Nomaj | Waar de magie nazindert
Bevroren Hart - Afdrukversie

+- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl)
+-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4)
+--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12)
+---- Forum: Lange Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=18)
+---- Topic: Bevroren Hart (/showthread.php?tid=112)

Pagina's: 1 2 3


RE: Bevroren Hart - CartoonJessie - 28/08/2020

Hoofdstuk 20: Een Kwestie van Gevoel

Severus wist niet wat te voelen. Als hij zijn vrijheid kon terugkrijgen... Zou hij alles kunnen doen wat hij maar wilde... Op onderzoek gaan in verre landen... Een boekhandel bezoeken in Zweinsveld... Oude bekenden weer zien...
Maar terwijl de gedachten opwindend waren, waren ze ook beangstigend. Hij had zo lang Azkaban niet verlaten... Hij werd dood gewaand door de hele tovenaarswereld... En de enige mensen en wezens die hij vertrouwde... bevonden zich al op Azkaban.
Hij keek naar Loena. Wilde hij echt zijn vrijheid? Was dat zijn hartswens? Of wilde hij eigenlijk iets anders?
De draak keek Severus lang aan en knikte. “Ik zie dat je twijfelt, Severus. Slaap er nog een nachtje over. Ik zal je wens morgenvroeg inwilligen.”
Severus knikte dankbaar. “Dan zou ik graag terug willen naar mijn kamer... Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik betwijfel dat ik ook daadwerkelijk wakker ben...”
“Het is normaal dat je twijfelt,” knikte de draak. “Als ik jouw verleden bekijk, snap ik hoe je het moeilijk hebt om te vertrouwen op iets waarvoor geen wetenschappelijk bewijs bestaat. Voor Loena is dat anders.”
Severus knikte kort en draaide zich toen naar Dobby. Hij leek vreselijk verward en keek niet eens naar Loena om. “Dobby, breng me naar mijn kamer.”
Hij stak zijn hand uit en verdwijnselde met Dobby.
Loena zag hem verdwijnen en stak haar hand uit naar Winky. “Winky, breng me naar zijn kamer.”
“Loena...” De draak keek Loena met een intense blik aan en Loena deed een stap dichter naar de draak. “Laat hem. Hij heeft tijd nodig voor zichzelf.”
Loena knikte, maar begreep het niet helemaal. Zou het voor Severus niet beter zijn als ze erover konden praten?
De draak leek dit te beseffen en sprak Loena verder aan. “Hij zal naar jou komen – vanavond nog. Hij weet dat hij met jou kan praten wanneer hij dat nodig heeft... En hij zal het nodig hebben.”
Loena maakte een kleine buiging. “Dank je voor je raad. Ik zal hem dan opwachten op mijn kamer.”
De draak glimlachte terwijl Loena Winky’s hand nam en ze verdwenen.
Nu zijn grot weer leeg was, klom de draak verder op het eilandje en rolde hij zich op. Hij zou wachten tot ze terugkwamen. Het zou niet lang meer duren nu.

Severus stond voor de kristallen bol op zijn kamer en had denkend zijn hand voor zijn mond. Hij werd onrustig bij het zien van het glazen artefact. Alle mogelijke kleuren leken door het glas heen te schieten – alsof er een explosie gaande was binnenin.
Hij scheurde zijn blik weg en begon te ijsberen. Zijn vrijheid... Hij kon terug vrij worden. De vloek zou verbroken kunnen worden en hij zou eindelijk weg kunnen van Azkaban. Hij zou weer zijn blik kunnen verruimen.
Maar hoe langer hij erover dacht, hoe onzekerder hij werd. Hij was bang. Hij voelde in zichzelf hoe hij angstig was voor de aankomende verandering. Hij kon dit niet alleen aan.
Hij gooide de deur open en rende de trappen af. Hij moest Loena spreken.
Hij was zo verloren in gedachten dat hij vergat op haar deur te kloppen en toen hij op haar kamer aankwam, zat Loena op haar bed, dromend haar haren te kammen. Severus was opgelucht dat ze er was en liep tot bij haar.
“Loena...” Zijn stem klonk bloednerveus. “Ik heb je raad nodig.”
Loena knikte. Net zoals de draak had gezegd... “Weet ik, Severus. Wat scheelt er?”
Severus keek Loena wanhopig aan. “Ik kan morgen vrij zijn, maar ik weet niet of ik het durf! Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer angst ik voel. Ik voel me doodsbenauwd als ik eraan denk om Azkaban te verlaten. Ik weet – het klinkt ongelooflijk stom en ik schaam me er zelfs voor! Maar zou je... Niet voor lang... Maar totdat ik mijn eigen weg vind... Zou je bij me willen blijven? Ik zou me beter voelen met jou in de buurt. Misschien dat ik het dan wel durf.”
Loena luisterde aandachtig en knikte. “Natuurlijk. Geen probleem.”
Severus leek iets opgeluchter en hij omhelsde haar. “Dank je, Loena!”
Maar tijdens de omhelzing knaagde nog steeds iets aan hem. Ze omhelsde hem amper terug. Ze was nog steeds gevoelloos. Hij had beloofd haar te helpen – en in de afgelopen maanden had ze slechts driemaal voor een kwestie van een seconde wat gevoeld. Voelde ze niets anders – na al hun tijd samen?
Langzaam brak Severus de omhelzing, maar hij had nog steeds haar zij vast terwijl hij haar aansprak. “Vind je het niet erg... Om je tijd met mij te verdoen?”
Loena schudde haar hoofd. “Nee... Waarom zou ik dat erg vinden?”
Severus keek in Loena’s dromerige ogen. Geen greintje emotie. Hij wist zelf niet hoe het kon – maar voor deze gevoelloze vrouw voelde hij meer dan voor wie dan ook... En zij voelde niets terug. Of wel?
“Loena...” Zijn stem klonk stil en onzeker. “Ik wil je met me mee... Maar... Wat voel je voor mij?”
Loena keek hem met haar grote ogen aan en antwoordde eerlijk. “Ik voel niets, Severus. Maar ik denk wel dat ik graag bij je ben. Ik zie niet in waarom ik niet graag bij je zou willen zijn. Je bent aardig, beleefd, behulpzaam. Ik weet dat je mijn enige vriend bent. Ik kan me niemand anders bedenken in mijn leven – behalve mijn ouders – die meer tijd met me hebben doorgebracht. Dus ik weet wel zeker dat je een goede vriend van me bent.”
Severus dacht dat hij zijn eigen hart voelde breken. Na al die tijd samen voelde ze nog steeds niets voor hem. Haar concept van vriendschap was gebaseerd op logica – niet op gevoel. Hij liet haar los en stond recht. Hij liep naar haar bureau en raakte even een veer aan die er lag, voordat hij zich omdraaide en in haar emotieloze blik staarde. Hij draaide zich onmiddellijk weer weg en voelde zich machteloos worden.
“Loena, ik wil dat je iets voelt... voor mij,” gaf hij eerlijk toe, terwijl hij niet in haar ogen durfde te kijken. Haar ogen zouden hem er enkel aan doen herinneren dat zijn woorden helemaal niets losmaakten in haar – dat ze evenveel emoties zouden oproepen in haar als de zoekertjes in de Ochtendprofeet. “Je bent beeldschoon en... Ik ben heel graag bij jou. Ik wil je niet alleen als mijn beste vriendin, Loena... Ik wil dat je hetzelfde voelt voor mij als wat ik voor jou voel... Maar... Ik weet niet hoe lang ik nog kan wachten...” Severus liet zijn handen zakken op haar bureau en steunde erop terwijl hij zijn hoofd liet hangen. Hij hoorde niets achter zich en kon zich enkel inbeelden dat Loena niet wist hoe ze daarop moest reageren.
Dat was ook zo. Nog nooit had Loena zulke woorden gehoord en ze wist niet wat ze kon zeggen om Severus tevreden te stellen. Hoe langer ze erover nadacht, hoe duidelijker het werd voor haar dat ze hem niet tevreden zou kunnen stellen. Want ze voelde inderdaad niets. Maar ze vond wel dat Severus meer verdiende dan wat zij hem kon geven.
Loena stond langzaam recht en stapte tot ze naast hem stond. Ze raakte zijn schouder even aan, maar zijn blik bleef gefixeerd op het bureau voor hem. Loena zuchtte even voordat ze hem aansprak. “Ik kan maar één ding bedenken, Severus... Wens voor je vrijheid, verlaat Azkaban en ga op zoek naar iemand die je meer kan geven dan ik. Dan kan je misschien voelen wat je verdient. Ik heb nog een lange weg af te leggen, Severus. Ik ben zelf een slachtoffer van mijn gebrek aan gevoelens. Ik wil niet dat jij er ook één wordt.”
Severus keek Loena aan en van haar gevoelloze blik sprongen er tranen in zijn ogen. Misschien had ze wel gelijk ook...
Zonder nog een woord te zeggen stormde hij de kamer uit en het was pas toen hij haar gang uit was, dat de tranen over zijn wangen stroomden. Snapte ze dan niet dat hij niemand anders wilde hebben dan haar? Dat zij de enige was – al was ze nog zo gevoelloos – die hem leek te begrijpen en hem op zijn gemak kon stellen?

