou kunnen omgaan, is niet relevant. Ik zou nooit een vriend kunnen verraden. Het is mijn spijt dat u dat niet beseft.

Excuses voor mijn warrige en snelle geschrift, maar uw uil is erg onrustig en ik denk niet dat ik de tijd heb om in meer detail te treden.

Vriendelijke groetjes,

Loena







7 augustus 1996
Geachte juffrouw Leeflang,
Weeral stuur ik een uil om mijn excuses aan te bieden. Waar ik echter in mijn eerste brief mijn excuses aanbood voor mijn tekortkomingen als professor, stuur ik ditmaal mijn excuses voor mijn tekortkomingen als vriend.
Wat ik u wil verduidelijken alvorens ik ophoud met uw tijd te verdoen, is dat het mijn oprechte vrees was dat mijn herinneringen van die nacht aangetast waren door het overmatige gebruik van alcohol. Ik vertrouwde niet op mijn herinneringen van onze gesprekken of de woorden die ik dacht dat u gesproken had – uit vrees dat het slechts de weergave van een vervormde realiteit was. De logica in mij overtuigde me ervan dat u wel enige vorm van aanstoot of afkeer had ervaren en het gemakkelijker zou zijn voor ons beiden om de volledige nacht te vergeten.
Ik bied ook mijn excuses voor de late reactie in het algemeen. Ik weet niet of u alsnog een reactie verwachtte, maar verontschuldig me dan voor u te doen wachten. Het was – is – niet gemakkelijk voor mij om deze brief te schrijven aangezien ik niet weet wat u precies verwacht.
Ik zou u alsnog een aangename vakantie willen toewensen en me – nogmaals – willen excuseren voor al het ongemak dat ik u al dan niet heb bezorgd.
Hoogachtend,
Severus Sneep







8 augustus 1996

Beste Severus,

Als ik ervan mag uitgaan dat we vrienden zijn, zou ik graag hebben dat u me Loena noemde. Ik heb mezelf erop berecht u weer bij uw voornaam te noemen en zou wensen dat u hetzelfde deed.

U stuurt uw brieven met uilen uit de Uilenvleugel van Zweinstein, is het niet? Ik herken de uil die ditmaal uw brief bracht. Ik heb hem ooit met Hagrid verzorgd in mijn tweede jaar. Hij had toen een lamme vleugel. Ik denk dat hij me zelfs nog kent, hij lijkt het helemaal niet erg vinden om hier te wachten. De bruine kerkuil van vorige keer kon amper wachten om weer terug te keren, maar dankzij Spokkie (zo noemde Hagrid hem) kan ik de tijd nemen om u van een leesbaar antwoord te voorzien. Ik dacht al haast dat uw antwoord zo lang op zich liet wachten omdat u mijn handschrift niet kon ontcijferen. Ik ben alvast blij dat het u gelukt is om mijn vorige brief te lezen.

U schreef dat u het moeilijk vond om een brief te schrijven aan me omdat u niet wist wat ik verwacht. Ik heb geen echte verwachtingen, maar wees gerust dat ik heel tevreden was met uw brief en dat ook zal zijn met toekomstige brieven, ongeacht waar u over schrijft.

Ik vond het ook een hele geruststelling om te horen dat u zich nog herinnerde waarover we hadden gesproken die nacht – ik zou het heel vervelend hebben gevonden als u alles echt vergeten was.

Ik schrijf graag brieven, maar doe het niet zo vaak – vandaar dat ik het misschien zo moeilijk heb om nu te bedenken wat ik u graag zou willen vertellen. Er is helaas niet veel wonderbaarlijks gebeurd de afgelopen dagen. Vader is heel druk aan het werk voor de nieuwe editie van de Kibbelaar rond te krijgen, dus zijn we nergens heen gegaan. Ik zit veel in de tuin, lees of teken wat. Ik vroeg me af wat u deed tijdens uw vakantie?

Ik hoop natuurlijk op een spoedig antwoord, maar ik begrijp het ook als u met belangrijkere zaken aan uw hoofd zit en daardoor niet snel kan terugsturen.

Vriendelijke groetjes,

Loena


PS: Ik voeg een blaadje toe van de Kruipmadelief. We hebben er heel veel van in de tuin staan, al zijn ze redelijk zeldzaam. Als u een tuin hebt, kunt u zelf de plant kweken. Met verkwikkingsdrank kan u een volledige plant doen groeien uit een enkel blaadje.






9 augustus 1996
Beste Loena,
Ik dank je voor je brief en het blaadje van de Kruipmadelief. Dat was heel vriendelijk van je, maar ik vrees dat ik geen tuin heb om mijn eigen Kruipmadeliefjes in te groeien.
Ik was vandaag op Zweinstein en heb het blaadje – en een fles verkwikkingsdrank – aan  professor Stronk gegeven. Ze vroeg zich natuurlijk af hoe ik eraan kwam, maar ik heb niets losgelaten. Ze was uitermate tevreden.
Je moet je geen zorgen maken over je geschrift – ook in je eerste brief was het perfect leesbaar. Na vijftien jaar huiswerk verbeteren is het merkwaardig hoeveel onleesbare handschriften men kan ontcijferen.
Je vroeg je af wat ik deed in de vakantie. Zoals al aangehaald, was ik vandaag op Zweinstein. Een stafvergadering. De 16e augustus volgt er weer een. Maar in de tussentijd spendeer ik veel tijd met boeken waarvoor ik tijdens het schooljaar geen tijd had om ze te lezen.
Ik vroeg me af wat je zoal tekende? Heb je al enig idee wat je later wil worden?
Als je om een of andere reden je ongemakkelijk zou voelen om mijn vragen te beantwoorden, zou ik het je niet kwalijk nemen. Ik wens je nogmaals een fijne vakantie.
Vriendelijke groeten,
Severus Sneep





10 augustus 1996

Beste Severus,

Ik vind het heel fijn dat je me vroeg naar wat ik tekende. Niet veel mensen hebben daar interesse in. Ik voeg dan ook een tekening van de Kreukelhoornige Snottifant en een van het Paarslippige Zeemeermonster toe. Ik beschouw het als enkele van mijn beste tekeningen.

Over je vraag wat ik later zou willen worden moet ik eerlijk zeggen dat ik geen echte ambities koester. Ik zie wel waar ik eindig. Ik vermoed dat een Zwadderaar dat vreemd vind, maar ik ben dan ook een Ravenklauwer. Mijn interesses gaan wel uit naar Fabeldieren – maar ook Verweer tegen de Zwarte Kunsten vind ik steeds leuker worden. Niet dankzij professor Omber, dat wil ik er even bijzeggen.

Maar ik denk niet dat ik later tevreden zou zijn met een baantje bij het Ministerie als dat zou betekenen dat ik van negen tot vijf in dat muffe gebouw zou moeten zitten. Ik hou van het idee van meer avontuur dan dat. Misschien is dat gewoon een manier om alle saaie momenten tijdens mijn vakantie en schooljaar te compenseren. Ik hoop dat het meer dan een droom zal zijn.

Nog maar 21 dagen tot school weer begint – ik kijk er zo naar uit! Zelfs naar de lessen Toverdranken, voor eens dan toch. (En dat bedoel ik met een knipoog)

Vriendelijke groetjes,

Loena Leeflang


14 augustus 1996
Beste Loena,
Ik hoop dat ik je niet te lang aan het wachten heb gelaten. Ik vrees dat ik de afgelopen dagen geen tijd heb gevonden om je van een antwoord te voorzien. Ik had andere zaken aan mijn hoofd. Waaronder een rattenprobleem bij mij thuis – je wilt het niet weten.
Ik heb je tekeningen goed ontvangen. Ik geef toe – ze zijn best interessant. Je kleurgebruik is een tikje te optimistisch en snoepgoed-gekleurd naar mijn eigen smaak, maar ik veronderstel dat ik dat voor meer dan enkel je tekeningen zou kunnen zeggen. Momenteel gebruik ik ze als boekenleggers. Het formaat is wat onhandig – maar gelukkig ben ik bezig in enkele enorm grote boeken.
Ik moet je echter ergens over teleurstellen – of misschien net niet. Ik zal dit jaar niet terugkeren als professor Toverdranken. Maar ik heb het lichte vermoeden dat ik binnenkort zelf zal kunnen zien hoe graag je Verweer tegen de Zwarte Kunsten doet. Ik weet van het Strijders van Perkamentus clubje. Perkamentus durft er nu en dan mee dwepen op de stafvergadering. Ik ben alvast benieuwd hoeveel je hebt geleerd van Potter, maar wees verzekerd dat ik een strengere en meer eisende leermeester zal zijn dan hem.
Vriendelijke groeten,
Severus Sneep







15 augustus 1996

Beste Severus,

Proficiat! Ik ben echt heel blij dat je de lessen Verweer zal overnemen! Dan leren we eindelijk nog eens iets bij! En natuurlijk ben ik ook blij voor jou, iedereen op Zweinstein weet al jaren dat je Verweer boven Toverdranken verkiest. Maar toch – ik weet niet of je erin gelooft, maar ik vrees voor de vloek. Geen enkele leraar Verweer houdt het langer dan een jaar vol! Professor Smalhart verloor zijn geheugen, professor Lupos was een weerwolf (ok, misschien dat hij dat ook al was voor hij begon met lesgeven, maar zijn hele reputatie is sindsdien wel om zeep), professor Dolleman was helemaal niet professor Dolleman en professor Omber – wel – zij was een vloek op zich – maar wat haar is gebeurd in het Verboden Bos is haar ook niet goed bevallen. Ik vrees voor wat de vloek jou zou kunnen aandoen! Let alsjeblieft op. Ik vertrouw het gewoon niet en ergens zou ik dan ook wensen dat je toverdrankprofessor bleef.

En ik hoop dat je inderdaad een strengere en meer eisende leermeester zal zijn dan Harry – niet dat ik afbraak wil doen aan hetgeen hij mij en de anderen geleerd heeft! Absoluut niet! Maar het is nu eenmaal een feit dat Verweer levensbelangrijk is in deze tijden – en Harry heeft ons ook weer niet alles kunnen leren wat nodig is – door de aanstelling van Omber zit iedereen met een grote achterstand, maar ik ben er zeker van dat je die zal kunnen wegwerken!

Ik ben trouwens begonnen aan twee boekenleggers voor u. Dat is handiger dan volledige tekeningen. Eentje voor boeken van Verweer en eentje voor boeken van Toverdranken. Ga je je nog bezig houden met Toverdranken nu dat je Verweer gaat geven?

Ik ga verder werken aan ze. Ik wacht alvast met veel plezier op de volgende brief!