Die avond hing er een vreemde sfeer in de keukens terwijl Winky en Dobby het avondmaal voorbereidden. Na de draak gehoord te hebben, wisten ze dat dit wel eens hun allerlaatste avond in Azkaban kon zijn. Al waren ze blij voor hun meester, ze wisten niet of ze zo blij voor zichzelf waren. Voor Dobby en Winky waren die jaren in Azkaban een hele eer geweest. Het had bijna gevoeld alsof ze weer een eigen meester hadden gehad – een goede meester.
Winky bracht het avondmaal naar Loena’s kamer, maar toen ze terugkeerde naar de keukens, zag ze Dobby denkend in zijn hoekje met stro zitten.
“Wat scheelt er?” vroeg Winky met haar hoge piepstem terwijl ze met kleine pasjes naar Dobby stapte.
“Dobby kon de meester niet vinden in zijn kamer... De meester is haast de hele namiddag niet in zijn kamer geweest. En Dobby vertrouwt het niet. Waarom is de meester niet bij juffrouw Loena? Als dit de laatste dag is dat meester en juffrouw Loena hier zijn... vindt Dobby het maar raar.”
Dobby dacht verder diep na en Winky keek hem aarzelend aan. “Misschien heeft de meester het moeilijk... Net als Dobby en Winky?”
Dobby keek naar Winky en zag dat zij dezelfde onzekerheid in haar ogen had als die wat hij voelde. Ze had gelijk. Het kon voor de meester niet gemakkelijk zijn om Azkaban te verlaten. Dobby stond vastberaden op. “Dobby gaat zijn meester zoeken – ook al is dat voor de allerlaatste keer! Dobby moet de meester spreken!”
Winky knikte. Andere keren zou ze het Dobby hebben afgeraden om de meester op te zoeken, maar nu leek het gepast. Wie weet zouden ze hem nooit meer terugzien eens hij zijn vrijheid had terug gewenst... Winky wilde hem ook nog wel wat zeggen, maar dat kon nog wel wachten. In de tussentijd was het slimmer om Dobby te laten polsen hoe het met de meester was.
“Veel succes, Dobby!”
Dobby glimlachte, al was het te zien dat hij lichtjes nerveus was. “Tot dadelijk, Winky!”
Dobby verdwijnselde en voelde – door huiselveninstinct – waar zijn meester was. Hij verscheen op de trappen voor de Obscura-grot en zag Severus met zijn rug naar hem toe bij de rand van het water staan.
“Meester?”
Severus schrikte op door de kleine huiself en toen hij zich even omdraaide, zag Dobby dat er tranen in de ogen van zijn meester stonden.
“Meester, gaat het?” vroeg Dobby terwijl hij een paar stappen dichter deed en Severus schudde zijn hoofd.
Zijn stem klonk onnatuurlijk verward toen hij lachte. “Nee, natuurlijk niet...”
Severus leek zich te verschrikken van zijn eigen cynische reactie en zijn schouders schokten.
Dobby wist niet wat te doen of hoe te reageren. Hij had zijn meester nog niet eerder zo meegemaakt en het verontrustte de huiself.
“Wilt de meester erover praten?” vroeg Dobby voorzichtig – en – tegen alle verwachtingen in – draaide Severus zich om en knikte hij ja.
Severus zette zich neer in kleermakerszit en Dobby stapte langzaam dichterbij. Severus gebaarde dat de huiself kon gaan zitten en Dobby zette zich ook in kleermakerszit erbij.
“Misschien kan jij me helpen,” zei Severus in een stem zo kalm als hij kon beheersen. “Dobby... Ben jij ooit...” Severus twijfelde. “Ben jij ooit verliefd geweest?”
Dobby staarde zijn meester met grote ogen aan. Was hij nou helemaal doorgedraaid? Welke meester stelde nou zulke idiote vragen aan een huiself?
De huiself sloot snel zijn mond weer toen hij merkte dat hij zijn meester was aan het aangapen.
“Dobby verliefd?” herhaalde de huiself verbaasd.
“Ja,” mijmerde Severus. “Heb jij nooit meer gevoeld voor een andere huiself? Winky bijvoorbeeld?”
Dobby’s wangen kleurden rose. “Dobby is een huiself!” zei Dobby defensief.
Severus keek de huiself verward aan. “Ja, maar, worden jullie nooit verliefd? Hoe worden kleine huiselfjes anders geboren?”
Dobby voelde zich hoogst ongemakkelijk om dat uit te leggen en wist niet waar te beginnen. Na een diepe adem te hebben genomen, keek hij zijn meester bloedserieus aan. “Meester, huiselven worden geboden om kindjes te krijgen wanneer dit de meester goed past. Pas als het de meester schikt, mogen huiselven kleine huiselfjes krijgen.”
Severus snapte het nog steeds niet helemaal. “Dus gaan jullie dan naar jullie meester toe om te vragen of jullie kinderen mogen krijgen?”
“Nee, meester,” zei Dobby. “Huiselven moeten wachten tot de meester dit gebiedt.”
Severus snapte het nog steeds niet helemaal. “Maar hoe zou een meester dan kunnen weten voor wie jullie gevoelens hebben?”
“Niet, meester,” antwoordde Dobby snel. “De meester wijst twee huiselven aan en die moeten dan maar kindjes krijgen.”
Severus keek met grote ogen naar Dobby. “Zoals bij paarden?”
Dobby leek het niet fijn te vinden dat hij vergeleken werd met een paard, maar knikte desondanks. “Ja meester, zoals bij paarden”
Severus keek geschokt toe. “Maar jullie hebben toch ook gevoelens zeker?”
Dobby knikte. “Dat hebben huiselven, ja. Maar een huiself zet die gevoelens aan de kant voor de wensen van zijn meester.”
Severus was verbaasd door deze onthulling. En hier had hij gezeten – zich zielig voelend omdat Loena nooit wat voor hem zou voelen – maar hij werd tenminste niet geboden zijn gevoelens voor zich te houden of de liefde te bedrijven op commando.
“Meester,” zei Dobby langzaam. “Als Dobby mag vragen... Waarom vraagt de meester dit?”
“Ik wilde enkel weten of je ooit gevoelens hebt gehad,” antwoordde Severus defensief, voordat hij Dobby plots inspecterend aankeek. “Maar je hebt die vraag ontweken... Heb je nooit gevoelens gehad voor een andere huiself, Dobby?”
Dobby’s wangen kregen een nogal rose kleur en Dobby knikte instemmend, maar hij zei niets.
Severus glimlachte. Dobby’s onzekerheid verraadde zijn gevoelens hard. “Is het Winky?”
Dobby werd nu haast paars en Severus moest even lachen. “Daar hoef je je niet voor te schamen, Dobby. Ik vraag mezelf af waarom ik er nooit eerder aan gedacht heb dat je haar misschien leuk vond.” Severus leek even in zichzelf na te denken. “Misschien doordat ik zelf nooit met verliefde gevoelens heb gezeten in al die jaren? Mogelijk heb ik daardoor nooit gedacht dat anderen wel zulke gevoelens konden hebben...”
Severus mijmerde verder in zichzelf en Dobby keek zijn meester lang aan. Severus leek in een erg diepe bui te zitten. Was het door Loena dat zijn meester zonet tranen in zijn ogen had gehad? Was het door haar dat hij Dobby had gevraagd of hij ooit gevoelens had gehad?
“Kan Dobby de meester ergens mee helpen?” vroeg Dobby voorzichtig.
Severus knikte langzaam. “Ja... Als het kan... Zou ik graag je raad krijgen.”
Severus’ blik werd weer enorm triest. “Ik heb Loena zonet opgebiecht dat ik... Iets meer gevoelens voor haar koester dan gewone vrienden doen, maar... Zij doet dat niet. Zij koestert amper gevoelens in de eerste plaats. Niets wat ik zeg of doe kan reiken tot haar... bevroren hart.” Severus zuchtte diep. “En ik ben bang voor terug vrij te zijn. Ik zou niets liever willen dan haar aan mijn zij hebben – dat lijkt me het beste gevoel in heel de wereld te zijn...”
Dobby luisterde ademloos, maar glimlachte. In wat zijn meester zei, herkende hij gevoelens die hij zelf ook had.
“Maar als alles zo verder loopt, ben ik morgen vrij en Loena zegt dat ik dan... Ze zei dat ik maar iemand anders moest zoeken... Om mijn gevoelens mee te delen.”
Dobby kon zich inbeelden hoe vreselijk dat was om te horen en hij stond recht en gaf zijn meester een schouderklopje.
“Maar ik wil niemand anders!” zei Severus opeens geaggriveerd. “Ik wil haar! Ik wil dat zij wat voor me voelt. Niet iemand anders! Maar dat kan ze nooit snappen!”
Dobby begreep wat Severus voelde. Hij zou ook immens verdrietig zijn als hij geboden zou worden kindjes te krijgen met een andere huiself – dat moest toch haast hetzelfde aanvoelen?
“Dobby, ik...” Severus wist niet wat hij kon zeggen, maar voelde zich getroost door de aanwezigheid van zijn huiself. “Ik denk niet dat ik ooit nog gelukkig kan zijn... Zelfs als ik mijn vrijheid erbij win... Maar ik... Ik wil wel dat jij gelukkig bent. Ik ben toch jouw meester? Ik wil dat je... Ik wil dat je Winky gelukkig maakt – als zij jou ook graag ziet. Ik wil dat jullie naar je gevoelens kunnen leven en gelukkig kunnen zijn. Als ik morgen vrij ben, ben ik jullie meester niet meer... Maar laat dat dan mijn laatste order zijn aan jullie.”
Dobby keek Severus met ongelovende ogen aan en Severus glimlachte opeens. “Voor mij is er geen hoop meer, maar ik wil geen ander geluk in de weg staan.”
Dobby sprong opeens om de nek van zijn meester en omhelsde Severus zo fel dat deze bijna achterover viel. “Meester!” piepte de huiself gelukkig. “Dobby’s hart! Dobby’s hart is nog nooit zo vrij geweest!”
Severus omhelsde de kleine huiself, maar keek somber voor zich uit. Toen Dobby hem los liet, keek Severus de huiself vastberaden in de ogen.
“Breng me naar de draak, Dobby. Het is tijd om mijn wens te doen.”


RE: Bevroren Hart - CartoonJessie - 28/08/2020

Hoofdstuk 21: De Wens

Dobby en Severus verschijnselden in de reusachtige grot. Severus keek zoekend om zich heen, maar kon de draak nergens zien.
“Draak?” riep Severus door de grot.
Dobby en Severus sprongen achteruit toen de draak opeens enkele meters voor hen het water uit schoot. Met open mond keken ze toe hoe het gigantische dier enkele meters boven hen bleef zweven, en door de zwaarte waarmee hij met zijn vleugels klapte, werden ze voorzien van een plaatselijke regenbui.
Nadat hij de druppels uit zijn gezicht had geveegd, trok Severus snel zijn huiself mee naar achteren om de draak genoeg plaats te geven om te landen op het eiland.
“Je bent vroeg,” merkte de draak op.
“Dat klopt,” zei Severus. “En ik heb een besluit genomen.”
De draak knikte en een mysterieuze glimlach verscheen op het gezicht van de draak.
“Ik geef mijn wens door. Ik kan niet wensen voor mijn vrijheid.” Severus keek even naar Dobby en knikte. “Zo een wens is enkel voor een heel dapper iemand weggelegd. Ik durf de buitenwereld niet langer aan.”
Dobby’s mond viel wagenwijd open en hij maakte hoge, protesterende piep-geluidjes.
“Geef mijn wens anders maar aan Dobby,” stelde Severus voor en daardoor viel Dobby helemaal achterover.
Severus en de draak keerden zich naar Dobby, die nu bewusteloos op de grond lag.
“Misschien had je hem beter kunnen vertellen van je verrassing?” stelde de draak voor. “Je huiself leek er niet echt klaar voor.”
Severus keerde zich naar de draak. “Ik wil graag dat hij de wens mag maken.”
De draak keek Severus met een oog half-dichtgeknepen aan. “Ben je daar zeker van?”
Severus knikte. “U zou me niet kunnen geven wat ik echt zou willen...”
De draak keek naar Severus en schudde zijn hoofd. De man was zo onzeker van zichzelf – zo vreselijk onzeker over zijn dromen. “Als het Loena Leeflang is die je wilt...”
Severus keek op naar de draak maar schudde zijn hoofd. “Ik kan niet wensen dat u zorgt dat ze verliefd op me wordt. Dat kan ik gewoon niet. Ik wil haar enkel als ze zelf haar gevoelens voor mij kan ontdekken – niet door commando.”
De draak schudde nog steeds zijn hoofd. “Severus... Mijn beste Severus... Je bent wijs en slim – maar je vindingrijkheid heeft duidelijk zijn grenzen.”
Severus keek verward naar de draak en de draak blies hard tegen Dobby aan, zodat de huiself weer bij bewustzijn kwam.
“Wa-wat?” mompelde Dobby afwezig en hij verschrok zich een hoedje toen hij de draak boven zich zag.
“Huiself Dobby,” sprak de draak plechtig. “Help je meester eens. Je meester wil Loena’s liefde, maar wil niet wensen dat zij verliefd op hem wordt. Wat zijn zijn alternatieven?”
Dobby keek aarzelend naar zijn meester voordat hij zich weer naar de draak keerde. “Euh...” Dobby dacht lang en diep na. “Anders moet de meester wensen dat Loena haar gevoelens weer echt kan voelen? Misschien dat Loena niet verliefd is op de meester... Maar dan weet de meester het zeker?”
Severus slikte bij het horen van dat voorstel en hij keek de draak met een strakke blik aan. De draak keek Severus indringend aan en knikte. “Heb je dat gehoord, Severus?”
Severus aarzelde. “U kan... U kan Loena’s hart... Haar gevoelens... teruggeven?”
De draak knikte wijs. “Loena is ze nooit kwijt geweest, Severus. Ze heeft al die tijd haar hart en haar gevoelens behouden. Haar emoties heeft ze al die tijd gehad – maar nooit kunnen ervaren. Haar hart is bevroren door het trauma dat ze al die jaren geleden heeft opgelopen en iedere onaangename ervaring die volgde, iedere pesterij, iedere keer dat ze niet de aandacht kreeg die ze verdiende, heeft een laag ijs boven op haar hart aangebracht. Als gevolg konden de gevoelens niet meer weg. Af en toe kwam er nog een gevoel door. Haar reusachtige angst die ze voelde toen wij elkaar ontmoetten, was zo enorm dat ze angst voelde voor jouw welzijn. Toen je haar neus brak na je laffe daden, voelde ze zoveel onmacht en verwardheid dat iets eruit moest komen. De pijn die ze voelde, was zo overheersend in haar lichaam dat ze het kleine gaatje naar haar hart niet meteen kon dichten en er kwamen meer emoties uit dan ooit ervoren. En toen jullie dansten... voelde ze iets wat ze nog nooit had ervaren. Voor een fractie van een seconde – zo kort – dat ze niet eens tijd had te beseffen welk gevoel het was. Ik kan haar bevroren hart ontdooien, Severus. Als dat is waarvoor je wenst.”
Severus werd overdonderd door dat voorstel en keek naar Dobby. Hij had zonet de wens doorgegeven aan Dobby, hij kon niet verwachten dat de huiself de wens teruggaf!
Dobby glimlachte enkel en knikte bemoedigend. “Meester, de wens is van u, niet van Dobby. Dobby heeft alles al. De beste meester in de wereld... En gauw ook de mooiste huiself om vast te houden wanneer Dobby dat maar wil!”
Severus voelde hoe de hoop tot hem terugkeerde bij Dobby’s woorden en hij draaide zich naar de draak. “Dan weet je mijn wens,” zei Severus vastberaden. “Laat haar terug haar gevoelens ervaren.”
De draak knikte, maar keek toen waarschuwend naar Severus. “Het is nog niet ochtend. En ik had je beloofd om je wens te innen op de volgende dag – en dat is dus niet deze nacht. Je zult dus geduld moeten hebben.”
Severus knikte en glimlachte. “Geen probleem! Ik heb al zo lang gewacht en geprobeerd haar gevoelens los te krijgen... Als ik nu weet dat ze morgenvroeg al haar gevoelens zal terughebben... Dan is het die ene nacht wachten wel waard!”
De draak knikte. “Dan wens ik je veel succes, Severus. En vergeet me niet. Ik geef je je wens – maar vergeet de mijne niet.”
“Je vrijheid,” knikte Severus en hij dacht diep na. “Ik weet niet meteen hoe ik je die kan geven, maar ik zal erover nadenken! Wie weet kan Loena nog helpen ook!”
De draak knikte langzaam en mysterieus. “Wie weet...”
Dobby en Severus verdwijnselden weer, maar de draak wist wat zou volgen. Hij zou wachten tot de ochtend om de wens te innen. Maar daarna zouden de dingen in een reusachtig tempo veranderen... en dan hij zou eindelijk weer vrij zijn.

Severus liet zich door Dobby naar de keukens brengen, waar hij alsnog aan zijn avondeten begon. Hij had honger en wist niet wat hij anders moest doen in afwachting van de ochtend. Hij keek zijlings toe hoe Dobby en Winky met elkaar omgingen, maar Winky leek zich van niets bewust en Dobby’s gestuntel leek bij Winky niet te verraden dat er iets mis was. Misschien was Dobby altijd zo lomp bij het afwassen van de borden?
Severus liet na een uur de twee huiselven alleen en knipoogde naar Dobby voor hij vertrok. Dobby werd zo paars dat Severus er zeker van was dat Winky nu wel iets zou doorhebben, maar hij vermoedde dat hij nooit zou te weten komen wat er tussen de twee huiselven zou afspelen die avond.
Hij liep naar de stal van Abraxis en het vliegende paard hinnikte tevreden bij het weerzien van Severus. “Hey Abraxis,” zei Severus zacht. “Bereid je alvast voor... De volgende keer dat je Loena zal zien... zal ze heel anders zijn.”
Abraxis keek niet-begrijpend naar Severus. Hij verstond dan ook niets van mensentaal.
Severus aaide het dier door zijn manen en keerde zich toen om om de ruïnes van Azkaban in zich op te nemen. Dit was nu zijn thuis. Het had tien jaren geduurd, maar eindelijk zag hij in dat hij hier behoorde. En hij had tien jaar gewacht om terug in actie te schieten – om vrij te zijn en avontuur te beleven – maar nu besefte hij zich dat hij in Azkaban zelf ook veel had beleefd. Misschien zelfs nog meer dan als hij vrij was geweest. Wie wist wat er nog allemaal in het verschiet lag?
De lucht boven Azkaban was helder die nacht. Zo helder had Severus het niet gezien in tien jaar en Severus staarde lang naar de volle maan boven hem. Middernacht passeerde en Severus wachtte de ochtend af. Hij wilde er zijn voor Loena – als haar hart zou ontdooien. Tegen drie uur ’s nachts maakte hij langzaamaan zijn weg naar binnen en hij ging Loena’s kamer binnen. Ze sliep vredig en Severus liep even naar haar bed om te kijken hoe het met haar was. Hij haalde een haar voor haar gezicht uit en voelde zich tevreden – maar tegelijkertijd was het ook ontzettend spannend. Hij wachtte voor het raam tot het eerste licht zou verschijnen.
Toen het eerste rode licht aan de horizon verscheen, wist Severus dat het zou gebeuren. Hij wandelde naar Loena’s bed en keek hoe ze sliep. Enkele minuten verstreken en Loena leek niet meteen anders – tot haar wenkbrauwen opeens lichtjes fronsten – voor slechts een fractie van een seconde.
Severus keek ademloos toe hoe ze opeens wakkerschrok en haar ogen wagenwijd openvlogen.
“Severus!” zei ze verward en ze wist niet wat te zeggen.
Severus glimlachte terwijl hij naar Loena keek. Haar verdwaasde blik was zo nieuw voor hem – zo anders – en overduidelijk bewijs dat zijn wens was uitgekomen. Zijn hart zwelde op en hij kon haar wel omhelzen – maar toch hield hij zijn afstand. Ze leek... anders...
“Ik...” Loena sloeg opeens de lakens van haar bed en stond gejaagd op. Ze begon te ijsberen in haar nachtkleed en ging met haar handen door haar haren. “Ik... Ik voel!” Loena hield haar adem in nadat ze dit had gezegd en ze keek wachtend om zich heen – alsof iemand haar gevoelens weer zou terugnemen. Maar dit gebeurde niet en Loena herhaalde: “Ik voel!”
Loena’s stem klonk nogal paniekerig, maar Severus moest hierom glimlachen.
Loena keek opeens met grote ogen naar Severus terwijl ze zich iets herinnerde. “Je wens! Je mag een wens doen! Je vrijheid! De draak! Dat is vandaag!”
Severus glimlach werd iets minder en hij keek enkel met een tevreden blik naar Loena. “Ik heb niet voor mijn vrijheid gewenst, Loena... Maar mijn wens is wel uitgekomen...”
Loena keek Severus verward aan, maar opeens sloeg ze haar hand verschrokken voor haar mond. “Nee! Severus, nee!” Loena leek lastig terwijl ze op hem afstapte. “Je hebt mijn gevoelens teruggewenst, is het niet? Oh nee...” Severus kreeg medelijden met Loena terwijl ze jammerend door de kamer liep. “Nee, nee, nee! Dit is helemaal fout, Severus! Je zou nu vrij moeten zijn en ik... Ik zou er zelf moeten uitkomen! Jij gaat nooit meer vrij zijn en nu is het mijn schuld!” Loena kon haar tranen niet bedwingen en huilde schokkerig. Severus had dit niet verwacht, maar reageerde snel door naar haar te lopen en haar in zijn armen te nemen.
“Rustig maar, Loena... Het is prima zo. Vrijheid wordt overschat... Ik help liever jou.”
Loena weende even in stilte, tot ze Severus hard van zich af duwde en een paar stappen achteruit deed. Haar ogen waren wazig en haar blik stond pijnlijk. “Dit had je moeten zeggen, Severus!”
“Ik kon het niet zeggen,” verdedigde Severus zichzelf snel. “Ik wist dat je niet zou willen dat ik mijn vrijheid opgaf voor jouw gevoelens...”
Loena schudde ongelovend haar hoofd. “Ik kan niet geloven dat je dat hebt gedaan!” Tranen stroomden over haar wangen. “Ik wil niet jouw gevangenschap op mijn geweten hebben.” Ze huilde opeens nog harder. “Ik heb al genoeg op mijn geweten!”
Severus hield niet van waar dit heen leek te gaan en hij probeerde zo kalm mogelijk te klinken. “Loena, ik wil niet dat je jezelf de schuld geeft. Dit was mijn eigen keuze – ik vond dat dit het beste was.”
Loena schudde haar hoofd terwijl ze hem aankeek door haar tranende ogen. “Ik kan dit niet aan...” mompelde ze wazig. “Dit is teveel... Mijn hart...” Loena liep naar haar bureau en hield zich vast. Haar knieën knikten terwijl wel duizend emoties door haar lijf leken te racen. “Ik heb hier niet om gevraagd, Severus!” zei ze geëmotioneerd. “Dit is niet goed...” Haar stem werd zwakker. “Het is meer dan ik aan kan...”
Severus keek in horror toe hoe Loena’s ogen wegdraaiden en ze in een hoopje ineenviel op de grond. Verschrokken rende hij naar haar toe en raapte hij haar op. Hulpeloos keek hij om zich heen. Hij voelde aan haar voorhoofd. Ze leek wel te gloeien.
Hij herinnerde zich hoe hij Loena nog al eens had aangetroffen terwijl ze ziek was – maar toen was het slechts haar lichaam geweest... Nu leek het... alsof haar eigen ziel op instorten stond.
“Wat heb ik gedaan?” vroeg Severus zich af terwijl hij zag hoe Loena onrustig leek te mompelen in haar bewusteloosheid. “Dobby! Winky!”
Dobby en Winky verschenen tegelijkertijd en hadden geen tijd om hun meester te groeten, zo snel beval Severus hen. “Breng me naar de draak. NU!”
Dobby en Winky aarzelden geen moment en Verschijnselden hem naar het eilandje in de reusachtige grot. De draak zat rechtop – alsof hij hen aanwezigheid had verwacht en hen had zitten opwachten.
“Draak!” riep Severus. “Wat is er aan de hand? Wat stelt dit voor?”
De draak leek zich niet op te jutten aan Severus’ eisende toon. In tegendeel – de draak bleef kalm terwijl hij Severus aansprak. “Loena’s hart is ontdooid en eindelijk heeft ze de tijd om alle emoties die ze zeventien jaar lang heeft onderdrukt te verwerken. Denk jij niet dat jij er even niet goed van zou zijn als je zoveel emoties zou moeten verwerken?”
Severus leek geënerveerd. “Dat had je wel mogen zeggen, Draak! Hoe lang gaat ze nodig hebben om dit te verwerken? Toch geen zeventien jaar, hoop ik?! Je hebt me beetgenomen!”
De draak schudde zijn hoofd. “Een beetje minder wantrouwend mag ook, Severus. Ik heb je niet beetgenomen. Loena haar gevoelens zijn terug open voor haar, maar ze moet inderdaad eerst haar oude gevoelens verwerken. Daar zal een aantal dagen duren. Geef haar die tijd, totdat ze zelf weet welke emoties er in haar leven. Rome is ook niet in één dag gebouwd.”
Severus leek nog steeds lastig omwille van het feit dat de draak niet had gezegd dat Loena er ziek van zou kunnen worden en hij keek bezorgd naar haar. Ze gloeide nog steeds.
“Ik ben nog niet met jou klaar!” zei Severus dreigend tegen de draak en de draak knikte kort voordat Severus tegen Winky en Dobby gebaarde dat ze hem terug mee mochten nemen.
Eenmaal terug in Loena’s kamer, legde Severus haar terug in haar bed neer. Er zat niets anders op dan wachten. Ze zou weer bij bewustzijn komen – en dan zou hij voor haar klaarstaan. Dat beloofde hij.


RE: Bevroren Hart - CartoonJessie - 28/08/2020

Hoofdstuk 22: Vlucht uit Azkaban

Loena’s slaap was gevuld met nare dromen. Ze herleefde vreselijke momenten op Zweinstein, maar ook helse herinneringen thuis en zelfs in Azkaban. Toen ze uiteindelijk wakker schoot, schrok ze toen ze Severus zag slapen in de zetel die hij bij haar bed had gezet.
Ze herinnerde zich hoe ze hem die keer had teruggevonden in Azkaban – die keer nadat hij haar had weggejaagd- hoe hij bijna was doodgebloed – een halfuur later en hij was echt dood geweest – en ze herinnerde zich hoe hij met haar had gevochten, hoe hij haar neus had gebroken en hoe hij alles behalve zichzelf was geweest. Angst en wantrouwen vulden Loena voor dit moment en ze stond geruisloos op van haar bed.
Ze had geen flauw idee wat ze moest doen met al deze gevoelens. Ze herinnerde zich dat ze was flauwgevallen. Maar hoe lang was ze nadien bewusteloos geweest? De vreselijke honger in haar maag leek haar te vertellen dat er veel tijd was gepasseerd sindsdien. Severus zelf zag er uitgeput uit en leek niet zo snel wakker te worden.
Loena vroeg zich af wat hij in haar kamer deed. Ze was toch niet ziek? Had ze misschien koorts gehad? Nee, ze voelde zich lichamelijk niet slecht – het was enkel geestelijk dat ze zich voelde alsof ze ieder moment zou ontploffen. Wist Severus dat dan?
Maar Loena kon maar niet vatten hoe het kwam dat hij bij haar zou wachten tot ze wakker werd... Waarom deed hij dat toch maar?
Loena keek hem aan en de stukjes van de puzzel leken in elkaar te passen. Ze begreep plots waarom hij was aan het wachten tot ze wakker werd. Waarom hij voor haar zorgde.
Hij hield van haar.
En nu dat Loena terug in staat was gevoelens te voelen, wilde hij vast en zeker niets liever horen dan dat zij haar eeuwige liefde aan hem beloofde. Maar Loena voelde geen liefde. Loena voelde enkel verwardheid, angst en wantrouwen. Hoe kon ze ook anders, na alles wat ze had meegemaakt?
De gedachte dat Severus zou wakker worden en haar met haar gevoelens zou confronteren, schrok haar zodanig af, dat ze in alle stilte haar mantel en schoenen nam en zich blootsvoets de kamer uitmaakte. Eenmaal in de gang begon ze te rennen en eens ze buiten op het plein was, trok ze gehaast haar schoenen en mantel aan.
Ze moest weg van Azkaban. Ze kon niet blijven. Severus had misschien gezegd haar vriend te zijn – maar zo voelde Loena het niet aan. Al haar gevoelens leken haar te zeggen dat ze moest rennen – zich moest wegmaken. Alle confrontaties die zouden volgen als ze niet vertrok, zouden enkel pijnlijk zijn voor zowel zichzelf als voor Severus. Het idee dat ze hem pijn zou doen, stond haar nog het minst aan van alles. Ze moest gewoon weg.
Loena haastte zich naar Abraxis en toen het gevleugelde paard zijn baasje in de deuropening van de stal zag staan, begon hij verschrokken te hinniken. Ze zag misschien uit als zijn baasje, maar ze was het niet. Ze was anders.
Loena probeerde Abraxis te kalmeren, maar het paard bleef hinniken.
“Rustig nou, Abraxis...” Loena sprong op zijn rug en dreef hem aan om te vertrekken. Abraxis deed de eerste stappen aarzelend, maar eens hij uit de stal was, flapte hij zijn vleugels sterk op en neer en na nog een tiental stappen schoot hij eindelijk de lucht in.
Ze waren slechts een tiental meter in de lucht toen Loena iets hoorde waarvan haar hart even ophield met slaan.
“Loena, nee!”
Loena wierp een angstige blik om haar schouder en zag dat Severus het plein oprende.
“LOENA!”
Loena hoorde de wanhoop in zijn stem en het leek alsof haar haren ervan rechtop gingen staan. Ze moest hem negeren. Ze kon gewoon niet verder met hem – haar hele ziel was bang voor wat zou volgen. Ze begroef haar gezicht in de manen van Abraxis en spoorde het dier aan om verder te vliegen.
Severus schreeuwde zich de longen uit zijn lijf, nog lang nadat Loena al niet meer kon horen wat hij riep.
“Loena!” Severus was hees van het schreeuwen en hij liet zich uitgeput op zijn knieën vallen. Dobby en Winky Verschijnselden plots op het binnenplein en renden naar hem toe.
“Meester!” riep Winky bezorgd. “Winky kon u tot binnen horen roepen. Wat is er aan de hand?”
Severus begroef zijn handen in het zand en probeerde tegen de hoofdpijn te vechten die in hem opkwam. Waarom? Waarom was ze weggegaan?
“Waar is Abraxis?” merkte Dobby opeens op toen hij zag dat de deur van zijn stal openstond.
“Weg,” zei Severus bitter. “Weg, net als Loena. Ze is...” Severus wist niet welk woord het beste zou passen. Ontsnapt? Weggelopen? “Ze is gewoon weg,” besloot hij uiteindelijk en hij gromde van frustratie. Hij voelde hoe zijn onmacht veranderde in woede en hij greep opeens zijn toverstaf. “Breng me naar de draak!” snauwde hij woedend tegen Dobby en Winky, maar zij begrepen dat zijn woede niet op hen was gericht en deden onmiddellijk wat hij vroeg.
Eenmaal in de grot, beval Severus zijn huiselven om weer te gaan. Dobby en Winky keken even naar elkaar alvorens dit ook te doen, maar ze beseften dat hun meester het niet zou appreciëren als ze zouden blijven. Met een plofje verdwenen ze weer – al moesten ze toegeven dat ze zich daar niet goed bij voelden.
“DRAAK!” schreeuwde Severus woedend toen hij zag dat het wezen nergens te bespeuren was. “TOON JEZELF JIJ LAFAARD!”
Severus liep woedend van de ene kant van het eiland naar het andere, maar nergens kon hij de draak bespeuren. Als hij zelf kon vuurspuwen, dan zou het het doen. Maar in de plaats daarvan stampte hij met zijn voeten op de grond en brulde hij beledigingen naar de draak die vastbesloten leek om zich niet te tonen.
Een uur lang hield Severus dit vol, tot hij geen stem meer had en niets meer kon schreeuwen naar de vreselijke lafaard van een draak. Maar hij was nog steeds woedend. En hij was radeloos. Loena was weg. En wat nog erger was: het was haar eigen keuze geweest. Wat ze ook had gevoeld, het had haar weggekeerd van hem. En hij wist niet hoe het nu verder moest.
Hij voelde zich uitgeput en ging liggen op de harde ondergrond van het eiland. Het licht van de paarse Obscura-kristallen werkte kalmerend op Severus’ zware gemoed en Severus kon enkel nog diep zuchten.
Uren verstreken en het was pas toen Severus in slaap viel, dat de draak langzaam uit het water kwam en bij hem op het eiland kroop. De draak keek naar de slapende tovenaar en voelde mee. Severus zou zijn nachtrust nodig hebben voor hetgeen hen te wachten stond en de draak wachtte geduldig tot Severus weer wakker werd.