Vele groetjes,

Loena







16 augustus 1996
Lieve Loena,
Je moet voor mij echt geen boekenleggers maken, maar ik vind het echt heel lief van je dat je dat wil doen.
Je vroeg me of ik me nog bezighield met toverdranken – om eerlijk te zijn denk ik van niet. Ik heb zelf ook het idee dat Verweer in deze tijden belangrijker is dan Toverdranken.
Wat je angst voor de vloek betreft – je bent niet de eerste of enige die dat heeft opgemerkt. Professor Perkamentus zelf heeft me jarenlang van de baan proberen af te houden – ook omwille van zijn eigen geloof in de vloek. Hij heeft me al eens gezegd dat ik vervloekt genoeg was, zonder Verweer te geven. Professor Anderling keek me ook raar aan dat ik de job had gekregen en heeft me ook even apart genomen om erover te spreken. Haar bezorgdheid raakte me wel – zeker als je nagaat dat ze na de laatste zwerkbalwedstrijd tussen Griffoendor en Zwadderich amper nog een woord tegen me heeft gezegd – maar mogelijk was ik daar zelf ook schuldig aan.
Wat je opmerking over je leerachterstand betreft... Ik stuur je een boek mee over Duistere Magie. Het boek is nog nieuw en ook terug te vinden in de Verboden Afdeling van de bibliotheek op Zweinstein – maar ik dacht dat je het misschien wel zou willen lezen. Het behandelt de meest voorkomende vloeken die gebruikt worden door Duistere Tovenaars in Europa in de afgelopen zeven jaar. Het boek staat in de Verboden Afdeling omdat het ook in detail behandelt hoe deze vloeken uitgesproken dienen te worden. De reden waarom ik het jou geef, is omdat het ook de belangrijkste methodes om je te verweren behandelt. Je zou het zelfs thuis kunnen oefenen. Ik hoop dat je er iets aan hebt.
Net als jou kijk ik uit naar de volgende brief,
Severus
26 augustus 1996
Loena,
Ik maak me zorgen. Ik had in de tussentijd een brief terug verwacht. Maar het is nu tien dagen na mijn laatste uil en ik heb nog niets van je gehoord. Is mijn vorige uil niet aangekomen?
Severus








27 augustus 1996
Het is me een raadsel waar u het lef vandaan haalt om mijn dochter te blijven schrijven! Ik wil niet meer woorden hieraan vuil maken dan nodig is, al zou ik voldoende vuile beledigingen naar uw hoofd willen slingeren! Ik zou het verkiezen als u mijn dochter gewoon met rust laat! Ik heb een uil aan Albus Perkamentus gestuurd om te laten weten hoezeer u zich verlaagt tijdens uw zomervakanties en kan niet wachten tot ik hoor wat de represailles zullen zijn. Ik heb misschien geen vrienden in machtige en duistere kringen zoals u, maar ik zal het niet toestaan dat u misbruikt maakt van mijn dochter haar onschuld.
Xenophilius Leeflang



RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Ouders


Xenophilius Leeflang zuchtte geirriteerd terwijl hij zich probeerde te concentreren op zijn nieuwste artikel voor de Kibbelaar. Het wilde echter niet lukken. Hij hoorde vanuit Loena’s kamer het voortdurende gekrijs van een uil met een longontsteking – of zo klonk het dier toch.

Hij stond op van de keukentafel en keek uit het raam. Loena zat onder een boom, haar toverstaf in haar hand, lezend uit een dik boek en oefenend te zwaaien met haar toverstaf. Zij had geen last van het gekrijs van de uil, maar hij irriteerde zich mateloos.

Verveeld gooide hij zijn veer neer en rende hij de trappen op. Hij stapte Loena’s kamer binnen en zag het grijze beest zitten. De uil hield onmiddellijk op met krijsen toen hij binnenstapte en keek de tovenaar enkel vragend aan. Xenophilius keek echter dreigend naar het dier – nog één geluid en hij zou de uil echt iets aandoen. De uil leek dit te begrijpen en hield zich angstvallig stil.

De tovenaar wilde net de kamer weer verlaten, toen zijn blik viel op de muurtekeningen van Loena. De gezichten van Marcel, Ginny, Ron, Harry en Hermelien had hij al eerder gezien op de muur – maar het zesde gezicht was er de vorige keer niet geweest en gaf Xenophilius zowat de schrik van zijn leven.

Severus Sneep. Toverdrankmeester op Zweinstein – maar tevens een tovenaar met een dubieuze achtergrond. Een Dooddoener. Het duistere teken brandde op zijn voorarm, dat wist Xenophilius.

Hij had het nooit tegen zijn dochter gezegd – ook al deelde hij veel geheimen met haar – maar hij had haar de schrik willen besparen.

Xenophilius was met verstomming geslagen dat hij net dat gezicht tegen de muur getekend zag en vroeg zich af wat er aan de hand was. “Loena!” riep hij opeens – maar toen hij zich realiseerde dat ze buiten zat, rende hij zelf de trap af en haastte hij zich naar de tuin.

“Loena!” herhaalde hij eens hij haar zag zitten en ze keek op van haar boek.

“Vader?”

“Je hebt wat te verklaren!” zei hij in een onnatuurlijk strenge toon en dit greep Loena’s aandacht onmiddellijk, al leek haar expressie niet meer geimponeerd dan wanneer hij normaal tegen haar sprak. “Wat doet het gezicht van je professor Toverdranken tegen je muur?”

Loena legde het boek dat ze van Severus had gekregen op de grond neer en kwam recht. Ze stak kalm haar toverstaf achter haar oor en haalde even haar schouders op. “Ik vond dat hij erbij hoorde. Hij is ook een vriend.”

Xenophilius staarde zijn eigen dochter ongelovig aan.

“Vr- een vriend?!” herhaalde hij met een stem die in de lucht schoot van verwarring. “Sinds wanneer is je toverdrankprofessor een vriend?!”

“Sinds 3 augustus,” antwoordde Loena eerlijk.

Nu was de tovenaar helemaal zijn kluts kwijt. Hij liep even heen en weer voor Loena’s ogen en draaide zich toen opeens naar zijn dochter.

“Loena, wat is er in hemelsnaam gebeurd?!”

“Het was die avond dat we naar de Zwijnskop gingen. Severus was er ook en we hebben wat gewandeld en zo. Sindsdien zijn we vrienden.”

“Severus,” herhaalde Xenophilius terwijl alle kleur uit zijn gezicht wegtrok. Zijn dochter noemde de Dooddoener bij zijn voornaam. Het was alsof hij door een hamer op zijn hoofd geslagen werd, toen hij zich realiseerde hoe Loena die avond had gezegd dat ze bij een vriend was geweest – waarom had hij zich toen geen vragen gesteld?!

“We hebben afgesproken dat we ons zo tijdens de vakanties noemen,” vertelde Loena, zich van geen vuiltje aan de lucht bewust. “Hij noemt me ook Loena in zijn brieven, en niet juffrouw Leeflang.”

“Br-brieven?!” Xenophilius wist niet hoeveel hij nog kon aanhoren van Loena’s verhaal. “Welke brieven?!”

Loena leek zich opeens gewaar te worden van haar vader’s humeur en knikte voorzichtig. “Waarom windt u zich zo op, vader?”

Xenophilius zijn mond viel open omdat ze dat zelfs moest vragen.

“Loena!” reageerde hij ontzet. “De man is een Dooddoener! Hij valt gewoon niet te vertrouwen! Ik kan niet geloven dat je die man als een vriend beschouwt! Wat was je in hemelsnaam aan het denken?”

Loena’s normale glimlach verdween toen haar vader dit zei en ze leek even van haar stuk.

“Een Dooddoener?”

Xenophilius kreunde terwijl hij zijn handen in de lucht gooide.

“Loena, liefje, de enige reden dat de man niet in Azkaban zit, is omdat Perkamentus hem een tweede kans heeft gegeven! Hij valt niet te vertrouwen!!”

Loena schudde ongelovend haar hoofd. Ze kende Severus nu. Misschien niet zo goed als ze zelf dacht, maar ze voelde dat hij geen kwaad in zijn mars had. Geen echt kwaad.

“Dit moet nu ophouden, Loena. Ik geef je één uur om zijn gezicht van je muur te halen. Ik wil niets meer horen over brieven...” Opeens viel Xenophilius iets binnen. “Is dat waarom die uil in je kamer zit? Is dat zijn uil?”

“Severus heeft geen uil. Hij stuurt altijd uilen van Zweinstein.”

“Dus hij heeft je geschreven of wat?!”

“Ja,” antwoordde Loena eerlijk en ze bukte zich om haar boek van de grond op te rapen. “Hij heeft me een boek gegeven zodat ik me kon voorbereiden op de lessen Verweer.”

Xenophilius keek naar het in leer gebonden boek waarop tientallen duistere symbolen stonden en schudde ongelovend zijn hoofd.

“Loena, het is alsof ik je niet meer ken! Hoe kon je zo stom zijn om je in te laten met hem?! Ik weet niet wat zijn intenties zijn, maar ik vertrouw er niets van!”

Loena bleef even kalm als ze altijd was – zelfs als haar vader nog nooit eerder zo te keer op haar was gegaan. Ze was dit niet gewoon en gedroeg zich zoals altijd – afwachtend en bedeesd, met een Mona Lisa glimlach. Er was slechts één ding wat haar echte gevoelens verraadde – en dat was haar trillende stem.

“Hij is een goede man...”

Maar ze werd al onderbroken voordat ze meer kon zeggen.

“Ja, natuurlijk denk je dat! Liefje, je bent jong en heel gemakkelijk te manipuleren! Wat hij ook van plan is, durf hem niet te vertrouwen!”

Loena sloeg haar ogen neer naar de grond en Xenophilius vervolgde zelfzeker: “Haal me zijn brieven.” Loena keek haast onmiddellijk terug op, een nooit geziene blik van protest in haar ogen. “Geen gemaar!”

“Vader,” sprak Loena hem tegen. “Zijn brieven zijn privé.”

“Niet zolang jij mijn minderjarige dochter bent, zijn ze dat niet. Haal ze.”

Loena slikte. “Beloof me dat je niemand erover vertelt.”

Xenophilius leek niet van plan zijn mond te openen.

“Vader, durf het niet om dit in de Kibbelaar te posten! Dat zou niet alleen zijn briefgeheim schenden, maar ook het mijne!”

Xenophilius keek zijn dochter aan. Ze leek niet te willen buigen tot hij haar die belofte maakte. Hij knikte. Het was belangrijker voor hem dat hij wist wat die smeerlap had geschreven, dan dat hij het zou kunnen verkopen aan de lezers van de Kibbelaar.

“Ik zal het voor ons houden.”

Loena knikte langzaam en rende naar haar kamer. Met tegenzin verzamelde ze alle brieven die hij haar had gestuurd en bracht ze die naar haar vader.

“En nu dat gezicht van je muur halen,” zei hij zodra ze hem de brieven overhandigde.

Ze leek weer te willen protesteren, maar Xenophilius keek haar streng aan. Het was nog nooit eerder voorgekomen dat ze opstandigheidheid toonde – maar dat betekende niet dat hij er niet klaar voor was. Ze perste haar lippen opeen van woede – iets wat ze ook nog nooit eerder had gedaan – en draaide zich om en liep naar binnen.

Xenophilius bleef alleen achter in de tuin – alleen met een stapel brieven waarvoor hij vreesde wat de inhoud was.