Toen Severus uiteindelijk wakkerschrok, was hij voor een moment verward.
“Goedemorgen,” groette de draak hem, maar Severus herinnerde zich al snel weer dat Loena weg was en dat de draak zich daarvoor moest verantwoorden. Zonder nog een tweede keer na te denken greep Severus naar zijn toverstaf en sprong hij recht. Met zijn toverstaf vastberaden op de draak gericht, liep hij dreigend dichterbij.
“Waar... is... Loena?” vroeg hij langzaam en zijn ogen leken door de draak heen te willen branden.
“Maakt het uit waar ze is?” vroeg de draak even langzaam terug en hij keek Severus lang aan. “Want wat zou je doen – eens je zou weten waar ze is?”
Severus gromde gefrustreerd. De draak had een punt. Zelf zou hij er niet heen kunnen. Stomme vloek...
“Dan stuur ik Dobby en Winky erheen!” zei Severus vastbesloten.
De draak rolde met zijn ogen. “En wat moeten zij dan doen? Loena dwingen terug te komen?”
Severus keek gefrustreerd naar de draak. “Ik kan toch niet hier zitten en NIETS doen!”
De draak glimlachte bij het horen van de wanhoop in Severus’ stem. “Begrijp me niet verkeerd, Severus Sneep. Ik vind ook dat jij haar achterna moet. Sterker nog: ik zou je graag willen helpen!”
Severus schudde zijn hoofd terwijl hij erover nadacht. “Maar dat kan gewoon niet! Ik kan haar niet achterna! De vloek belet me om Azkaban te verlaten... Tenzij...” Severus keek opeens met grote ogen naar de draak. “Als jij mij nou eens mijn vrijheid schenkt, dan kan ik...”
“Neen, dat doe ik niet,” zei de draak kortaf en Severus trok een lip en keek de draak mopperend aan.
De draak moest lachen van deze blik en dit leek Severus enkel norser te stemmen. “Op dit moment is er maar één zaak die jouw vloek kan breken.”
Severus’ norse blik veranderde opeens in een verwarde blik. Severus keek de draak ongelovend aan. “Kan de vloek dan gebroken worden?” Hij had nooit gedacht dat er nog een beetje hoop overbleef – hoop dat de vloek verbroken zou kunnen worden.
“Iedere vloek kan verbroken worden,” antwoordde de draak mysterieus. “Er is slechts één ding in de wereld dat iedere vloek kan overstijgen – ongeacht hoe erg die vloek ook lijkt te zijn.”
Severus keek de draak verward aan en de draak schudde zijn hoofd.
“Het is niet alsof het nog nooit is gebeurd dat iemand aan een vloek is weten te ontsnappen, Severus. Jij weet dat normaalgezien ook.”
Severus keek nog steeds niet-begrijpend naar de draak.
“Staat je brein niet aan of zo?” spotte de draak met zijn lege uitdrukking. “Denk aan de grootste held uit je tijd.”
Severus zuchtte opeens. “Harry Potter,” mompelde hij tegen zijn zin.
“Als ik jouw verleden goed heb begrepen, is die jongen als baby ontsnapt aan een doodsvloek. Je weet toch ook nog hoe?”
Severus knikte tegen zijn zin. “Volgens Perkamentus kwam het door de liefde van zijn moeder – die had een schild gevormd, maar...” Severus leek zich opeens iets te beseffen. “Dat schild van liefde wist hem te beschermen tegen de vloek! Ik ben al vervloekt – hoe kan liefde mij dan beschermen? Sterker nog! Wij houdt er genoeg van mij om die vloek te kunnen breken? Loena in ieder geval niet! Dat heeft ze bewezen toen ze op Abraxis wegvloog terwijl ik wanhopig haar naam riep!” Severus leek enorm gefrustreerd door dat feit en hij ijsbeerde heen en weer. “Je vergelijking gaat niet op, draak! Niets kan mij nu nog bevrijden van de vloek! Alle hoop is weg...”
De draak keek Severus lang aan en glimlachte. “Denk je dat echt? Ik namelijk niet. Je zit hier nog bij mij – of niet? Hopend dat ik je op weg help – zodat je alsnog Loena terug kan krijgen... En dat kan je, Severus. Geloof me. Ze is enorm verward – enorm gekwetst. Al die emoties die ze al die jaren heeft opgekropt en niet heeft ervaren, komen nu op haar af als vlijmscherpe messen. Dat doet zoveel pijn dat ze niet kan zien wat de emoties van een ander zijn – daardoor kwetst ze jou nu zo. En haar nieuwe gevoelens – ze kan die niet alleen aan – maar tegelijkertijd kan ze er ook niet in geloven dat ze het – met de hulp van een ander – wel zou aankunnen. Het is mogelijk dat ze je niet tot last wil zijn – en ze gelooft heel hard dat ze dat is. Dat is wat je wil horen, niet? Dat moet je nu toch hoop geven?”
Severus durfde niet ja te knikken, maar hij moest de draak gelijk geven. Die woorden en die kennis vervulden hem weer van hoop. Ze had tijd nodig – dat kon hij begrijpen. Maar hij was teleurgesteld dat hij niet de kans had om haar te helpen – want dat wilde hij meer dan wat dan ook – haar helpen.
“Stel je voor dat ik hier wacht? Dat ik hoop dat haar liefde haar dan terugbrengt naar mij?” vroeg Severus voorzichtig.
“Severus,” ging de draak verder. “Het gaat niet om haar liefde voor jou... Het gaat om jouw liefde voor haar... Als die liefde verder kan reiken dan de muren van Azkaban, heb je een kans de vloek te breken.”
Severus voelde hoe wanhoop hem nu vulde. De draak had gemakkelijk praten. Hij had geen flauw idee hoe hij Azkaban zou kunnen verlaten.
“Dus...” vatte Severus langzaam samen. “Als ik genoeg voor Loena voel, kan ik een bezem nemen en zo door de magische grens rond Azkaban vliegen en Loena zoeken?”
De draak knipperde even met zijn ogen. “Ja en nee...” zei de draak onzeker. “Ja, de kans bestaat dat je door die grens kan vliegen... Maar ook dat is niet zeker... Je moet genoeg voor haar voelen. En eens je door de barrière bent, zal je Loena niet kunnen vinden. Iemand die niet gevonden wil worden, is altijd moeilijk te localiseren.”
“Kom op!” riep Severus gefrustreerd en hij zwaaide zo agressief met zijn toverstaf dat er kleine vonken vanaf schoten. “Zeg me dan wat ik moet doen! Als je alle antwoorden hebt, moet je me helpen! Je zegt me dat ik vrij zou kunnen zijn en dan zeg je dat het misschien toch niet lukt! Wat moet ik dan in hemelsnaam doen om zeker te zijn dat het zal lukken?”
De draak richtte zich streng op en zijn stem bulderde gevaarlijk door de grot. “Laat ten eerste die agressiviteit varen! Iemand die boos is, kan geen vloek breken met de liefde die hij voor een ander voelt!”
Het leek haast wel alsof Severus de kracht van de stem van de draak kon voelen in zijn eigen lijf en hij werd heel stil. De draak meende het serieus.
Severus probeerde zijn boze en gekwetste gevoelens te laten varen. “Ik probeer,” zei hij zacht.
De draak zag hoe het van Severus’ gezicht afstraalde dat hij hard probeerde. De intense en gefocuste blik stemde de draak gerust. “Goed, Severus, goed,” moedigde de draak hem aan. “Sta jezelf toe al die teleurstelling en woede achter je te laten. Voel de ware emotie die je voor Loena koestert.”
Severus deed zijn best, maar de beelden die hij voor zijn ogen zag hielpen hem niet. Loena die op Abraxis wegvloog. Loena die op hem uitvloog omdat hij haar gevoelens had teruggewenst.
“Concentreer je, Severus!” zei de draak opeens streng. “Enkel goede gedachten kunnen de emotie oproepen!”
Severus probeerde terug te denken aan een mooie herinnering en opeens dook het beeld op van Loena die op Kerstavond naar zijn kamer kwam – in haar prachtige jurk. Loena die in zijn armen danste... Loena die moest lachen om Severus’ impersonatie van de ezel in Midzomernachtsdroom. Loena die hem omhelsde...
Hij voelde hoe zijn hart zich vulde met goede emoties.
“Goed, Severus! Goed!” zei de draak terwijl hij Severus inspecterend aan bleef kijken.
Severus focuste zich, totdat opeens het zicht van Loena die wegvloog op de rug van Abraxis terug opdook en hij voelde hoe al zijn hoop als een ballon weg leeggeprikt in zijn hart.
“Nee, Severus!” riep de draak streng. “Je teleurstelling bepaalt niet hoezeer je van haar houdt! Laat je teleurstelling niet aan de liefde die je voelt komen – sta dat niet toe!”
Severus schudde zijn hoofd. “Ik probeer! Ik probeer echt! Maar ik voelde echt wel de liefde! Maar hoe lang moet ik dat dan voelen?! Wat gebeurt er als het me lukt?”
De draak glimlachte opeens mysterieus. “Als het je lukt, kan je er misschien in slagen mij vrij te laten.”
Verward draaide Severus zich naar de draak. “Huh? Wat? Jou vrijlaten? Ik wil Loena terughebben! Niet jou vrijlaten!”
De draak trok een wenkbrauw op. “En wie zegt dat dat niet samengaat? Ik kan Loena voor jou vinden. Of ga je liever zelf op zoek?”
Terwijl Severus diep nadacht, legde de draak zich met zijn hoofd neer op de grond. “Kijk, ik heb al zo lang gewacht om vrij te zijn... Ik kan wel langer wachten...” mompelde de draak. “Maar Loena heeft jou nodig. En snel. Dus als ik jou was zou ik mij gewoon vrijlaten en dan zijn we ervandoor.”
“Ja maar hoe doe ik dat dan?” vroeg Severus. “Hoe kan ik jou vrijlaten?”
De draak keek omhoog, naar het hoge plafond. “Breek daar een gat doorheen, groot genoeg voor mij om door te passen... En ik vlieg ons hier beiden buiten.”
Voor een moment leek Severus het te geloven, tot hij zijn hoofd schudde. “We zitten hier onder de zee! Van het moment dat ik hier een gat maak, loopt deze grot onder!”
De draak knikte met een grauwe uitdrukking op zijn gezicht. “Ik heb geen behoefte om hier terug te keren eens ik een vrije draak ben. Ik beloof je dat ik er niet rouwig om zal zijn als deze grot onderloopt!”
Severus schudde zijn hoofd. “Dat is niet meteen wat ik bedoelde.... Maar wat met ons? Ik wil niet weggespoeld worden door enkele woeste zeegolven.”
De draak rolde met zijn ogen. “Dat is maar een detail.”
Severus aarzelde en keek naar het plafond van de reusachtige grot. Daarna keek hij weer naar de draak. “Heb je zelf nog nooit geprobeerd door de stenen te breken?”
“Zeg nou zelf, Severus... Lijk ik jou nou een allesvernietigende draak? Ik heb mijn gewicht om tegen die stenen in te brengen, verder niets. Mijn vuur geraakt maar net warm genoeg om een eitje te koken... Het kan niet door steen heen branden.”
Severus haalde zijn schouders op. “Ik mag het toch even vragen, hoop ik? Maar goed – hoe ga ik het beste te werk?”
De draak kwam recht en deed een paar stappen dichter naar Severus, voordat hij zijn buik weer plat tegen de grond drukte. “Klim op mijn rug. Ik vlieg ons hoger, dan word je in ieder geval niet weggespoeld.”
Severus keek aarzelend naar de draak en krabte even in zijn haren. “En hoe moet ik dat doen?”
“Gewoon, tussen mijn vleugelgewrichten kan je zitten hoor.”
Severus was een tikje ongerust terwijl hij op de draak klom en toen deze zich afzette en zijn vleugels begon te klappen, hield Severus zich angstvallig vast aan de rug van de draak.
“Een beetje minder panisch mag ook, Severus,” grapte de draak terwijl hij door de grot vloog. “Waarom probeer je al niet eens een keer een hand los te laten? Dan kan je ook je toverstaf gebruiken terwijl je op mijn rug vliegt.”
Severus vond het niet zo logisch om de draak met slechts een hand vast te houden, hij was dit echt niet gewoon. Maar als dit zou helpen om sneller bij Loena te zijn... Zonder nog te aarzelen liet Severus plots zijn beide handen los van de draak en klemde hij zich zo goed als hij kon vast met zijn benen.
“Fantastisch!” lachte de draak. “Dat is de juiste stemming, Severus!”
Severus nam vastbesloten zijn toverstaf en keek naar de rotsen boven hem. “Waar kan ik het beste mikken?”
De draak flapte sterk met zijn vleugels en keek omhoog. “Daar!” zei hij vastberaden. “Dat is het hoogste punt in heel de grot... Volgens de logica zou daar de laag rots het dunste moeten zijn... Daarenboven zou het gevaarlijk zijn op een lager punt een gat proberen te maken – dat zou mogelijk de hele grot kunnen doen instorten.”
“En we willen inderdaad niet dat dat gebeurt,” vulde Severus droogjes aan. “Blijf van onder dat punt uit. Ik zal het zijlings raken. Als er rotsblokken vallen, vallen die tenminste niet op ons.”
De draak knikte en circelde om het punt heen. Severus mikte en wilde de spreuk uitspreken, toen de draak hem onderbrak.
“Denk aan Loena, Severus. Je gevoelens moeten sterk zijn. Je gedachten mogen niet buigen – anders zal de vloek je blijven achtervolgen.”
Severus luisterde aandachtig en knikte. Loena. Hij moest haar vinden. Er was niets waarvan hij meer zeker was. “BOMBARDA!” riep hij luid.
Enkele rotsblokken vielen naar beneden en het leek even alsof de stenen kraakten, maar het geluid hield snel op. Met dat de rotsblokken in het water onder hen vielen, voelde Severus opeens een steek in zijn zij.
“Je concentreert je niet genoeg!” riep de draak streng. “En daardoor geef je de vloek een kans je te verzwakken! Je moet haar oproepen in je hart, niet enkel in je geest!”
Severus voelde aan zijn zij en slikte bij het zien van zijn bebloede vingers. Dit was gekkenwerk! Hij kon toch niet door de stenen heen breken als iedere steen die afbrokkelde hem zou verzwakken?
“Lap jezelf op!” zei de draak snel. “En denk aan Loena!”
Severus knikte, maar hij was geïrriteerd. Hij dacht heus wel aan Loena, maar zou zijn liefde voor haar kunnen voorkomen dat de vloek hem alsnog kon raken?
Hij gooide zijn hemd af en sprak enkele helende spreuken uit over de wonde in zijn zij. Toen hij eenmaal klaar was, was er nog steeds een litteken zichtbaar – maar het bloeden was gestopt en hij voelde zich weer iets beter.
Hij deed zijn hemd weer aan, maar hield het open en hij probeerde zich te concentreren op Loena. “Draak, ik ben er bijna klaar voor,” zei hij plechtig en de draak ging weer hoger vliegen. Severus nam ditmaal zijn tijd. Loena zat naast hem te lezen. Loena dook het water in. Loena zat aan tafel met hem – te eten.
“BOMBARDA!”
Ditmaal voelde Severus hoe een diepe snee in zijn bovenlijf sneedt en hij siste van de pijn.
“Er zijn veel rotsblokken neergekomen, Severus, dat is goed,” sprak de draak in een bemoedigende stem. “Maar je roept niet de juiste emotie op.”
Severus heelde zichzelf weer en keek gefrustreerd. “Het is echt niet gemakkelijk!” bracht hij tegen de draak in. “Ik heb geen flauw idee wat ik precies moet voelen – welk moment ik moet oproepen. Ik voelde me vredig genoeg in haar bijzijn – is dat niet genoeg?”
“Severus,” sprak de draak geduldig. “Je vredig voelen is niet alles. Ware liefde is meer dan vrede alleen. Het is vrede en opwinding – het is puur genot en tegelijkertijd een enorme zorg. Het is niet louter één aspect dat je moet kunnen oproepen, het zijn er meerdere tegelijkertijd.”
Severus dacht diep na. “Maar dat gevoel – dat bestaat gewoon niet! Hoe kan ik zoveel gevoelens in één keer oproepen?”
De draak schudde zijn hoofd. “Severus, misschien is dat gevoel niet terug te vinden in iets wat jullie nu al hebben beleefd – maar in iets wat nog voor jullie moet komen. In plaats van je te focussen op het verleden of het heden, moet je misschien je gevoelens zoeken in de toekomst.”
Severus wist dat het niet gemakkelijk zou zijn om zo een gevoel op te roepen, maar ergens leek het wel logisch. Echte liefde was nog niet iets wat hij samen met Loena had gevoeld... Maar als hij het kon inbeelden... Vastberaden richte hij zijn toverstaf op het bovenste deel van de grot terwijl de draak nog steeds kalm rondcirkelde.
En toen – voor een kort moment – wist hij het gevoel op te roepen... De vrede van in haar armen te zijn, de opwinding van een eerste kus, het heerlijke genot dat erbij hoorde, maar tegelijkertijd de enorme zorg dat hij haar zou kunnen kwijtraken.
En hij wist dat het moment gekomen was.
“BOMBARDA!”
Deze derde slag was fataal voor de grot en het water stroomde eruit. Maar het was niet genoeg – het gat was te klein. “Bombarda!” riep Severus nog een drietal keren.
Het water stroomde met heel veel kracht de grot in en de draak hield zijn hoofd schuin opdat hij Severus alsnog kon aankijken. “Ben je er klaar voor? Het kan zijn dat we een heel stuk door het water moeten...”
Severus voelde aan zijn bovenlijf. Geen wondes! Het was gelukt! Was de vloek gebroken? Dat moest wel!
Hij leek buiten zichzelf van vreugde. “Laat maar komen! Ik ben er helemaal klaar voor!”
De draak glimlachte en dook opeens het water in. De woeste stroming maakte het moeilijk voor Severus om te blijven zitten, maar hij hield zich zo goed als hij kon vast. Hij sprak snel een Bubbelbolbezwering uit en nam diep adem. De draak zwom tegen de stroming in en naderde het gat waardoor het water naar binnen stroomde. De stroming van het water was zodanig sterk dat het veel moeilijker voor de draak was dan ze beiden vooraf hadden kunnen bedenken.
Severus zag hoe hard de draak met zijn vleugels en voorpoten door het water probeerde te geraken, maar hoe ze steeds verder en verder van het gat verwijderd werden. Severus realiseerde zich dat de draak ook geen ongelimiteerde voorraad lucht in zijn longen had – of misschien wel? Ze konden niet veel langer wachten – daarenboven moesten ze op zoek naar Loena!
“Draak!” riep Severus en hij zag dat de draak zijn hoofd lichtjes draaide als teken dat hij luisterde. “Ik heb een idee maar ik zal je er wel voor moeten vervloeken!”
De draak knikte vastberaden en Severus nam zijn toverstaf. “Levicorpus!”
Severus hield zich extra stevig vast aan de draak terwijl deze ondersteboven werd gezwierd in het water en zijn achterpoten door magie naar boven werden getrokken. Het duurde wel minstens twintig secondes voordat ze uiteindelijk boven water geraakten en Severus was zo duizelig van hun snelle en steile rit door het water, dat hij zich amper bij bewustzijn kon houden toen hij boven water kwam. Het duurde dan ook maar een paar secondes voordat hij in het water van de zee viel terwijl de draak ondersteboven bleef hangen in de lucht.
Het zoute zeewater en de sterke stroming waren genoeg om Severus meteen weer wakker te schudden en hij merkte opgelucht op dat hij zijn toverstaf nog steeds in zijn hand had. Hij sprak vliegensvlug de tegenbezwering uit op de draak en deze draaide zich meteen om in de lucht en kon zich maar net boven het water zwevende houden. Met zijn poten viste hij Severus uit het water en steeg hij steeds hoger en hoger op. Severus keek onder zich en vond het lichtjes eng om zijn benen naar beneden te zien bungelen terwijl het wateroppervlak steeds verder en verder weg leek te gaan.
“Fantastisch idee om die spreuk uit te spreken, Severus!” riep de draak uitbundig. “Ik had mijn adem niet veel langer kunnen inhouden! En zie ons nou!”
De draak deed opeens iets wat Severus niet had zien aankomen. Severus voelde hoe hij hoog in de lucht werd gegooid en schreeuwde luid terwijl hij terug naar beneden viel. De draak ving hem echter handig op op zijn rug en Severus kreunde van de impact en hield zich stevig vast aan de rug van de draak. “Haha! We zijn vrij, Severus! VRIJ! Zie daar!”
Severus keek op en zag het eiland van Azkaban liggen, enkele honderden meters van hen af. Het was vreemd. Severus had nog nooit de ruines gezien vanop deze afstand. Het zag er zeker niet slecht uit – het eiland was dan ook mooi opgeknapt geworden. Het leek onecht.
“Lijkt haast alsof ik droom,” merkte Severus glimlachend op.
“Dit is geen droom, hoor,” bevestigde de draak. “Maar ga gerust verder met dromen over Loena... Je hebt het kunnen oproepen! Het gevoel van echte liefde. Heel knap, Severus, heel knap. Je bent vrij.”
Severus lachte en keek naar de draak. “En hoe zit het met jou? Jij bent ook vrij – voor de allereerste keer in je leven? Wat vind jij ervan?”
De draak keek naar beneden. “De zee is mooi gekleurd in het daglicht. Maar na een leven lang in een grot vol met water, kan ik niet zeggen dat het water me nu nog veel aanspreekt.” De draak keek omhoog. “Maar die wolken!! Ze zijn prachtig! Lijkt haast alsof ze op te eten zijn!”
De draak steeg snel op en Severus hield zich plat tegen de rug van de draak – hij had het gevoel dat zijn brein anders geplet zou worden. “Draak!” riep Severus. “Wolken zijn ook maar water, hoor!”
Daar kwamen ze enkele secondes later ook achter toen de draak door de wolk vloog. Eenmaal uit de wolk, zuchtte Severus, maar de draak leek niet erg teleurgesteld. “Zoet water! Wolken proeven beter dan de zee! Maar het pluizige uiterlijk is inderdaad wel wat verraderlijk... Ik kan inderdaad niet zeggen dat het pluiziger proefde.”
Severus glimlachte, blij omwille van het optimisme van de draak, maar zijn blik werd al gauw weer serieus.
De draak onderbrak hem voordat hij iets kon zeggen. “Ik weet het, Severus. Loena. We zullen haar vinden. In feite, ik ben nu al in de juiste richting aan het vliegen. Het zal enkel een tijdje duren voordat we er zijn. Ik hoop dat we het op tijd halen...”
“Op tijd?” vroeg Severus. “We hebben toch helemaal geen afspraak – ze weet niet eens dat we komen – wat bedoel je met op tijd?”
De draak keek duister voor zich uit terwijl hij zich door het luchtruim haastte. “Dat zal je zien eens we er zijn.”