De sfeer ten huize Leeflang was te snijden sinds die dag. Xenophilius had de brieven in shock gelezen. Alsof het nog niet erg genoeg was om te lezen dat Severus Sneep dronken was geweest en zijn excuses had aangeboden voor oneerbare zaken, las hij ook hoe hij haar aansprak als “lieve Loena” en zij hem cadeautjes had gestuurd – en omgekeerd ook. Het boek stond boemvol duistere magie die niet geschikt was voor de ogen van zijn vijftienjarige dochter – of dat vond hij dan toch – en Loena wilde hem niet alles vertellen. Ze probeerde discreet te zijn en hij kon het maar niet aan haar gedachten brengen dat Severus Sneep een achterbakse Dooddoener was en ze hem niet in bescherming moest nemen.

Xenophilius wilde aanvankelijk niets liever dan de voormalige toverdrankmeester zijn gedacht zeggen, maar helaas had hij geen adres van de tovenaar en had hij de grijze uil terug naar Zweinstein gestuurd die eerste avond.

Hij had enkele oude gunsten ingeroepen en zou weldra voorzien worden van het adres van de Dooddoener. Hoe langer hij erover nadacht, hoe minder dapper hij zich voelde. Waar hij eerst van plan was geweest om zijn gedacht te gaan zeggen aan de tovenaar zijn voordeur, besefte hij zich nu dat de man Verweer tegen de Zwarte Kunsten zou geven. En als Sneep de helft van de spreuken kende die in het boek stonden dat Loena had gekregen, had Xenophilius geen kans in een tovenaarsduel.

Maar Severus zou van hem horen, dat was zeker. En Perkamentus ook. Hij zou zijn gedacht zeggen. Niemand hersenspoelde zijn dochter ongestraft! En zelfs al wilde zij op dit moment niets met haar vader te maken hebben, hij was er zeker van dat ze hem ooit wel zou begrijpen. Nu moest hij van zijn hart een steen maken en zorgen dat ze veilig zou zijn zodra school terug zou beginnen. Dat hoorde bij zijn verantwoordelijkheid als goede ouder.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Vanbuiten


Het oude schoolhoofd van Zweinstein stond boven op de Astronomietoren en keek neer op het prachtige landschap dat tot de horizon reikte. Het Grote Meer kleurde rood in het licht van de zakkende zon en het Verboden Bos had iets vredigs over zich op dit late uur – alsof het hele bos nog nagenoot van de prachtige zomerdag en nog een laatste zucht slaakte alvorens het zou slapen.

Het schoolhoofd draaide lichtjes zijn hoofd toen hij voetstappen op de trappen hoorde, maar draaide zich niet volledig om toen Severus de trappen op liep, integendeel, zijn blik bleef gericht op de ondergaande zon.

“Het is een mooie avond, vind je ook niet, Severus?”

Severus had geen zin om te praten over het weer of eender welk ander onbenullig onderwerp. Hij wist goed genoeg waarom Perkamentus hem bij zich had geroepen en negeerde de vraag van het oude schoolhoofd.

“Minerva zei me dat u me hier verwachtte – maar ik weet al waarover het gaat – en ik wil zeggen...”

“Severus...”

Het oude schoolhoofd zei dit in een kalme stem, maar een die tot stilte aanmaande en Severus durfde geen woord meer te zeggen.

“Severus, het is nog niet het moment om in de verdediging te schieten.” Het schoolhoofd draaide zich eindelijk om en haalde een kleine rol perkament die al die tijd in zijn linkermouw had gezeten en gaf de rol aan zijn jongste professor. “Je hebt het recht om eerst te weten wat mij geschreven is geworden. Lees dit eerst.”

Severus wist al welke brief het was. Het was hetzelfde perkament en geschrift als hij de dag ervoren had gezien. En ook deze brief was door Xenophilius Leeflang ondertekend. Severus liet zijn ogen over het papier razen en met iedere zin die hij las werd hij woedender en voelde hij zich meer aangevallen dan ervoren – al had hij dit allemaal verwacht. De man beledigde zijn eergevoel, zijn intenties en zijn volledige persoonlijkheid met de scherpe woorden en uitingen van haat die hij op papier had gezet. Toen Severus aan het einde kwam, wilde hij luid protesteren en Perkamentus vertellen wat er echt was gebeurd die zomer, toen het schoolhoofd hem al onderbrak.

“Severus, ik weet dat jij zo niet bent en dat dit slechts de frustratie is van een verwarde vader. Je hoeft niet te vrezen voor je baan of je reputatie. Ik zal Xenophilius nog een brief sturen.”

Severus staarde ongelovig naar Perkamentus. Hij kon het moeilijk bevatten dat hij niet eens één woord aan uitleg hoefde te geven om het vertrouwen van de oude man te hebben.

Langzaam haalde Perkamentus nog een rol perkament uit zijn mouw en Severus keek verward toe.

“Ik heb het idee dat je een vriendin hebt bijgewonnen deze zomer, Severus,” zei hij met een twinkeling in zijn ogen terwijl hij het perkament overhandigde.

Severus zijn hart sloeg een tel of twee over toen hij het perkament openrolde en het handschrift herkende – het handschrift dat hij al meer dan tien dagen had gemist. Hij voelde de vlinders in zijn buik terwijl hij las wat ze op papier had gezet.





28 augustus 1996
Beste professor Perkamentus,
Ik weet dat mijn vader u gisteren een brief heeft gestuurd die niet bepaald aardig was over professor Sneep. Ik wil u echter vertellen over mijn versie van de feiten – want het is helemaal niet mijn wens dat Severus door mijn eigen schuld in de problemen zou geraken.
Op 3 augustus ben ik met mijn vader naar de Zwijnskop gegaan en terwijl hij een interview aflegde, ben ik Severus tegengekomen. We hebben gewandeld, gebabbeld en als vrienden afscheid genomen die avond.
Severus was echter bang dat hij mij op een of andere manier ontzet had, en stuurde zijn verontschuldigingen. Wat daarop volgde was een briefwisseling tussen ons beide, waar we beiden plezier aan hadden. Uiteraard beseften we ook dat we de formaliteiten enkel gedurende de zomervakantie zouden kunnen laten vallen en ik wil u alvast verzekeren dat ik Severus vanaf 1 september gewoon weer professor Sneep noem – en ik ben er zeker van dat hij u ook kan verzekeren dat hij me dan gewoon weer juffrouw Leeflang noemt. Niettemin zagen we er beiden geen kwaad in.
Toen mijn vader er echter achterkwam – niet dat ik het voor hem probeerde te verbergen, het was hem gewoon nog niet eerder opgevallen – was hij laaiend van woede omdat hij Severus gewoon niet vertrouwt. Ik heb hem nog nooit zo gezien en heb ook niet de kans gekregen om mezelf of Severus te verdedigen, maar toen hij me vertelde dat hij u gisterenavond een brief had gestuurd, wist ik dat ik mijn eigen versie van de feiten ook moest geven.
Ook zou ik graag Severus mijn excuses willen aanbieden voor alle ellende die ik hem heb bezorgd – ik zou het fijn vinden als u dat zou kunnen doorgeven aan hem. Als ik had geweten hoe mijn vader zou reageren, zou ik de hele situatie anders hebben aangepakt.
In bijlage vindt u ook nog twee boekenleggers die ik hem had beloofd. Kan u deze doorgeven? Ik heb u ook nog een boekenlegger van een feniks gemaakt. Ik hoop dat u hem mooi vindt en aanvaardt als mijn teken van dank voor het doorgeven van de boodschap.
Vriendelijke groeten,
Loena Leeflang



Severus was geraakt door de manier waarop ze het bij Perkamentus voor hem had opgenomen en hij kon een kleine glimlach niet verbergen. Het deed hem goed om haar woorden nog eens te kunnen lezen – hij had het veel te lang moeten missen.

Perkamentus keek hem met een twinkeling in zijn ogen aan en ging op de rand van de Astronomietoren zitten.

“Je vindt haar echt aardig, is het niet, Severus?”

Severus wilde voor een seconde instinctief zijn schild optrekken en hem afsnauwen dat hij geen onzin moest uitkramen, maar de glimlach op zijn lippen had besloten om daar nog even te blijven. Langzaam liep hij naar het oude schoolhoofd en ging hij naast hem zitten.

“Ja,” zei hij simpel.

“Was je echt dronken?” vroeg Perkamentus geamuseerd.

Severus grijnsde nu. Waarom verbaasde het hem niet dat dat hetgene was dat Perkamentus interesseerde? “Best wel. Zonder haar had de nacht er een pak belabberder uitgezien. Ze heeft me een hele kruik water laten drinken voordat ik weer enigszins sober was. Ze was heel geduldig.”

“Ik ben blij voor je,” zei Perkamentus eerlijk. “Ik weet hoezeer je hebt geleden deze zomer. Ook door mij. Het doet me deugd om te zien dat je iemand hebt gevonden die je uit je ongeluk kan halen.”

Severus’ blik werd serieuzer en hij keek de oude man aan.

“Severus, je mag niet bij mijn ongeluk blijven stilstaan,” drong Perkamentus stil aan. “Ik ben oud en heb alles al gezien. Jij bent jong en hebt alles opgegeven om je trouw aan mij te bewijzen – en dat heb je keer op keer gedaan. Maar ten koste van wat, Severus?”

Severus zag de spijt in Perkamentus’ ogen en schudde zijn hoofd. “Professor, wat ik voor u heb gedaan is steeds mijn eigen keuze geweest.”

“Tot nu,” onderbrak Perkamentus hem. “Je wilt het niet doen, ik weet wat de blik in je ogen wil zeggen. Maar ik zie ook dat je het wel gaat doen – ondanks wat je zelf wenst.”

Severus wendde zijn blik af en keek weer naar de grond. Wat de oude man zei, klopte.

“Juffrouw Leeflang – Loena – is de eerste persoon waarbij ik me enigszins mezelf heb mogen voelen in een lange tijd,” gaf Severus langzaam toe. “Dat is waarom ik haar bleef schrijven. Waarom ik haar verwelkomde - als een warme zomerbries in een Arctisch koude winter. Dat ze een studente van me is, werd bijzaak. Op momenten voelt het alsof ze de enige vriend is die ik heb – op u na.”

Perkamentus legde zijn hand op Severus’ schouder.

“Ik weet dat vrienden zeldzaam voor je zijn, Severus. Ik zal niet tussen jullie komen.”

Severus zuchtte opeens. “Maar wat met de belofte die ik u heb gemaakt? Moet ik haar ervan vertellen? Ze gaat het nooit begrijpen en dan speel ik niet enkel u, maar ook haar kwijt!”

Perkamentus kneep Severus even in zijn schouder. “Als ze een echte vriend is, zal ze je begrijpen voordat het zover is. Zonder dat je haar een woord hoeft te zeggen. In tegenstelling tot wat haar leeftijdsgenoten van haar denken, schat ik juffrouw Leeflang wel hoog in. Ze ziet complottheorieën waar niemand anders die ziet – dan kan ze ook wel de waarheid zien waar iedereen enkel gelooft in de leugen.”