RE: Bevroren Hart - CartoonJessie - 28/08/2020

Hoofdstuk 23: De Klif

Loena bond Abraxis vast aan de enige boom die er in de wijde omgeving te zien was. Ook al hinnikte het gevleugelde paard onrustig, Loena probeerde het te negeren en controleerde of het touw stevig vast zat.
Haar handen trilden en er stonden stille tranen op haar wangen – maar de schuld die ze voelde tegenover Abraxis was het minst erg van alle andere schuld en spijt die ze voelde. Als een hamer die op haar hoofd was geslagen, had ze beseft wat een hel haar leven was geweest. En al waren haar jaren na Zweinstein op bepaalde gebieden verbeterd – ze had immers geen gemene pesterijen hoeven te doorstaan in de veiligheid van haar eigen huis – die negen jaren leken nu verspild. Ergens besefte ze dat haar leven niet het hare was geweest, dat ze door haar gebrek aan gevoel het ene vernederende moment na het andere had beleefd en ze kon niet inzien hoe iemand haar nog ooit serieus zou kunnen of willen nemen. In de ogen van de buitenwereld moest ze een grote surreëele grap zijn.
En dan was er Severus... Mogelijk de enige persoon die haar absurditeit erbij zou willen nemen – waarschijnlijk puur omwille van het feit dat hij door zijn eenzaamheid zodanig was doorgedraaid dat hij er immuun voor was geworden.
Maar stel dat ze terugkeerde naar Severus... Stel dat de buitenwereld er iets van te weten zou komen... Dan zou ze nog meer dan ooit uitgestoten worden. Ze herinnerde zich de hardheid van Severus toen hij nog professor was. De onuitstaanbaarheid die hij had uitgestraald naar zijn leerlingen. De haat die hij had geuit als hij niet-zwadderaars aansprak...
Loena begreep niet hoe ze ooit zo dicht bij hem was geraakt – zo dicht dat ze hem bij zijn hand durfde nemen, dat ze hem op zijn kamer had bezocht – dat ze hem had omhelsd! Dat kon toch gewoon niet? Severus Sneep was – volgens de gevoelens die ze die nacht had ervaren – een onuitstaanbare, bittere man. Een held misschien wel ja, maar toen hij haar na tien jaar terugzag, wilde hij niets liever dan haar geheugen wissen. Toen zij hem had geholpen, had hij haar neus gebroken!
De vorige dag had ze op de rug van Abraxis Engeland weer bereikt en ze hadden de hele nacht over het land gevlogen. Terwijl tientallen kleine en grote dorpen en steden onder hen te zien waren, had Loena niet kunnen stilstaan bij de schoonheid van dat uitzicht. Ze had zich met momenten koortsig gevoeld bij het herleven van slechte herinneringen en op andere momenten was ze zo gevuld van haat, woede en afgunst tegenover de anderen in haar leven, dat ze niet meer had geweten wie ze was.
Slechte emoties overheersten in Loena en ze was zo bitter dat zelfs Severus – in zijn jaren als professor dan – een optimist leek in vergelijking met haar.
Maar zelfs als ze wraak overwoog, realiseerde ze dat dat niets voor haar was. Ergens wist ze dat ze geen vlieg kwaad zou kunnen doen en die kennis stemde haar nog bitterder. Niemand zou ooit die pestkoppen kunnen tonen dat ze eikels waren geweest – niemand zou hen ooit straffen. Er was maar één manier waarop Loena hen zou kunnen raken. Ze zou hen zo hard kunnen raken, dat ze hun hele levens lang met schuld zouden zitten.
Ze stapte door het gras weg van Abraxis en ze klom aan het weiland omhoog. Toen ze deze ochtend met Abraxis over dit stukje land was gevlogen, had iets in haar een teken gegeven dat deze plek juist was. Toen ze uiteindelijk de grote klif aan het einde van het weiland bereikte, keek ze uit over de wijde oceaan in de verte en recht onder haar waren niets dan ruwe en kille rotsen. Het zou geen glorieuze dood zijn – dat wist ze. Maar ze had geen ambitie om een glorieuze dood te sterven. Ze had geen ambities meer – geen enkele. Het enige wat ze nog kon doen, was sterven.
Ze voelde spijt, maar niet omdat ze nu zou sterven. Ze voelde spijt omdat ze nooit had geleefd. De enige manier waarop ze dat kon goedmaken, was door haar eigen leven te nemen en de wereld van haar te verlossen. Zij die haar ooit kwaad hadden gedaan, zouden sterven met schuldgevoelens en dat vond ze wel juist.
Terwijl ze daar zo op de rand stond, secondes voor ze de sprong maakte die zou beslissen over leven en dood, merkte ze niet dat haar allerlaatste hoop door de wolken naar beneden schoot.

De draak had Severus tijdens hun vlucht hints gegeven – hij had een aantal keren gezegd dat ze zich moesten haasten, dat Severus de juiste keuze zou moeten maken en amper tijd zou hebben om erover na te denken – en Severus besefte dat de draak de toekomst had gezien en dat het inderdaad van hem zou afhangen.
Maar terwijl ze naar beneden doken door het wolkendek en hij Loena een fatale stap naar voren zag nemen, besefte hij pas hoe belangrijk zijn aanwezigheid hier was. Al was de draak nog zo snel en al doken ze nog zo stijl naar beneden – de zwaartekracht maakte het een spannende race. Severus moest iets doen om Loena af te remmen. Er was maar één spreuk die hij op dat moment kon bedenken om de zwaartekracht af te remmen en op minder dan een seconde had hij zijn toverstaf getrokken en de spreuk geroepen.
“Immobilus!”
De magische golf begaf zich zo snel naar Loena, dat toen de golf haar raakte, ze wel twintig keer zo langzaam als zou moeten naar beneden viel. Op slechts drie secondes waren Severus en de draak nu bij haar en hield Severus zijn armen open om haar op te vangen.
Ze landde zachtjes in zijn armen en Severus durfde amper te ademen toen hij haar aankeek. In haar ogen kon hij zoveel emotie zien dat hij geen flauw idee had wat ze nu voelde. Hij sprak zachtjes de tegenspreuk uit, maar verschrok zich toen Loena hem opeens hysterisch begon te slaan.
Instinctief hield hij zijn handen voor zijn gezicht en de draak vloog langzaam naar het weiland boven aan de klif.
Door Loena’s hysterische geschreeuw kon hij amper een woord te verstaan en Severus had geen flauw idee wat haar in de eerste plaats had gescheeld om van die klif te springen.
“Stop!” riep hij hulpeloos. “Loena, stop! Stop! STOP!”
Toen haar slagen amper nog impact leken te hebben, jammerde ze en haar woorden waren voor het eerst weer verstaanbaar. “Hoe kon je! Het was mijn keuze... Mijn leven... Ik moet dit doen...”
De draak landde op het weiland en draaide zijn hoofd om te kijken naar Loena en Severus die op zijn rug zaten. De stem van de draak was kalm en zowel Loena als Severus werden er stil van. “Loena, als je echt wil springen... Leg dan eerst aan Severus uit waarom.”
Loena snikte, maar iets in die woorden leek haar een vreemde soort troost te bieden – en ze stemde knikkend toe.
Severus snapte dat de draak net zo min als hem wilde dat Loena zou springen, maar misschien zou hij nu een kans hebben om Loena te overtuigen van haar ongelijk en zou hij zo een fatale sprong kunnen vermijden.
De draak bukte zich en Loena en Severus gleden van zijn rug af.
“Ik haal Abraxis,” zei de draak vastbesloten.
Severus wilde vragen hoe de draak kon weten waar het vliegende paard was, maar besefte toen dat – bij het aanraken van Loena – hij vast had geweten wat ze de afgelopen uren had gedaan en wat er door haar hoofd was gegaan – en dus ook wat er met Abraxis was gebeurd.
Severus zou alles doen voor de kennis van de draak op dit moment, want hij wist niet hoe hij dit gesprek moest beginnen.
Terwijl hij denkend in het gras stond, realiseerde hij zich iets – dit was de eerste keer in tien jaar dat hij weer aan land was. Echt land – niet Azkaban. En ook al had hij zoveel belangrijkere zaken in zijn hoofd, hij glimlachte.
Loena keek hem met gefronst voorhoofd aan. “Wat zit je te lachen?” vroeg ze verward, maar met gefrustreerde ondertoon.
Severus schudde zijn hoofd en haalde diep adem. “Het is de eerste keer in meer dan tien jaar dat ik in een weiland sta,” zei hij met een lichtjes dromerige toon. “Al denk ik dat ik misschien voor die tijd ook al heel lang niet meer in een weiland als het deze ben geweest...”
Terwijl Loena nors naar hem keek, leek Severus voor een moment op te gaan in de vrijheid die hij voelde. Ieder ander persoon die hen beiden ooit had gekend, zou hebben gezien hoeveel er mis was met dat beeld – want normaalgezien zou Severus nors moeten zijn en was het Loena die dromerig was.
Loena leek zo opgeslokt in haar eigen emoties dat ze niet besefte dat Severus vrij was. Severus merkte dit ook en keek Loena lang aan. “Loena, ik ben vrij! En de reden dat ik weer vrij ben... ben jij!”
Het verwarde Severus dat Loena hem vol ongeloof aankeek – net alsof hij net had gezegd dat hij een breiclubje was begonnen.
“Ik dacht...” Severus zijn glimlach viel helemaal weg. “Ik dacht dat je op zijn minst blij voor me zou kunnen zijn...”
Loena rolde met haar ogen en schudde bitter haar hoofd heen en weer. “Goed voor je! Heel tof!” De sarcastische ondertoon in Loena’s stem was zo vreemd, dat Severus er kriebels van over zijn rug voelde.
Loena leek helemaal geen zin te hebben in deze conversatie en stapte van Severus weg. Hij zag dat ze weer richting de klif liep en rende haar snel achterna. Hij greep haar pols en draaide haar zo snel om, dat ze over haar eigen voeten tegen hem aan viel. Ze sloeg hem gefrustreerd tegen zijn borstkas en deed een stap naar achteren.
“Laat me met rust, Severus!”
Er straalde zoveel woede en ontevredenheid van Loena af, dat Severus bijna gehoorzaamde. Hij slikte, maar herinnerde zich er al snel aan dat hij haar niet zou toestaan hem de les te lezen. Hij was immers Severus Sneep – en als iemand een irritante eikel kon zijn – dan was hij het wel. Hij zou haar niet toestaan om hem te zeggen wat hij moest doen.
“Nooit!” zei Severus luid en Loena schrok even van zijn volume. “Nooit, Loena! Ik laat je niet met rust – nu niet, nooit niet. En als je weer springt, vang ik je weer op. Tien keer – honderd keer – duizend keer als het moet! Vraag me niet hoe – maar ik doe het!”
Loena schudde ongelovig haar hoofd bij het horen van die woorden, maar ontweek zijn blik. Ze wist dat ze het moeilijk zou krijgen als ze hem aankeek. “Je bent me niets verschuldigd, Severus.”
Severus stapte opeens naar voren en nam haar beide armen vast. Hij schudde haar lichtjes door elkaar terwijl hij sprak – maar ze staarde eerder naar zijn hemd dan naar zijn gezicht. “Ik ben je alles verschuldigd, Loena! Weet je niet meer toen ik door het lint ging? Toen je mij bloedend terugvond nadat ik de halve rechtervleugel had opgeblazen? Dat jij me genas en dat jij me weer zin gaf? Zin om verder te gaan?”
Loena’s ogen stonden kil, maar ze luisterde desondanks en Severus was daar dankbaar voor.
“Het waren jouw woorden van hoop die me er terug bovenop hielpen! Zonder jou was ik nu dood, Loena! Denk je dat je de enige bent? De enige die ooit wanhoop of pijn heeft gevoeld? Die denkt geen reden te hebben om te leven? Je staat er niet alleen voor. Ik weet niet wat al die stemmen in je hoofd tegen je zeggen, maar ze liegen! Ik weet niet waarom je ervan overtuigd bent dat die sprong nemen...” Severus wees naar de klif verderop en schudde zijn hoofd. “...dat die sprong jouw redding zal zijn! Want dat is niet zo! Het vraagt moed om te blijven leven – en misschien dat je die moed nu niet hebt, maar... Ik wil de mijne wel met je delen. Laat me je helpen! Alsjeblieft, Loena!”
Loena voelde hoe de druk in haar hoofd erger en erger werd met ieder woord dat Severus had gezegd – of eerder geroepen had tegen haar. Tegen de tijd dat hij klaar was, weende ze tranen die leken te gloeien van hitte.
“Alsjeblieft Loena,” smeekte Severus weer terwijl hij op beide knieën voor haar ging zitten en haar beide handen vastnam. “Ik smeek het je. Spring niet. Geef me nog een kans. Ik zei dat ik je zou helpen je gevoelens terug te krijgen – en dat is gelukt! Maar ik laat je nu niet zitten! Nu zal ik je ook helpen die gevoelens onder controle te krijgen.”
Loena snikte en schudde ongelovend haar hoofd. “Hoe?” vroeg ze wanhopig.
Severus stond weer recht en stapte tot voor haar. Hij hield zijn armen voor haar open en keek haar lang aan. Voor het eerst in hun gesprek, durfde Loena het aan om hem aan te kijken. Haar hart leek te breken bij het zicht van zijn ogen – alsof ze kon zien wat voor pijn ze hem had gedaan – alsof ze kon zien hoe ver hij voor haar was gekomen en zij hem had laten zitten. Hij zou haar inderdaad niet laten vallen, dat kon ze zien in zijn blik. Ze leek het te snappen terwijl ze wenend tegen hem aanviel en hij omhelsde haar zo hard dat hij haast bleek werd van de kracht die hij in die omhelzing stak.
Ook Loena zette zoveel kracht in de omhelzing dat ze er haast suf van werd – maar dat was niet de reden waarom ze nu tranen van pijn weende. In feite voelde ze hoe er een sprankje hoop en warmte binnendrong – en het deed pijn om al de rest buiten te jagen.
Severus stond met Loena enkele meters van de klif af en zag in de verte hoe de draak en Abraxis aangewandeld kwamen. Hij liet Loena echter niet los. Hij zou voor haar zorgen – ongeacht wat komen zou.

Severus hield Loena nog steeds vast toen de draak afzette en ze de lucht in vlogen. Abraxis volgde de reusachtige draak en Severus en Loena keken achterom om te zien hoe de klif kleiner en kleiner leek te worden naarmate ze hoger de lucht in stegen, tot ze uiteindelijk boven de wolken uitkwamen.
“Waar gaan we heen?” vroeg Loena zwakjes. Haar stem trilde – net zoals haar handen en ze was ergens wel blij dat Severus haar vasthad – anders zou ze zich heel onveilig gevoeld hebben.
“Zeg jij het maar,” stelde Severus zacht voor. Hij was bang haar weg te schrikken. Ze leek zich net weer een beetje in orde te voelen – hij wilde dat dat zo bleef.
Loena dacht even na, maar keek toen naar hem op. “Naar huis?” stelde ze voorzichtig voor.
Severus knikte begrijpend. “Je vader zal blij zijn om je terug te zien.”
Loena aarzelde – alsof ze iets wilde zeggen maar het niet durfde – en haar wangen zagen opeens erg rood. “Ik bedoelde Azkaban,” zei ze stilletjes en Severus hield even zijn adem in terwijl hij haar ongelovend aankeek.
“Ik denk dat ik nog niet klaar ben om mijn vader te zien,” gaf Loena eerlijk toe en ze keek even in Severus’ ogen. “Maar ik zou graag een tijdje in Azkaban blijven... Daar voel ik me veilig.”
Severus voelde hoe zijn hart leek op te zwellen en hij knikte tevreden. “Natuurlijk. Dan gaan we terug naar Azkaban. Draak?”
De draak draaide lichtjes zijn hoofd naar Severus en Loena en keek hen glimlachend aan. “Ik weet heus wel wat jullie willen hoor. We zijn voor het donker terug.”


RE: Bevroren Hart - CartoonJessie - 28/08/2020

Hoofdstuk 24: Ontluikende Gevoelens

De draak had niet gelogen – ze waren voor zonsondergang terug in Azkaban en het was vreemd – maar tegelijkertijd ook heel vertrouwd – voor hen beiden om terug bij de ruïnes te zijn. Severus wilde Loena begeleiden naar haar kamer – maar dit stond ze niet toe. Volgens haar moest ze nu leren hoe ze voor zichzelf moest zorgen en was het beter als Severus haar haar eigen plan liet trekken.
Severus kon ditmaal niet anders dan gehoorzamen – haar stem was weer stabieler en langzaamaan leek het alsof ze de dingen weer beter kon inschatten. Hij was een beetje teleurgesteld door het feit dat hij haar nog niets had kunnen zeggen over zijn gevoelens voor haar – en over hoe hij uiteindelijk terug vrij was geraakt – maar hij geloofde erin dat ze het hem wel zou vragen – hij was er zelfs van overtuigd dat het niet meer lang zou duren.
Op zijn kamer was Severus verrast geweest toen hij zag dat de kristallen bol geen licht of kleur meer leek uit te stralen. Nu de vloek was gebroken, was de kristallen bol weer enkel dat – een levensloze kristallen bol.
Dobby en Winky waren uitzinnig van vreugde geweest toen ze bij Severus werden geroepen en hij hen vertelde over hoe hij vrij was geraakt – en hoe hij Loena had gered van een hele lelijke val. Hij kon zijn huiselven heel wat moeilijker geruststellen toen ze hoorden hoe slecht Loena zich had gevoeld en beiden hadden ze voorgesteld om de wacht te houden aan haar deur – of zelfs in haar kamer. “Zorg dat het Loena aan niets ontbreekt, maar laat haar verder met rust,” had Severus hen geboden en – al was hij technisch niet langer hun meester – ze gehoorzaamden met plezier.
Toen Severus de volgende ochtend bij het eerste ochtendlicht al klaarwakker in zijn bed lag, besloot hij dat hij beter kon opstaan en nadat hij was omgekleed, wandelde hij de trappen af naar het binnenplein. De draak leek verdwenen en Severus had geen flauw idee of hij de draak ooit nog zou zien. Hij liep richting de zee en voelde de wind door zijn haren. Abraxis hinnikte enthousiast en verliet zijn stal om Severus kopjes te komen geven. Severus aaide het gevleugelde paard en was zo verzonken in gedachten dat hij lichtjes schrok toen hij Loena’s stem achter hem hoorde.
“Hoi,” zei ze zwakjes.
Severus merkte haar angstige blik op en staarde haar voor een klein moment met open mond aan. Hij slikte snel voordat hij onhandig vroeg: “Gaat het?” Hij wilde haar zoveel meer vragen dan dat, maar woorden ontbraken.
Loena haalde haar schouders op. “Nachtmerries,” antwoordde ze kort.
Severus raakte even haar schouder aan, maar liet snel los toen hij zag dat Loena lichtjes bloosde.
“Wil je erover praten?”
Loena schudde met haar hoofd van neen, maar begon desondanks te babbelen. “Ik droomde dat enkele oude klasgenoten naar hier waren gekomen en al mijn schoenen hadden verstopt. En toen ik mijn kamer verliet om ze te zoeken, liep ik een cel in en toen sloten ze me op. Ze zeiden dat ik dat verdiende...”
Loena slikte nadat ze dit zei en ze keek even naar Severus, die met haar te doen had.
“Waarom zou je dat verdienen?” vroeg hij haar zacht en ze haalde haar schouders even op, haar lip trillend terwijl ze sprak.
“Ik denk dat ze wisten dat mijn moeder dood is door mijn eigen schuld.”
Severus zag Loena’s tranen in haar ogen en hij wist dat het haar pijn deed om dat toe te geven.
“Loena...” zei hij zacht en hij schudde zijn hoofd. “Je mag jezelf niet de schuld geven van je moeders dood.”
Loena zuchtte diep en veegde snel een traan weg. “Ik weet het... Ik wilde ook helemaal niet dat ze stierf. En ik was misschien te jong om beter te weten... Maar nog steeds is het jammer dat ze stierf... En hoe ze stierf. Ik weet dat ik me die schuld niet mag aantrekken – en ergens doe ik het ook niet. Het was een ongeluk – en het is fout om iemand de schuld te geven van een ongeluk.”
Severus keek naar Loena. Hij wist wel dat zij ook geloofde wat ze zei, maar ze leek nog steeds erg van streek. “Waarom zo een diepe frons dan, Loena?”
Weeral zuchtte Loena – ze leek het nodig te hebben. “Ik heb gewoon pijn als ik terugdenk aan al die keren dat ik ben beetgenomen door mijn klasgenoten en de andere studenten. Ik kan niet geloven dat ik zo stom ben geweest – dat ik ze keer op keer toestond plezier te maken op mijn ellende. Ik zou het zo anders doen nu! Ik zou me nu niet laten doen! Ik zou terugvechten! Misschien dat ze me dan met rust zouden laten...”
Loena balde haar vuisten en keek star voor zich uit.
“Ik denk niet dat het veel had uitgehaald,” reageerde Severus realistisch. “Ik denk dat – als je tegen ze had gestreden – ze er nog een groter spel van hadden gemaakt en het nog veel harder was geweest dan hoe jij het nu herinnert.”
Loena leek moeite te hebben om dat te geloven. “Dat zeg je alleen maar in een poging te doen om me op te fleuren!”
“Neen,” bracht Severus er strikt tegenin. “Ik zeg dit niet alleen om zomaar wat te zeggen, Loena! Ik weet het haast zeker.”
Loena schudde vastberaden haar hoofd. “Jij kan niet weten hoe ze zijn.”
Nu was het aan Severus om met zijn ogen te rollen en hij keek Loena uitdagend aan. “En jij gaat ervan uit dat mijn jaren op Zweinstein vlekkeloos zijn verlopen?”
Loena keek Severus even raar aan. Wat bedoelde hij daar nou weer mee?
Severus moest even glimlachen omwille van haar verbaasde blik. Ze had echt geen flauw idee!
“Loena, toen ik op Zweinstein aankwam als elfjarige jongen, kon ik meer spreuken, bezweringen en vloeken dan eender welke leeftijdsgenoot van me. Ik durf te wedden dat ik zelfs meer spreuken kon dan bepaalde zevendejaars! Ik was vol van mezelf en de kennis die ik had – maar dat werd me niet in dank afgenomen door mijn leeftijdsgenoten, die wisten dat ik maar al te graag die spreuken zou willen oefenen – op hen. Ze daagden me geregeld uit en ik kon nooit weerstaan aan het gevecht. Keer op keer ging ik het aan – maar ik verloor vaker dan me lief was. Zo briljant als ik dacht dat ik was, had ik me op één ding misrekend.”
Severus pauzeerde even en keek of Loena volgde. Ze hing aan zijn lippen. “Op wat dan?”
Severus glimlachte en er was nog steeds een hint van bitterheid in die lach te zien. “Vrienden. Het is eigenlijk heel simpel – hoe goed je ook bent – niemand kan tegen een ongelijk gevecht. Zelfs een volwassen tovenaar zou het onderspit delven tegen vier jonge studenten. En ik moet zeggen dat ik vaak verloor. Daarenboven kreeg ik na een tijdje ook de reputatie van een ruziemaker en moest ik op mijn spreuken letten... Ze dreigden me van school te sturen en dat maakte het extra moeilijk voor me om me te verdedigen. En eens de anderen ontwapeningsspreuken onder de knie kregen en zich achter ieder gordijn en harnas verborgen om me te kunnen verrassen... Toen had ik niets aan de kennis om me te verdedigen. Zonder toverstaf verlies je altijd... Als je denkt dat jij de enige bent die ooit gepest is geworden... Of de enige bent die zich vroeger alleen voelde op Zweinstein... Dan denk je verkeerd.”
Loena keek Severus verbaasd aan. Ze had zich nooit afgevraagd hoe Severus op school was geweest. Ze had eerder aangenomen dat hij – net zoals toen hij leraar was – een pestkop was geweest.
“Ik weet wel wat je denkt hoor...” mijmerde Severus. “Ik was ook niet onschuldig. En als ik kans zag om wraak te nemen, deed ik dat ook! Maar het genot van wraak is telkens maar van korte duur... Terugvechten klinkt misschien als een betere optie voor jou – maar ik denk dat als ik het nog eens zou mogen doen... Dat ik dan een pak minder zou uitpakken met al die spreuken die ik kon... Misschien dat ik – als ik niet zo goed was geweest – een minder uitdagend doelwit was geweest en ze iemand anders hadden gezocht.”
“Misschien...” mijmerde Loena. “Misschien was het leuker geweest als we samen naar school waren gegaan. Dan hadden ze ons vast niet durven pesten!”
Severus lachte luid hierom. “En waarom denk jij dat ik me met jou zou hebben ingelaten?”
Loena’s mond viel verontwaardigd open en ze sloeg Severus op zijn bovenarm.
Severus kon niet anders dan grinniken hierom en sloeg zijn arm om haar schouder. “Is maar een grapje – al denk ik serieus niet dat ik jou zou hebben durven benaderen op elfjarige leeftijd...” Hij knipoogde en Loena kon niet anders dan lachen.
Het deed Severus goed om Loena te horen lachen en hij keek haar tevreden aan.
Loena was zich hier niet van bewust en kroop weer onder Severus zijn arm uit. Ze deed een paar stappen naar achter tot ze opeens moest glimlachen. Ze stak haar hand uit naar Severus en vroeg vastberaden: “Ontbijt?”
Severus knikte terwijl hij terug naar haar hand reikte. “Graag!”