Severus keek in de ogen van zijn oude vriend en toen hij de twinkeling zag, glimlachte hij.

“Oh!” zei Perkamentus ineens terwijl hij zich iets herinnerde. Hij haalde drie boekenleggers uit zijn mouw en gaf er twee aan Severus.

Terwijl een warme zomerbries over de astronomietoren waaide, keken de twee mannen in het laatste licht van die dag beiden naar hun eigen boekenleggers en die van elkaar.

“Uw feniks is rose,” merkte Severus opeens op.

Perkamentus grinnikte. “Jouw toverdrankje ook.”


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Avondmaal


Loena streek haar gewaad zenuwachtig recht voordat ze haar eerste stappen dat jaar in de Grote Zaal zette. Eén september. Het begin van haar vijfde jaar. Maar de reden waarom ze echt zo nerveus was: het weerzien van haar nieuwste vriend.

Haar ogen gleden over de tafel van de professoren – aan de andere kant van de Grote Zaal. Ze zag Banning, Sinistra, Vector, Stronk... Zelfs Zwamdrift! Maar van Severus was nergens een teken te zien. Ze zette zich op een willekeurige plaats neer aan de lange afdelingstafel van Ravenklauw. Aan de ene kant naast haar zaten enkele zevendejaars, aan de andere kant enkele tweedejaars. Ze keek nog even naar de staftafel, maar hij was nog steeds nergens te bespeuren. Zuchtend zette ze haar arm op tafel en keek ze naar het lege bord voor haar neus, mijmerend over hetgeen er de afgelopen dagen was gebeurd.

Voor een moment vreesde ze dat zijn afwezigheid te verklaren was door de boze brief die haar vader had gestuurd... Wie weet wat Perkamentus had gedaan? Zou hij ontslagen zijn?

Of mogelijks moest hij gewoon nog komen, nog niet iedereen was er – Perkamentus en Hagrid ontbraken ook.

Ze hoopte dat hij het haar niet zou kwalijk nemen – alles wat er de afgelopen dagen gebeurd was. Ze zou het haten als ze door de brief van haar vader zijn vriendschap zou kwijtspelen.

Haar vader had haar verboden nog om te gaan met hem – maar kennelijk snapte hij niet dat Severus haar professor was en ze hem moeilijk kon negeren tijdens de lessen Verweer! Maar zelfs buiten de lessen zou ze hem niet negeren. Wat haar vader had gevraagd, was onmogelijk voor haar. Het was ook de reden waarom ze in de tien dagen voor school begon amper een woord tegen hem had gezegd. Ze had zich nog nooit zo alleen gevoeld – maar het idee dat ze Severus weer zou zien, had haar veel hoop gegeven.

“Dag Loena, leuke vakantie gehad?”

Loena keek even verward op. Cho Chang zat een paar plaatsen verder schuin tegenover haar, bij de andere zevendejaars. Loena kende haar van de lessen die Harry had gegeven aan de Strijders van Perkamentus.

“Was je aan het dromen?” glimlachte ze.

Loena glimlachte terug. “Zoiets. Hoe was jouw vakantie?”

Cho knikte onzeker. “Best leuk.” Het leek niet de volledige waarheid te zijn, maar Loena was niet dicht genoeg met Cho om dat ten volle te beseffen.

Ze kregen echter geen kans om verder te spreken of professor Anderling kwam al met de eerstejaars binnen. Loena keek nog eens naar de staftafel en zag dat nu haast iedereen aanwezig was – behalve Severus. Perkamentus zat klaar en keek met een twinkeling in zijn ogen naar de jonge, ongesorteerde studenten die binnenkwamen. Loena zag echter nog twee lege stoelen – de stoel van Hagrid – en iets verderop de stoel waar Severus gewoonlijk zat.

Haar gedachten waren bij hem terwijl de Sorteerhoed zijn lied zong en ze kon zich niet herinneren dat ze ooit al zo ongeinteresseerd was geweest tijdens een sortering – maar ze maakte zich echt zorgen om hem.

Toen de deur van de Grote Zaal openzwaaide, keek Loena met grote ogen toe, maar ze voelde teleurstelling toen ze Hagrid zag. Ze besefte dat dit niet volledig normaal was – ze had Hagrid toch ook graag? Maar toch werd ze niet blijer ervan om hem te zien. De bezorgdheid om Severus was te groot.

Ook toen het avondmaal verscheen, schepte Loena niet zoveel op als anders. Ze hield het bij wat salade met tomaten en raakte verder niets aan. Niemand leek er iets op aan te merken, behalve Cho, die Loena vandaag toch net ietsje vreemder dan anders vond.

“Loena, ben je niet lekker of zo?” vroeg ze. “Je hebt je avondmaal amper aangeraakt.”

Ze schudde haar hoofd. “Ik heb niet zo een trek, dat is alles. Maar ik ben niet ziek, hoor.”

Dit antwoord leek Cho enigszins gerust te stellen en ze ging weer op in het gesprek met haar jaargenootjes.

Haast iedereen was klaar met eten toen de deur van de Grote Zaal weer openzwaaide en Loena sprong weer bijna van haar plek op om te zien wie binnenkwam.

Ditmaal was het Harry – en weeral voelde ze een steekje teleurstelling – totdat ze – voor slechts een seconde – Severus zag in de deuropening en hij vervolgens weer uit haar zicht verdween. Haar blik gleed weer naar Harry, die zich zo snel als hij kon naar Ron en Hermelien begaf, zijn gezicht bebloed. Loena vroeg zich af of er iets ergs gebeurd was, maar was meer geïnteresseerd in waar Severus bleef. Ze draaide ditmaal haar hoofd naar de deur aan de zijkant van de staftafel en toen deze openzwaaide en Severus ook binnenstapte, voelde ze een verrukking die ze nog nooit eerder had gevoeld. Alsof Ravenklauw zonet het Fluimstenenkampioenschap, de Zwerkbalcup en de Afdelingsbeker had gewonnen – maar dan maal tien.

Hij liep richting zijn plaats en toen hij bij de stoel van Perkamentus kwam, leek hij even iets korts te fluisteren, waarop Perkamentus knikte en hij vervolgens plaats nam aan zijn lege bord. Zodra hij zat, keek hij rond in de Grote Zaal en haast onmiddellijk had hij Loena’s blik gevonden.

Ze keken elkaar voor enkele secondes aan – het leken er wel honderd maar waren er slechts vijf – en keken beiden op hetzelfde moment weer weg. Loena haar blik gleed over de rest van de staftafel en ze zag opeens hoe Perkamentus naar haar keek en – ze was er zeker van dat ze het zich niet inbeeldde – knipoogde. Het schoolhoofd draaide zijn hoofd vervolgens naar Severus, die dit leek gewaar te worden en opkeek. Bij het zien van de geamuseerde blik van het schoolhoofd, leek hij echter te verkrampen en hij keek stijfjes voor zich uit.

Loena probeerde niet te opvallend te kijken, maar ze ondervond al snel dat ze niet langer dan één minuut zijn blik van hem kon lossen. Het was pas toen Perkamentus rechtstond om de leerlingen welkom te heten, dat ze besefte dat ze dit haar volle aandacht moest geven.

“Een opperbeste welkom, allemaal!” Hij hief zijn handen om de leerlingen welkom te heten, maar het viel Loena opeens op dat één van zijn handen zwart was – bijna doods – en veel leerlingen leken te schrikken en begonnen te fluisteren. Loena keek met grote ogen toe en vroeg zich af wat dat in hemelsnaam veroorzaakt kon hebben.

“Niets aan de hand!” grapte Perkamentus opeens terwijl hij zijn hand weer in zijn mouw verstopte en Loena moest glimlachen om die woordspeling. Ze keek even naar Severus, maar deze leek haast woedend om die grap te zijn. Om een of andere reden vond hij het helemaal niet amusant dat Perkamentus zo een grapjes maakte, maar dit verhinderde Perkamentus niet om verder te gaan met zijn welkomstwoord. “Zo... tegen nieuwe leerlingen zeg ik welkom, tegen oude leerlingen welkom terug! Er wacht jullie weer een jaar vol magisch onderwijs en meneer Vilder, onze conciërge, heeft me verzocht jullie mee te delen dat alle artikelen die gekocht zijn in Tovertweelings Topfopshop streng verboden zijn!”

Enkele leerlingen reageerden teleurgesteld, maar Loena moest eerlijk toegeven dat ze het niet zo erg vond. Ze had al ondervonden dat ze vaak het lijdend voorwerp van zulke fopartikelen was geweest – een verbod werd door haar dus wel geapprecieerd.

“Leerlingen die willen uitkomen voor het Zwerkbalteam van hun afdeling kunnen zich opgeven bij hun Afdelingshoofd, zoals gewoonlijk.” Cho mompelde iets tegen de meisjes die bij haar zaten en ze knikten allen enthousiast. Loena had het nooit zo gehad op zwerkbal spelen. Ook haar vlieglessen had ze vreselijk gevonden. Alles draaide om snelheid – en dat terwijl zij het verkoos om gewoon op haar gemak rond te vliegen, om te genieten van het vrije gevoel dat men had in de lucht.

“We zoeken ook nieuwe Zwerkbalcommentatoren, die zich eveneens kunnen opgeven bij hun Afdelingshoofd.”

Dit wekte echter wel interesse bij Loena. Het zou een goede oefening zijn voor haar. Haar vader had haar altijd aangemoedigd om zich te verdiepen in verslaggeving... Zwerkbalcommentaar hoorde daar ook onder. Ze zou het zeker overwegen.

“Tot mijn genoegen kunnen we dit jaar een nieuw staflid verwelkomen. Professor Slakhoorn, een oud-collega van me, heeft erin toegestemd zijn vroegere werk als docent Toverdranken weer op te pakken."

Iedereen was met verstomming verslagen en de tweedejaars naast haar klampte zich opeens aan haar mouw vast. “Zei die nou Toverdranken?!”

Loena glimlachte. Ze wist al dat Severus Verweer zou gaan geven, maar dat kon ze niet laten blijken. Discretie – dat had ze Severus beloofd.

“Ja, ik heb ook Toverdranken begrepen,” gaf Loena eerlijk toe.

Loena kon zich niet herinneren dat het geroezemoes tijdens een speech van Perkamentus ooit zo luid was geweest.

"Dit houdt in dat professor Sneep," zei Perkamentus terwijl hij zijn stem verhief om zich verstaanbaar te maken boven het gemompel. “Vanaf nu de positie van leraar Verweer tegen de Zwarte Kunsten zal gaan bekleden.”

De Zwadderaars juichten, maar dat gold niet voor de andere leerlingen van Zweinstein. Loena vormde echter de uitzondering en hief haar handen om met de Zwadderaars mee te klappen. Toen Severus haar aankeek, leek zijn blik nog trotser te worden dan die al was. Loena’s glimlach werd er enkel breder door en toen Severus zijn hand omhoogstak in een gebaar om de Zwadderaars tot zwijgen te brengen, liet Loena haar handen ook weer zakken. Zijn blik van triomf liet hij weer even op Loena rusten alvorens hij zijn concentratie weer aan professor Perkamentus gaf. Deze sprak pas weer toen de stilte in de Grote Zaal was teruggekeerd.

"Zoals iedereen in deze zaal weet, zijn Heer Voldemort en zijn volgelingen weer op vrije voeten en winnen ze dagelijks aan kracht. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe gevaarlijk de situatie is en hoe voorzichtig iedereen op Zweinstein moet zijn als we veilig willen blijven.”

Loena vond dit licht alarmerend. Als zelfs Perkamentus al toegaf dat het niet veilig was op Zweinstein... Voor een moment dacht ze terug aan haar eerste jaar op Zweinstein, toen een basilisk de school had geterroriseerd... Dat was echter maar één basilisk geweest – nu waren er tientallen Dooddoeners die kwaad wilden doen binnen de muren van Zweinstein.

“De magische verdediging van het kasteel is van de zomer versterkt, we worden op nieuwe en krachtiger manieren beschermd, maar desondanks moeten alle leerlingen en stafleden waakzamer zijn dan ooit. Ik zou jullie op het hart willen drukken je toch vooral te houden aan de beperkende maatregelen die de docenten jullie eventueel opleggen, al zijn ze nog zo irritant - en dan vooral de regel dat jullie 's avonds niet meer op de gangen mogen komen.”

Dat was niet iets waarop Loena gehoopt had. Ze hoopte dat ze niet te beperkt zou worden in haar uitjes naar het Verboden Bos. Ze had het soms echt nodig om alleen te zijn bij het Grote Meer of bij de broedplaats van de Terzielers. Daar kwam ze altijd tot rust.

“Ik zou jullie ook dringend willen verzoeken onmiddellijk een docent op de hoogte te brengen als jullie iets vreemds of verdachts zien in het kasteel of op het schoolterrein. Ik vertrouw erop dat jullie de grootst mogelijke aandacht zullen hebben voor je eigen veiligheid en die van anderen.” Perkamentus wachtte even, en vervolgde vervolgens zijn speech met een warme glimlach, die Loena enigszins wist gerust te stellen. “Maar nu wachten jullie bedden, zo warm en behaaglijk als je maar zou kunnen wensen. Ik weet dat het jullie eerste prioriteit is om goed uitgerust te zijn voor de lessen van morgen, dus laten we elkaar welterusten wensen. Slaap lekker!"

De banken schoven naar achter en Loena voelde opeens hoe haar hart wild in haar keel begon te kloppen. Ze wist niet precies wat er aan de hand was, maar instinctief dook ze onder de tafel, alsof ze iets was kwijtgeraakt. Ze was echter niets kwijt en keek om zich heen. Voor even viel het haar op hoe weinig tafelmanieren de tweedejaars hadden, er lagen her en der erwtjes, aardappeltjes en stukjes vlees van het avondmaal op de grond. Waar de zevendejaars hadden gezeten, was de vloer een pak netter en Loena schoof een beetje op in die richting.

Ze keek vanaf haar plekje hoe de voeten van andere Ravenklauwers voorbij schuifelden, totdat ze amper nog iemand zag, behalve aan de tafel van Griffoendor. Maar toen ook daar de laatste twee paar voeten de zaal hadden verlaten, haalde ze weer enigszins opgelucht adem.

Nog steeds wist ze niet zeker waarom ze onder de tafel was gekropen, maar haar hart werd warmer bij de gedachte dat ze op deze manier misschien meer kans had om Severus te spreken. Had ze het daarom gedaan? Ze snapte niet goed hoe haar eigen gedrag haar zo kon verbazen.

Voorzichtig kwam ze tevoorschijn en keek ze naar de staftafel. Anderling en Banning verlieten net de Grote Zaal via de zijdeur en Severus stond als enige professor nog bij Perkamentus, die tegen hem sprak. Perkamentus keek opeens naar Loena, draaide zich een laatste keer naar Severus, zei nog een korte zin, klopte hem op zijn schouder, en verliet vervolgens ook de Grote Zaal.

Severus begaf zich langzaam, maar zeker naar Loena, die wachtend tussen de lange afdelingstafels stond. Voor een kort moment herkende Loena de onzekere pas die ze ook had gezien op de avond dat hij dronken was – maar hij herpakte zich snel en hief weer zijn hoofd als de trotse professor die hij altijd was geweest in haar ogen.

Loena voelde de verrukking die ze had gevoeld toen ze hem het eerst die avond had gezien terugkeren. Glimlachend keek ze hem aan en hij hield een meter voor haar stil en keek even naar de plek onder de tafel waar ze vandaan was gekropen. Zijn blik was op zijn minst geïnteresseerd – mogelijks zelfs gefascineerd.

“Iets kwijt, juffrouw Leeflang?”

Loena voelde hoe haar wangen rood werden – niet zozeer om hetgeen hij zei – maar om de manier dat hij naar haar keek. Hun vriendschap was niet vernield door haar vader’s brief, dat zag ze in zijn ogen en het luchtte haar zo ongelooflijk op dat ze lachte.

“Helemaal niets!”

“Verstoppertje aan het spelen, dan?” vroeg hij geamuseerd.

“Dan was ik wel blijven zitten,” merkte ze gevat op en haar brede glimlach werd dunner terwijl ze zich realiseerde dat ze hier niet de hele avond met hem kon blijven staan, grappend over niets. Snel zei ze: “Ik ben blij dat u Verweer gaat geven! Ik kan echt niet wachten tot de eerste les.”

Loena’s eerlijke woorden maakten Severus’ trots in hem los en hij keek zelfvoldaan. Hij knikte even en zei vervolgens: “Vrijdag, de laatste twee uren van de dag.”

“Jeetje,” zei Loena toen ze begreep wat hij bedoelde – enigszins verschrokken. “Dat is nog erg lang!”

Dit antwoord leek Severus weer te amuseren en hij trakteerde Loena op één van zijn zeldzame glimlachen. “Je overleeft het wel tot dan.”

Beiden glimlachten ze en Severus knikte nogmaals kort. “Slaap wel... juffrouw Leeflang.”

Loena knikte terug. “Slaap wel... professor Sneep.”


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Woede


Het leek wel alsof ze allemaal slakken waren. Loena kon niet begrijpen waarom haar medestudenten zo langzaam naar het lokaal van Verweer tegen de Zwarte Kunsten slenterden. Ze liep meters voorop en stopte als eerste voor de deur van het lokaal. De rest volgde een pak minder enthousiast en toen de Huffelpuffers eraan kwamen, was het Loena wel heel duidelijk dat zij de enige was die naar de les had uitgekeken.

Er hadden zich al geruchten gedaan over de lessen Verweer. Sneep stond erop dat alle vierde- tot zevendejaars oefenden in nonverbale spreuken. Loena had het dinsdagochtend van Ginny gehoord, die eerlijk toegaf dat ze er enorm veel moeite mee had en dat Sneep onverbiddelijk streng was tegen iedereen die alsnog durfde om een verbale spreuk uit te spreken.

Loena was aan het oefenen geslagen vanaf dat moment. Met alle spreuken die ze maar kon bedenken. Vooral Lumos leek haar uitermate geschikt om nonverbaal te oefenen en ze had eerst getracht om de spreuk te fluisteren in plaats van krachtig te zeggen. Dit had haar de hele dinsdagavond in beslag genomen en het was pas tegen middernacht dat ze succesvol was. Tegen donderdagmiddag had ze ook de nonverbale spreuk Lumos onder de knie en dat maakte haar zo blij en euforisch dat het vervolgens een uur lang niet meer wilde lukken. Het vergde heel veel concentratie. Loena kon het het beste omschrijven als een brandende pijl met enorme kracht afvuren vanuit je hart – en erin geloven dat het doel niet gemist zou worden.

Tegen dat het vrijdagavond was en ze hun eerste les Verweer hadden, had Loena al twee spreuken vlekkeloos onder de knie: Lumos en Accio. Maar ze had geen kans gehad om feitelijke aanvallen of beschermingsspreuken te oefenen. Even had ze overwogen om het aan Harry te vragen – maar hij had vast andere zaken aan zijn hoofd. Ook in het boek dat ze van Severus had gekregen, had ze geen overtuigende spreuken gevonden om te oefenen. De spreuken waren echt niet geschikt voor mensen van haar leeftijd – en ze wist dat als ze er een van zou uitspreken, ze van Zweinstein zou vliegen.

Ze had het boek stiekem van haar vader teruggestolen nadat hij het in beslag had genomen – maar tot nog toe had hij niets gemerkt. Ze verwachtte nog steeds ieder moment een uil of brulbrief van haar vader waarin hij zou eisen dat ze het boek terugstuurde.

De deur ging open en Loena rechtte haar rug, klaar om naar binnen te stappen en haar volle driehonderd procent te geven voor wat Severus hen zou proberen te leren.

Severus keek streng vanuit zijn lokaal naar de leerlingen die overduidelijk vermoeid van de lange eerste schoolweek in de gang stonden. Enkelen leunden nonchalant tegen de muur, anderen stonden ineengezakt met elkaar te babbelen. Enkel Loena stond kaarsrecht en veel te enthousiast voor zijn neus, lichtjes wiegend van ongeduld. Hij schraapte zijn keel en dat was genoeg om de andere leerlingen ook wakker te schudden en ze draaiden zich allen naar Sneep.

“Kom binnen,” zei hij streng.

Loena zette zich bewust op de laatste rij neer en zat – zoals gewoonlijk – alleen aan haar bank terwijl de anderen met twee naast elkaar schoven. Ze keek rond in het lokaal. Ze had wel het één en ander aan te merken op Severus zijn smaak van inrichten. Er was geen grammetje kleur te zien – de gordijnen waren dicht – en de muren hingen vol van tekeningen van mensen die pijn leden. Het was niet meteen Loena’s idee van een gezellige ruimte – ze verkoos de Astronomietoren of Zwamdrift’s knusse kamertje waarin ze Waarzeggerij gaf.

Hoe dan ook bracht dit haar niet van slag en ze keek afwachtend naar Severus, die de leerlingen niet de kans gaf om hun boeken uit hun boekentassen te halen.

"Er is vandaag geen nood om jullie boeken te nemen,” begon hij langzaam en in zijn gewoonlijke professor-stem – ijskoud, stil, maar tegelijkertijd ook snijdend in de nog vormende herinneringen van de leerlingen. “Van wat ik heb gehoord, hebben jullie vorig jaar meer dan genoeg theoretische lessen gehad.” Het was heel duidelijk dat hij het niet hoog op had met hetgeen Omber de leerlingen had geleerd en zijn stem klonk snerend. “Jullie kennen onderhande wel de theorie achter veel duistere praktijken - maar als de duelleertalenten van jullie jaargenoten weerspiegelen hoezeer jullie in staat zijn je te verdedigen, weet ik nu al dat jullie een rampzalige achterstand hebben. Jullie zullen zelf ondervinden hoe bedreigend, onvoorspelbaar en gevaarlijk de Duistere Kunsten zijn - tenzij jullie tijdig leren om jullie te verdedigen.”

Loena knikte en glimlachte breed. Daar had ze al die tijd op zitten wachten – oefeningen – praktijk! Ze zat op het puntje van haar stoel, weeral in schril contrast met de andere studenten die ineengezakt in hun stoel de woorden van hun professor probeerden te onthouden.

“Er is geen kant en klare formule die jullie zal beschermen tegen een aanval van een Duistere tovenaar. Ik kan enkel hopen dat jullie - als het ooit zover komt - genoeg kennis, snelheid, originaliteit en kracht zullen hebben om jullie te verweren tegen een vijand die vele gezichten heeft en niet onder de indruk zal zijn van een Vloek van Beentjeplak of een Bibberkniebezwering - als jullie al in staat zijn die spreuken succesvol uit te spreken.” Hij keek enkele Huffelpuffers die op de eerste bank zaten aan en voegde toe: “Het is me een wonder hoe sommigen van jullie zijn weten te slagen.” Hij schudde zijn hoofd en ging lijzig verder.

“Jullie belangrijkste wapen zal niet jullie kennis van verwerende spreuken zijn - maar het verrassingselement. Jullie zijn te jong om je tegen een leger aan Dooddoeners te verdedigen.” Loena glimlachte. Ze vond niet dat hij helemaal gelijk had – want zij had samen met haar vrienden het tegendeel bewezen in het Ministerie. “Jullie enige hoop is verwarring en onvoorspelbaarheid te gebruiken in jullie voordeel. We oefenen vandaag op nonverbale spreuken. Ik vermoed dat iedereen inmiddels weet wat dit zijn. Zonee, wil ik jullie verzekeren dat iedereen die deze les een spreuk luidop zegt, bestraft zal worden met puntenaftrek.” Enkele leerlingen kreunden bij deze opmerking, maar Severus negeerde hen en ging gladjes verder. “Jullie maken teams van twee. Terwijl de ene probeert de andere geluidloos te vervloeken, zal de andere die vloek even geluidloos proberen af te weren. Begin."

Iedereen stond op en begaf zich naar de achterste ruimte in de klas, waar ze enkele jaren eerder ook steeds in praktijk spreuken hadden kunnen oefenen. In Ombers lessen was dat natuurlijk anders geweest...

Loena had zelden een partner als ze oefeningen met twee moesten doen – enkel als ze samenzaten met Griffoendor wilde Ginny wel eens met haar samenwerken. Ze stond afwachtend met haar toverstaf in haar handen heen en weer te wiegen. Severus wist vast wel dat ze niemand had om mee te oefenen, in Toverdranken had ze ook altijd alleen gezeten.

“Juffrouw Leeflang,” zei hij in een stem die niet anders klonk dan vroeger – even streng en zakelijk. “Er is een dummy voorzien.” Hij wees naar een stok met een blok hout op in de vorm van een menselijk torso.

Loena keek er even naar en knikte. “Maar hoe kan ik dan oefenen met spreuken afweren?”

Severus zweeg en antwoordde toen eerlijk: “Niet.”

Hij draaide zich om en liep van haar weg. Loena zuchtte. Dat was dan jammer voor haar. Ze ging enkele meters voor de dummy pop staan en hief nog niet onmiddellijk haar staf. Integendeel, ze probeerde zich te focussen en sprak in haar gedachten de dummy aan.

“Ik zou wel een Vloek van Beentjeplak of een Bibberkniebezwering op je willen uitproberen, maar je hebt helemaal geen benen. Ik zal anders een Bombarda-spreuk uitproberen, daarvan zal ik vast onmiddellijk het effect op je zien, niet? Ik ga je raken in je houten buik – ik zeg of denk het alleen maar zodat je dat zeker weet. Nou moet ik me heel hard concentreren op het gevoel dat ik heb als ik Bombarda uitspreek. Als ik de explosie vanuit mijn hart door mijn arm en toverstaf laat knallen, lukt het vast. Maar eerst moet ik de kracht voor die spreuk opbouwen, geef me even tijd.”

Loena hief langzaam en in uiterste concentratie haar staf.

Haar klasgenoten waren in de tussentijd al wild met hun toverstaffen aan het zwaaien, zonder veel succes.

Loena wachtte geduldig af en concentreerde zich met al haar macht op de naderende explosie. Als een donderslag liet ze het gevoel door haar lijf naar haar toverstaf stromen en ze liet de zwiep van haar toverstaf dienen als de roep van de spreuk. Met een luide bang knalde de dummy enkele meters verder tegen de kast die tegen de muur stond en viel hij vervolgens neer op de grond.

Sommige leerlingen verschrokken zich van het geluid en een meisje van Huffelpuf slaakte een kort gilletje. Loena keek apetrots naar de dummy op de grond. Het was haar gelukt!! Ze kreeg dit echt onder de knie!

“Wat is er gebeurd?” eiste Severus terwijl hij van de andere kant van de groep naderde. Toen hij zag hoe de dummy op de grond lag, staarde hij verward naar Loena. Onmogelijk. Zonder oefening? Dat kon niet. Of had ze dit toch geoefend met de Strijders van Perkamentus? Nee, dat kon ook niet. Zelfs Griffel had meer tijd nodig gehad om de Bibberkniebezwering van Lubbermans af te weren. Potter was er helemaal niet toe in staat, dus dit hadden ze onmogelijk geleerd in hun studentenclubje. Maar hoe kon het dan zijn dat ze dit had gedaan?

“Het is de bedoeling dat je de spreuk zonder woorden activeert,” zei Severus streng – al had hij zelf ook niets gehoord.

Loena keek glimlachend en stralend van trots op. “Dat heb ik ook gedaan,” zei ze eerlijk.

Severus keek naar de dummy en daarna terug naar Loena. “Bewijs het dan.” Hij draaide zich naar de rest van de klas. “Zijn er vrijwilligers die haar spreuk willen afweren?”

Alle leerlingen deden tegelijkertijd een stap naar achteren en Severus trok een wenkbrauw op. “Jullie lef is benijdenswaardig,” spotte hij.

Hij nam zijn toverstaf en nam plaats waar eerder de dummy had gestaan. Hij maakte een half-sierlijke buiging en hield zijn toverstaf voor zich uit. “Ga je gang, juffrouw Leeflang.”

Loena voelde voor even haar hart in haar keel kloppen, maar sloot vervolgens haar ogen. Haar gevoelens voor hem mochten niet in haar weg staan. Niet nu. Ze kon dit. Langzaam hief ze weer haar staf terwijl ze een explosie probeerde op te wekken in de kern van haar lichaam. Ze ademde diep en langzaam en toen ze voelde dat ze klaar was, opende ze haar ogen en met de zwiep van haar toverstaf, schoot ze de krachtige spreuk naar Severus. Deze had geduldig gewacht en leek de spreuk zonder enige moeite terug te slaan.

Daar had Loena zich echter helemaal niet aan verwacht! Snel trok ze met haar toverstaf een schuine lijn van haar linkerdijbeen tot boven haar hoofd en riep ze “PROTEGO!”

Terwijl de teruggekaatste Bombarda-spreuk sisselend opging in het onzichtbare schild, hapten veel leerlingen naar adem. Een spreuk uitspreken, betekende puntenaftrek!

Ook Loena besefte dit opeens en ze protesteerde nog voordat hij iets kon zeggen. “U zei dat de spreuken afgeweerd moesten worden, niet teruggekaatst!”

“Dat zei ik tegen jullie, ja, omdat jullie toch niet tot meer in staat zouden zijn dan dat. Ik had het niet over mezelf.” Hij vouwde zijn armen overeen en keek Loena uitdagend aan. “Je vroeg zonet zelf waar je dan je Protego moest oefenen. Hier was je kans. Je hebt hem laten schieten.”

Loena’s mond viel open terwijl ze hem aankeek. Dit was een nieuw gevoel voor haar. Nog nooit had ze zich zo gevoeld, zo... benadeeld! Hoe kon hij zo grof zijn tegen haar – zij die hem die zomer brieven had gestuurd, die als geen ander naar zijn les had uitgekeken – zij die als enige de spreuk had weten af te weren! Het was niet juist!

Severus zag de woede in haar blik, maar leek haast gevoelloos terwijl hij zich wegdraaide en wegstapte.

“Ik zal de spreuk ditmaal afweren, als u het nog steeds aandurft.”

Loena’s strijdlustige stem klonk vreemd in de oren van al haar klasgenoten – en Severus. Er viel een ongehoorde stilte in het klaslokaal terwijl alle leerlingen nu hun ogen op hun professor richtten.

“Met zo een ego, zul je hard vallen,” reageerde hij opeens ijzig en Loena staarde even ijzig terug.

“Niet als u eerst valt door het uwe.”

Enkele Ravenklauwers lachten nu. Nog nooit hadden ze Loena zo meegemaakt – ze wisten niet wat ze had gegeten die middag, maar ze vonden allen dat ze het wel wat vaker mocht hebben.

Severus schoot een dodelijke blik naar de studenten en ze zwegen weer. Hij draaide zich naar Loena en keek haar licht ongelovend aan – ze meende dit echt. Snel verstarde ook zijn blik en hij liep langzaam maar zeker terug naar de plek waar de dummy had gestaan.

“U mag beginnen,” zei Loena bloedserieus terwijl ze zich lichtjes voorover boog en vervolgens haar toverstaf hief. Ze voelde de woede door haar aderen stromen en de energie die dit oproepte in haar hart zou haar tegen alles beschermen wat hij op haar zou afsturen.

Hij wist niet wat hij moest voelen voor haar op dit moment, maar ze was met haar uitdagende woorden op de goede weg om al zijn woede op te roepen – en dat was altijd levensgevaarlijk.

Hij kon echter niet zijn gewoonlijke zware spreuken oproepen – geen Sectumsempra – hij zou het haten om dat aan Perkamentus te mogen uitleggen. Nee, hij zou haar spelletje meespelen. Bombarda dan maar.

Vliegensvlug en kort zwiepte hij met zijn toverstaf en de spreuk schoot haar richting uit. Maar hij zag al wat ze van plan was voordat de spreuk haar raakte – ze ging terugkaatsen. Tot zijn eigen verrassing lukte het haar zonder een woord te zeggen en toen de spreuk weeral zijn kant opkwam, ditmaal met nog meer snelheid door de kracht die Loena erachter had gezet, lette hij erop dat hij nog meer snelheid zou meegeven aan de spreuk. Loena trok ditmaal geluidloos het schild op en de spreuk loste op in de lucht.

Severus gaf zich echter niet gewonnen – niet tegen een vijfdejaars – nooit niet – en hij schoot een nieuwe Bombarda vloek op haar af. Voor een moment dacht hij dat ze zou terugkaatsen, totdat ze weeral een Protego gebruikte ter bescherming en de trekkende beweging die ze opeens met haar toverstaf maakte, verraste hem zodanig dat hij geen idee had wat het effect was, er leek geen spreuk uit haar toverstaf te komen, totdat hij opeens voelde hoe hij het evenwicht verloor.

Loena had een stille Accio uitgesproken op de dummy die achter Severus had gelegen en hem nu vanachteren uit zijn evenwicht trok. Severus viel met een smak op de grond en liet zelfs zijn toverstaf uit zijn handen vallen door de schok.

Zowel de Huffelpuffers als Ravenklauwers braken plots in een oorverdovend applaus uit en juichten. Ze konden niet geloven dat ze dit hadden mogen meemaken – maar waren er dankbaar voor.

Loena was echter niet trots. Hij keek haar woedend aan en ze kwam langzaam tot het besef wat ze had gedaan. Ze stapte naar hem toe en hield haar hand uit, een ongewoonlijk serieuze blik in haar ogen. “Ik heb gedaan wat u zei,” zei ze stil en de andere leerlingen konden niet horen wat ze zei doordat ze nog steeds euforisch vierden hoe Loena professor Sneep onderuit had gehaald. “Kennis, snelheid, originaliteit en kracht.”

Severus keek haar echter woedend aan en Loena dacht zelfs dat ze zag hoe verraden hij zich vanbinnen voelde. Hij nam haar hand niet aan, nam zijn toverstaf van de grond en kwam weer recht.

“Jij hebt geoefend!” zei hij in een stem alsof hij eigenlijk wilde zeggen: “Je speelde vals!”

Het gejuich van de Ravenklauwers en Huffelpuffers hield onmiddellijk weer op. Nu vreesden ze voor de straf die Loena zou krijgen. En de vreselijke puntenaftrek die zou volgen.

“Honderd punten van Ravenklauw!”

Loena’s mond viel verontwaardigd open en ze voelde de woede terugkomen die ze enkele momenten eerder ook had gevoeld. Severus zag haar woedende blik en gebruikte het om zijn eigen woede te vullen.

“En een semester aan nablijven!”

Alle leerlingen keken Loena aan, om te zien wat haar reactie zou zijn. Ze hoopten stiekem dat ze in opspraak zou komen of – nog leuker – professor Sneep nog eens onderuit zou halen, maar ze vouwde enkel verdedigend haar armen en knikte.

“Leuke straf voor de beste van de klas,” reageerde ze plots nijdig en dat was de druppel voor Severus.

“NAAR JE TAFEL! DAT IK GEEN WOORD MEER UIT JOUW MOND HOOR KOMEN!”

Hij brulde haar zowat toe en het leek alsof hij ieder moment zou ontploffen. Loena gunde hem geen blik meer waardig en stormde naar haar tafel om zich vervolgens woedend op haar stoel te laten vallen – zo hard dat ze zich eigenlijk pijn deed, maar het zelf niet eens wilde toegeven.

Woedend zat ze op haar bank terwijl de andere leerlingen achter haar rug verder mochten oefenen. De stilte in het lokaal was om te snijden terwijl de les in nonverbale spreuken verderging en Loena had door de opgekropte woede wel zin om te wenen.

Het was gewoon niet eerlijk! Dat zou hij nog te horen krijgen ook...


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Vijanden


Hij voelde hoe haar ogen in zijn rug brandden terwijl hij terug naar zijn bureau liep. De leerlingen van Ravenklauw en Huffelpuf hadden het klaslokaal met veel gefluister en gemompel verlaten en zij was de enige die achterbleef. Een semester aan strafstudies. Hij vroeg zich opeens af of hij wel zo lang met haar opgescheept wilde zitten na hetgeen ze zonet had gedaan. Hij voelde de woede in zich naar boven borrelen, maar gunde haar geen blik waardig terwijl hij een boek nam en het opensloeg op zijn bureau. De boekenlegger die hij tussen het boek terugvond, nam hij opeens in zijn handen en hij verfrommelde het papier voordat hij het in een sierlijke boog in de vuilbak gooide.

Ze keek vanaf haar plaats toe naar hem. Hij – die haar zo oneerlijk behandeld had vandaag. Ze was verdomme de beste van de hele klas geweest – van praktisch de hele school! Ze had het opgenomen tegen professor Sneep en gewonnen! En nou was hij zo een ongelooflijke eikel dat hij dat niet kon toegeven en haar voor de rest van het semester wilde kwellen met strafstudies. Om maar te zwijgen van de puntenaftrek van Ravenklauw... Ze hoopte dat de andere Ravenklauwers het haar niet te hard gingen kwalijk nemen, ze deden met momenten al rot genoeg tegen haar.

Maar toen hij haar boekenlegger verfrommelde en in de vuilbak gooide, knapte er iets in haar. Voor een moment wilde ze niet denken aan de vriendschap die haar hart zo had vervuld van liefde. Ze wilde enkel de haat voelen, zichzelf wentelen in het gevoel van oneerlijkheid van wat er zonet was gebeurd. En het moment dat de boekenlegger landde in de vuilbak, sprong ze opeens recht van haar bank, laaiend van woede en zo nijdig dat ze rode vlekken had in haar gezicht.

Hij kon niet anders dan opkijken en beantwoordde haar woedende blik met een blik die minstens even haatdragend was.

Ze deed enkele stappen naar voren en ondanks het feit dat haar adrenaline abnormaal hoog stond, had ze geen flauw idee wat ze wilde zeggen. Ze wilde beledigingen naar zijn hoofd slingeren, maar was niet snel genoeg.

“Ga terug zitten,” siste hij woedend, maar Loena luisterde niet – dat vertikte ze.

“U bent een egoïstische eikel!” riep ze opeens, haar stem onnatuurlijk boos. Het grappige aan Loena die boos was, was dat ze nog steeds een hint van dromerigheid in haar stem bleef behouden – ondanks het feit dat ze nog nooit zo serieus was geweest.

“En jij bent een domme en onbetrouwbare heks!” snauwde hij terug.

Loena hapte naar adem. Dom! Onbetrouwbaar! Hoe kwam hij erbij!

“Als ik dom ben omdat ik u zonet verslagen heb met duelleren, wil dat enkel zeggen dat u nog dommer bent!” Ze wist dat ze niet bepaald volwassen klonk met dit te zeggen, maar het kon haar niet schelen. Wie dacht hij wel niet dat hij was?!

“Kind, als je eender andere student was geweest, had ik je tegen de muur laten knallen met een veel krachtigere vloek dan Bombarda!” zei hij kleinerend en Loena greep haar toverstaf.

“Kom maar op dan!” reageerde Loena uitdagend. “Laat me dan tegen de muur knallen.”

Severus stond opeens recht en nam zijn toverstaf. Hij liep van achter zijn bureau vandaan en stapte dreigend op haar af en zijn breed uiteen waaiende mantel droeg enkel bij aan het angstaanjagende effect. Terwijl hij op haar af liep, zwiepte hij even met zijn toverstaf en de hare vloog uit haar handen, enkele meters verder op de grond. Hij had een geluidloze Expelliarmus op haar uitgevoerd en liep nu zo dichtbij tot hij zijn toverstaf onder haar kin duwde. Ze bleef hem zo kil als voor haar mogelijk was aanstaren en hij siste tegen haar: “Je bent een domme heks, anders zou je me zo niet uitdagen. En onbetrouwbaar... Dat heb je vandaag maar al te goed bewezen.” Zijn mondhoeken trilden terwijl hij bitter vervolgde: “Bedankt, Loena.”

Hij trok zijn toverstaf van onder haar kin weg en liep terug naar zijn plaats, haar geen blik meer gunnend.

Loena staarde hem verbouwereerd na en voelde haar maag samenwringen als reactie op hoe hij haar naam had uitgesproken. Ze bleef staan waar ze stond, zonder toverstaf, en slikte. Waar was ze in hemelsnaam mee bezig? Dit was Severus!

Ze herkende hem wel niet als Severus, maar was dat volledig zijn eigen fout – of had zij ook een groot deel van de schuld te dragen? De vriendschap leek over. Loena voelde tranen in haar ogen opkomen en balde haar vuisten, niet uit woede, maar uit onmacht. Was het nog mogelijk om iets te veranderen – of waren ze nu verdoemd om voor eeuwig vijanden te zijn?


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Gebroken


De alom bekende achtbaan van emoties was terug. Ze voelde zich opeens hopeloos verloren terwijl ze in het midden van het lokaal Verweer tegen de Zwarte Kunsten stond. Haar woede ebde weg en ruilde ze in voor verdriet. Tranen stroomden ineens over haar wangen.

Bedankt Loena, had hij gezegd. Maar wat had ze misdaan?

Ze keek naar hem terwijl hij zijn ogen op zijn boek forceerde terwijl hij zijn hand voor zijn ogen hield, alsof hij zich probeerde te concentreren op hetgeen er voor zijn neus stond geschreven. Maar in feite probeerde hij gewoon zijn ogen te verbergen. Ogen die brandden van woede maar tegelijkertijd ook brandden van verdriet. Hoe had ze hem dit kunnen aandoen?

Hij hoorde opeens een snik, maar keek niet op. Toen de snik zich herhaalde, leek hij te horen hoe ze hem naderde. Hij zag haar schaduw op de grond dichterbij komen en ze hield een paar meter voor hem stil.

“Severus...” Haar stem trilde – haar hele lichaam overigens. “Zeg me wat ik heb misdaan, want ik heb geen flauw idee wat er zonet tussen ons is gebeurd.”

Het was de eerlijkheid in haar stem die zijn hart brak en hij liet zijn hand langzaam weer zakken. Hij keek haar aan terwijl ze een paar meter voor zijn bureau stond en het zicht van haar met tranen gevulde ogen deed zijn woede wegsmelten.

“Je hebt me belachelijk gemaakt voor de hele school,” zei hij lam en voor hem leek het alsof iemand anders die woorden tegen haar zei – hij zou ze nooit zo krachteloos hebben gezegd.

“Ik...” Loena’s stem stokte. Dat was nooit haar bedoeling geweest, maar ze snapte nu waarom hij zo woedend op haar was. “Ik was dom.”

De woorden die ze zonet nog zo had gehaat, bleken nu voor haar de waarheid te zijn. Ze was een domme heks geweest.

“Ik ook,” zei hij bitter. “Ik heb me laten verblinden door mijn vertrouwen in je. Wat maar weer eens heeft bewezen dat niemand te vertrouwen is.”

Hij keek haar niet aan terwijl hij dit zei, maar zijn ogen leken afwezig naar een van de banken te kijken.

“Ik dacht dat je trots zou zijn...”

Zijn ogen schoten ongelovend in de hare en ze wendde haar blik af en schudde haar hoofd.

“Ik dacht dat je blij zou zijn dat ik zo goed mijn best deed en had begrepen wat je zei aan het begin van de les.”

Hij lachte bitter. “Ik was trots op je. Tot je besloot een grote mond open te trekken en mijn gezag te ondermijnen! En alsof je grote mond nog niet genoeg was, moest je me belachelijk maken voor de hele klas! Ontwapend worden door een vijfdejaars! Dat is nog nooit een andere professor Verweer overkomen! In de eerste week van het schooljaar nog wel! Bedankt voor de vernedering!”

Hij zei dit zo bitter dat Loena haar tranen niet kon tegenhouden. Het erge was dat hij gelijk had. En nou leefde ze zodanig met hem mee dat haar eigen hart in plaats van het zijne brak.

Hij schudde zijn hoofd. “De schuld is niet volledig de jouwe. Ik liet mijn verdediging zakken bij jou. Iets wat ik nooit had gedaan als...”

Hij zweeg en keek weer naar het boek dat voor hem lag, alsof hij niet verder kon spreken.

“Iets wat je nooit had gedaan als we geen vrienden waren.”

Hij keek op naar Loena – hoe ze nog steeds rillend voor hem stond, alsof ze moeite had met alle emoties van dat moment alleen te dragen. Ondanks haar verdriet en ondanks het verraad dat ze hem had aangedaan, vond hij haar nog steeds bloedmooi. Het maakte zijn gevoelens voor haar enkel verwarrender.

“Zijn we nog steeds vrienden, Severus?”

Hij zweeg.

Loena slikte en liet haar hoofd hangen toen zijn antwoord uitbleef.

“Je strafstudie voor vandaag zit erop. Ga.”

Loena keek hem niet meer aan, nam haar tas en rende het lokaal uit.



Ze bleef rennen. Door de gangen, van de trappen af, naar de Grote Hal en vervolgens naar buiten. De leerlingen die ze passeerde fluisterden, sommigen applaudiseerden zelfs. De enige woorden die ze verstond waren steeds weer “Lijpo Leeflang” en “Professor Sneep”.

Ze rende naar het Grote Meer, waar ze zich machteloos op haar knieën liet vallen op de verlaten oever en weende zoals ze nog nooit geweend had. Ze hield niet van het machteloze en vreselijke gevoel van iets dierbaars te verliezen.



Hij stond niet op. Hij zat als verlamd in de lederen stoel achter zijn bureau en staarde met waterige ogen naar de plek waar ze zonet had gestaan. Al zijn gevoelens en gedachten leken hem te willen overtuigen om te wenen, maar hij deed het niet. Hij stond het niet toe. De krop in zijn keel smaakte bitter bij de herinnering aan haar tranen en de geleden vernedering. Hij zou het nooit vergeten. Maar zou hij in staat kunnen zijn het te vergeven?


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Middagmaal


De hele ochtend had Loena op de slaapzaal gezeten – of eerder – gelegen. Ze had gedaan alsof ze sliep – al was niets minder waar – en iedere keer dat haar kamergenootjes in de kamer kwamen, leken ze teleurgesteld dat ze nog niet wakker was.

“Het moest vast heel vermoeiend zijn om professor Sneep onderuit te halen!”

“Wie weet wat hij haar gisteren heeft laten doen tijdens het nablijven!”

“Het schijnt dat hij haar redelijk vroeg heeft laten gaan, Cho zei dat ze bij het Grote Meer heeft gezeten, maar ze leek wel van streek.”

“Ze is gisterenavond ook niet meer naar de Grote Zaal gegaan voor het avondeten.”

“Ja duh, dat wist ik ook wel, dat hadden we wel gehoord. Iedereen was aan het wachten op haar!”

Haar kamergenoten kwamen en gingen weer, en het leek alsof ze ieder halfuur nieuwsgierig kwamen kijken waar ze bleef. Toen de zon de kamer binnenstraalde en Loena zag hoe die op een redelijk hoog punt aan de hemel stond, kwam ze eindelijk recht in haar bed. Ze kon niet de volledige dag in haar bed blijven liggen en daarenboven begon ze een beetje honger te krijgen. Ondanks het krampachtige gevoel in haar maag van de stress, was het een feit dat ze al bijna vierentwintig uur niets had gegeten en dat voelde ze.

Gelukkig was het zaterdag en had ze daardoor de vrijheid om haar klasgenoten te ontlopen. Ze zou straks naar het Verboden Bos kunnen gaan en daar in stilte kunnen zitten tot de avond viel.

Ze kroop van onder de lakens vandaan en dook haar hutkoffer in. Ze durfde echter niet haar mooiste kleren eruit te nemen. Haar drukke kleren waren meestal een weerspiegeling van haar bruisende creativiteit – maar op dit moment zou ze alles geven voor een onzichtbaarheidsmantel. Ze hield het redelijk simpel en koos een blauwe rok en een effen lichtblauw shirt dat ze normaalgezien enkel onder haar dikke truien droeg. Het was het meest onopvallende wat ze had. Ze trok haar blauwe laarsjes aan en keek in de spiegel. Ze kon bijna voor normaal doorgaan – en moest eerlijk toegeven dat ze niet onder de indruk was van haar reflectie in de spiegel.

Ze nam enkele blauwe kralenarmbandjes en deed deze om haar rechterarm. Haar haren bond ze samen in een hoge staart en ze stak haar toverstaf achter haar oor. Een diepe adem ontsnapte aan haar lippen en ze zuchtte. Ze had geen keuze, hier moest ze doorheen.

Ze liep de deur uit en stapte de trappen af naar de leerlingenkamer. Er waren slechts een handvol Ravenklauwers aanwezig, maar toen ze haar zagen, begonnen ze luid te applaudiseren.

“Hup Loena!”

“Goed gedaan, Loena!”

“Werd tijd dat iemand hem eens een lesje leerde!”

Loena keek hen echter niet aan en stapte hen voorbij.

“Wat heeft zij nou weer?”

Op weg naar de Grote Zaal, kwam ze enkele Huffelpuffers en Ravenklauwers tegen en het was telkens hetzelfde – applaus en aanmoedigende woorden – gevolgd door uitdrukkingen van onbegrip omdat ze niet eens opkeek.

In de Grote Hal was de situatie echter anders – de Zwadderaars die net de Grote Zaal verlieten, zagen haar aankomen en stapten dreigend op haar af. Loena hield stil en voelde schrik toen ze hun duistere blikken zag. Natuurlijk. Dit was een kwestie van eer – en door hun afdelingshoofd te vloeren had ze heel Zwadderich ten schande gemaakt.

Ze kreeg echter niet de kans om haar toverstaf te grijpen toen professor Slakhoorn opeens uit de Grote Zaal kwam en haar zag staan.

“Juffrouw Leeflang!” riep hij met zo een enthousiasme dat hij eerder als een suikertante dan een professor klonk.

De Zwadderaars zagen hun kans voorbij gaan en liepen haar voorbij. Een andere keer...

“Loena!” professor Slakhoorn stapte op haar af en hield een meter voor haar stil. “Mag ik je Loena noemen? Wat een vertoon van inventiviteit en kennis gisteren! Ik heb alles gehoord van je klasgenootjes uit Huffelpuf deze ochtend. Arme professor Sneep, dat wel. Maar je Verweer-kennis begint ondertussen legendarische proporties aan te nemen! Weet je al van de Slakkers af? Heb je geen zin om ook eens te komen?”

Zelfs Voldemort zelf zou Slakhoorn niet hebben kunnen onderbreken terwijl hij dit afratelde en hij sloeg zijn arm om Loena’s schouders nog voor ze iets kon zeggen.

“Natuurlijk wel! Iedereen wil uiteraard horen hoe je het hebt klaargespeeld, uit je eigen mond nog wel, wat zeg je?”

Loena had geen flauw idee wat ze hierop moest zeggen en ze kroop onder zijn arm vandaan. “Ikkeuh... Ik heb honger.”

Slakhoorn leek verrast door dat antwoord en keek haar even met een puzzelende blik aan, voordat hij weer breed glimlachte en zei: “Natuurlijk, natuurlijk! Eten is belangrijk, haha! Zonder eten verlies je kracht, dat is alom geweten! Jaja, Loena, je laat het maar weten!”

Hij schudde joviaal haar hand en liep er weer vandoor. Loena haastte zich de Grote Zaal in voordat er nog meer Zwadderaars naar buiten zouden komen.

Ze had slechts twee stappen in de Grote Zaal gezet, of leerlingen begonnen te joelen en applaudiseren. Loena kon wel door de grond zakken en het geluid overdonderde haar zo dat ze genageld aan de grond stond.

Perkamentus greep Sneeps arm vast toen deze aanstalten maakte om op te staan van de staftafel. Het schoolhoofd keek naar de trillende arm van zijn jongste professor en zei stil.

“Je kan beter blijven, Severus. Weglopen gaat niets veranderen aan de situatie. Observeer haar.”

Severus wilde terugbijten dat hij niet begreep hoe vernederend het was en dat hij geen zin had in de honderden priemende ogen van nieuwsgierige leerlingen, maar hij beet op zijn tong en greep zijn beker pompoensap en nam er een slok van – stiekem hopend dat het een sterkere drank was geweest.

Hij keek naar haar terwijl leerlingen op haar af liepen en haar op haar schouder klopten. Ze bloosde en keek enorm ongemakkelijk terwijl ze zich naar de lange tafel van Ravenklauw begaf en op het meest verlaten plekje ging zitten. Alleen – en zonder tegen iemand een woord te zeggen.

“Ze lijkt spijt te hebben van hetgeen ze heeft gedaan, Severus.”

“Spijt zal mijn reputatie niet herstellen,” beet hij stil als antwoord het schoolhoofd toe. Hij concentreerde zich op zijn beker en keek de rest van het middagmaal niet meer op.

Loena kauwde langzaam van haar brood. Er zat geen smaak aan en ze kon zichzelf er niet toe brengen het te slikken.

Voor eens noemden de mensen haar Loena, spraken ze haar aan, wilde haast iedereen met haar bevriend zijn... Maar dat wilde ze helemaal niet. Ze wilde terug Lijpo zijn – vermeden worden – met rust gelaten. En nog het meeste van alles wilde ze de vriendschap van Severus terug, maar ze kon geen manier bedenken om dit te bereiken.

Ze voelde haar maag verkrampen en gooide haar boterham weer neer. Kennelijk was ze nog niet klaar voor een middagmaal. Boos op zichzelf omdat ze dit zichzelf allemaal had aangedaan, stond ze recht en stapte ze weer de Grote Zaal uit. Weeral was er applaus te horen en Loena wilde weeral door de grond zakken.

Eenmaal in de Grote Hal zette ze het op een rennen – er zouden maar eens enkele Zwadderaars haar volgen – en ze vluchtte het eerste het beste klaslokaal in en gooide de deur achter haar dicht. Toen ze zich echter omdraaide, verschrok ze zich toen ze in de bloeddoorlopen ogen van de Bloederige Baron keek.

“Dus jij denkt heel Zwadderich belachelijk te kunnen maken, is het niet?”

Loena staarde het indrukwekkende spook met grote, angstige ogen aan en schudde snel haar hoofd.

“We zullen nog wel eens zien hoe we daarop reageren!”

Loena hield niet van de onheil die zijn toon voorspelde.