Met iedere dag die passeerde, zag Severus hoe Loena’s gevoelens stabieler werden en ze helemaal opbloeide in zijn bijzijn. Al had Loena nog geregeld nachtmerries, het leek haar te helpen dat ze erover kon praten met Severus. Verder herlazen ze enkele boeken – Loena vond dat het heel anders was die boeken te herlezen nu ze zich kon inbeelden wat de personages voelden – maar Severus’ impersonatie van een ezel had nog steeds hetzelfde effect – het bracht haar nog steeds enorm aan het lachen.
Maar de vraag waarop Severus wachtte, kwam niet. Hij hoopte dat ze zou vragen hoe hij zijn vrijheid had herwonnen – want hij wilde niets liever dan het verhaal aan haar vertellen. Hij moest het haar zeggen – wat hij voor haar voelde – maar in al hun gesprekken leken ze het niet één keer over hun gevoelens voor elkaar te hebben.
Vaak, als hij ’s avonds in zijn kamer zat, vroeg hij zich af of het wel zo een goed idee was om hun vriendschap te riskeren – maar anderzijds was hij er zeker van dat het zou lukken. Als hij de kans kreeg, zou hij Loena beschermen en haar alles geven wat ze maar wilde. Niemand zou haar dan meer liefde kunnen tonen dan hij. Hij zou haar niet teleurstellen – dat beloofde hij zichzelf.
Een week nadat ze terug in Azkaban waren, werd Loena midden in de nacht wakker na een heel vreemde droom. Ze had gedroomd dat de draak was teruggekeerd en dat hij haar wilde spreken. Vreemd genoeg was de droom daar al opgehouden en Loena kwam recht in haar bed. Ze trok haar schoenen aan onder haar nachtkleed en liep haar kamer uit en de gang door. Toen ze eenmaal op het binnenplein kwam, stond de draak voor haar, alsof hij nog maar net was geland en op haar wachtte.
“Goeienacht Loena. Je hebt mijn boodschap gekregen?”
Loena’s mond viel open. “Boodschap?” herhaalde ze. “Die droom... dat was jij echt?”
De draak knikte en bracht zijn hoofd dicht tot bij Loena. Loena leek te begrijpen wat hij wilde en raakte zijn neus aan. De draak sloot zijn ogen voor een moment en opende ze weer toen hij alles wat er die week op Azkaban was gebeurd had gezien.
“Het doet me goed om te zien dat alles tussen Severus en jou goed gaat,” merkte de draak tevreden op.
Loena knikte en leek ook best tevreden hiermee. “Ik voel me zoveel beter,” gaf Loena toe. “Het lijkt nu zo moeilijk om te geloven dat ik een week geleden op het nippertje gered werd door jou en Severus! Ik krijg er kippenvel van als ik eraan terugdenk!”
“Je was inderdaad niet jezelf op dat moment – dat was ook niet jouw eigen schuld. Het is niet gemakkelijk om met een overbelasting aan gevoelens om te gaan. Ik ben alsnog blij dat je hebt ingezien dat met tijd alle wonden te helen zijn.”
Loena glimlachte dankbaar naar de draak. “Hoe was jouw week?” vroeg Loena opeens. “Je eerste week vrijheid!”
De draak lachte zijn lange, scherpe tanden bloot. “Ik mag niet klagen! Maar nou vraag ik me af... Waarom vraag je dat enkel aan mij en niet aan Severus? Hij heeft zijn vrijheid op hetzelfde moment herwonnen als ik. Ben je je daar bewust van?”
Loena keek opeens schuldig voor zich uit. Het was waar – ze was het eigenlijk helemaal vergeten. Ze had hem niet één keer gevraagd hoe het nu met hem ging.
“Ik zeg dit niet om je een schuldgevoel aan te praten, Loena!” verduidelijkte de draak zijn motivatie. “We weten allebei dat je daar al genoeg van hebt, maar... Ik weet wat Severus voor jou voelt en wil je er even op wijzen dat hij, zelfs na deze week, niet weet wat jij voor hem voelt. Geloof me Loena, dat vreet aan hem.”
Loena keek de draak met ongelovende ogen aan. Alles wat hij zei klonk Loena als nieuw in de oren. Ze had niet overwogen dat Severus was aan het wachten om te horen wat zij voor hem voelde. Sterker nog – ze wist zelf helemaal niet wat haar gevoelens voor hem waren – als die er al waren.
“Hij is gewoon een vriend,” zei Loena snel. “Ik weet dat ik heel veel aan hem heb en ik voel me rustig en vredig bij hem.”
De draak knikte. “Ik weet dat dat zo is, Loena... Maar nu je je gevoelens terug hebt en je hart niet meer bevroren is, is er nog een ding wat je moet doen.”
De draak zweeg mysterieus en dat vond Loena een tikje frustrerend. “Wat dan?”
“Je hart openen.”
“Maar mijn hart is open!” protesteerde Loena. “Ik voel terug dingen!”
“Het feit dat je dingen voelt, is een teken dat je hart werkt. Maar je hart openen... Dat vergt al je moed en lef. Open je hart – en je zal dingen kunnen voelen waarvan je denkt dat ze enkel in boeken beschreven worden.”
Loena zuchtte. De draak had gemakkelijk praten. Ze had geen flauw idee hoe ze haar hart kon openen. En hoe zou ze kunnen weten dat haar hart open was? Zou ze dan een verschil voelen?
Het leek alsof de draak haar vraag ook begreep en hij ging stil verder, alsof wat hij vertelde een groot geheim was.
“Loena, als je hart open is, is het niet meer alleen. Door je hart te openen, zou je erin kunnen slagen andermans harten te bereiken en te verwarmen. Je hart zou de liefde van een ander hart kunnen voelen, zelfs als die persoon mijlenver verwijderd zou zijn. Het is een opwindend en eng gevoel – maar laat je niet beangstigen erdoor – dat zou het net tegenwerken. Als je bang bent, kan je geen open hart hebben.”
Loena nam het advies van de draak aan, maar ze vroeg zich af waarom de draak het haar in de eerste plaats gaf. Waarom wekte de draak haar midden in de nacht om haar dit allemaal te vertellen?
“Je snapt het nog steeds niet he?” glimlachte de draak mysterieus en Loena leek geïrriteerd. De draak mocht van haar part minder betweterig zijn. “Dat komt nog wel. Ga maar weer slapen.”
Loena wist niet of ze de draak moest bedanken of schoppen voor hun onderonsje. Ze snapte het inderdaad niet. Waarom had de draak haar dit allemaal verteld? Midden in de nacht dan nog wel?
“Goeienacht,” zei Loena kort en de draak knikte terwijl hij Loena nakeek. Hij was tevreden. Het zaadje was geplant – en eens het zou uitkomen...


RE: Bevroren Hart - CartoonJessie - 28/08/2020

Hoofdstuk 25: Opwindend en Beangstigend

Die nacht kon Loena de slaap niet meer vatten. Ze kon de woorden van de draak maar niet uit haar hoofd zetten. Haar hart openen... Om zo nog meer te voelen dan ze nu al deed... Angst... Opwinding...
Maar voelde ze nu dan nog niet genoeg? Ze was bijna ten onder gegaan aan haar hervonden emoties en nou wilde de draak dat ze haar hart opende voor nog meer gevoelens? Loena vond het maar gevaarlijk klinken. Net nu ze eindelijk weer kon lachen en kon wenen, verwachtte de draak dat ze haar eigen hart opende en nog meer vreemde en nieuwe emoties zou binnenlaten? Had ze er dan nog niet genoeg?
Ze bleef de hele ochtend op haar kamer en kon door haar raam zien dat de draak nog steeds op het eiland was. Al had ze geen direct zicht op de draak, ze kon zijn schaduw tegen de muren zien en hoorde hem geregeld neuriën.
De hele voormiddag verbleef ze in de buurt van het raam en spitste ze haar oren en toen ze in de namiddag stemmen hoorde, sprong ze meteen op en keek ze uit het raam. Ze herkende de schaduw van Severus en dacht ook zijn diepe stem te horen en ze vroeg zich af over wat ze aan het praten waren. Ze kon helaas geen enkel woord verstaan – maar toch wachtte ze al die tijd – hopende dat ze zou horen wat de draak aan Severus voor raad zou geven.
Maar zelfs na al die uren wachten, was ze nog steeds niet wijzer en de draak verdween uiteindelijk weer, een dik uurtje voordat de avond begon te vallen. Loena besefte dat ze Severus de hele dag nog niet gezien had en verschrok toen Winky in haar kamer Verschijnselde.
Toen Winky Loena’s uitdrukking op haar gezicht zag, schoten haar handen voor haar mond. “Meesteres Loena! Winky excuseert zich! Het was niet Winky’s bedoeling om de meesteres te verschrikken!”
Loena nam een diepe adem en kalmeerde voordat ze naar de huiself liep. “Het geeft niet Winky – het gaat weer. Het lag aan mezelf. Ik had je helemaal niet verwacht.”
Winky boog diep en keek toen Loena weer aan met haar grote ogen. “Meester Severus had u graag uitgenodigd voor een etentje.”
Loena aarzelde. Waarom had hij het haar niet gewoon de dag ervoren gevraagd dan? Waarom moest dit nu zo formeel? Loena durfde het niet te vertrouwen. Zat de draak hiertussen? Ze was er haast zeker van...
“Ik weet het niet, Winky... Ik dacht dat ik... Misschien... Liever een boek zou lezen!” Een echte leugen was het niet. Ze wilde inderdaad Severus vermijden op dit moment. Alles leek haar op dit moment leuker dan Severus vergezellen bij het avondeten – zelfs Dobby een voetmassage geven!
Winky’s oren vielen teleurgesteld naar beneden en haar ogen werden vochtig. De jammerende blik in haar ogen brak Loena’s hart.
“Maar meester Severus heeft Winky en Dobby al de hele dag doen zwoegen in de keuken! Hij heeft Winky en Dobby gevraagd om het allerlekkerste van het allerlekkerste te bereiden!”
Dit bracht Loena nog meer aan het twijfelen – was er dan een speciale gelegenheid die Severus wilde vieren? Ze dacht dat het een beter idee was om op haar kamer te blijven, maar ze kon het niet over haar hart krijgen om de huiselven teleur te stellen. Ze zou toch moeten eten vanavond... Dat moest ze sowieso. En dan kon ze daarna nog steeds terugkeren naar haar kamer om te lezen.
Ze knikte langzaam en bemoedigend naar Winky. “Ok, laat Severus weten dat ik er zodadelijk aankom.”
Winky knikte enthousiast en verdween weer onmiddellijk.
Loena werd zich er pas op dat moment van bewust dat ze al de hele dag in haar nachtkleed rondliep. Ze vroeg zich af hoe het kwam dat ze dat niet erg had gevonden. Meestal trok ze redelijk vroeg op de ochtend haar kleren aan – maar nu was ze zo van streek geweest dat ze het haast helemaal was vergeten.
Snel liep ze naar haar koffer en graaide ze er een van haar kleden uit. De jurk was van een warme, groene stof en was afgewerkt met groene blaadjes in haar taille – alsof het een riem moest voorstellen. Ze gooide haar nachtkleed uit en kroop in de jurk. Ze kon zich niet de laatste keer herinneren dat ze die had gedragen. Ze had de jurk ooit voor Kerstmis gekregen van haar vader, maar nooit aangehad. Zou hij dat erg hebben gevonden?
Ze wilde er echter niet te lang over nadenken, bang dat ze er verdrietig van zou worden, en ze bond haar haren in een lage en brede staart samen met een pluizig, groen lint en keek even naar haar eigen reflectie in de spiegel. Haar wangen zagen rood en ze voelde zich nerveus, maar ze had geen flauw idee waarom. Haar handen waren ook al zo klam – haast alsof ze angstzweet had. Maar voor wat moest ze dan in hemelsnaam bang zijn?
Ze besloot dat ze er niet te lang mocht bij stilstaan en haastte zich haar kamer uit.

Severus keek snel op toen hij geklop aan zijn deur hoorde. Hij sprong haastig op van zijn stoel – waar hij al een uur wachtte – en opende de deur. In zijn ogen zag Loena er prachtig uit, maar hij durfde er niets van te zeggen omdat ze zo een ongemakkelijke blik had.
“Kom binnen,” zei hij vriendelijk en Loena stapte hem snel voorbij en liep naar haar stoel. Severus had geen tijd om haar stoel naar achteren te schuiven, want ze zette zich al neer voordat hij de deur had kunnen sluiten.
Severus wilde vragen of er iets was, maar ze was hem voor. “Is de draak weg?”
Haar toon klonk niet bezorgd of medelevend, maar eerder gespannen. Severus knikte langzaam ja en zag dat Loena een tikje ontspande van dat antwoord.
“Heeft de draak iets gezegd?” vroeg ze vervolgens en Severus keek haar verward aan. Waarom vroeg ze dat?
“Ik heb vandaag met de draak gesproken – als dat is wat je wil weten...” gaf Severus toe. “Waarom vraag je dat?”
Loena haalde haar schouders op alsof er geen reden was, maar Severus kon zien dat ze loog. Hij wilde haar daar echter niet mee confronteren – het zou haar vast ongemakkelijk doen voelen – en begon in een gemoedelijke toon te praten.
“We hebben gebabbeld over zijn avonturen. Hij heeft nogal wat beleefd de afgelopen week. Is tot aan Noord-Amerika en Afrika gevlogen – en heeft enorm genoten van zijn vrijheid. Daar mag ik toch zeker over praten met hem?”
Loena knikte, maar ze vertrouwde de draak nog steeds niet.
“Het was ook zijn idee dat we vanavond zouden dineren,” gaf Severus toe. “Hij vond dat een week vrijheid wel een reden was om te feesten...”
Severus keek hoopvol naar Loena. Hij hoopte dat ze het eindelijk zou snappen. Vrijheid – zou ze hem eindelijk vragen hoe hij ontsnapt was aan de vloek? Zou hij haar eindelijk kunnen zeggen dat het zijn liefde was voor haar die hem had bevrijd?
Loena keek Severus echter niet aan, maar keek naar het lege bord voor haar neus. De draak had haar ook iets gezegd over die vrijheid... Namelijk dat Severus ook vrij was en zij dat had genegeerd. En ze wist het nu wel en zou met hem misschien wel willen praten erover... Maar de draak had zo een wantrouwen in haar gewekt dat ze er niet naar durfde vragen. Ze voelde overduidelijk angst – al wist ze niet meteen waarom.
“Goed, laten we dan feesten,” zei Loena kort, maar niet erg overtuigend. “Wat eten we?”
Severus keek Loena aan met open mond. Wat was er mis met haar? Severus stapte op haar af en ging voor haar op zijn hurken zitten – hierdoor werd Loena haast gedwongen om hem aan te kijken.
“Loena, wat is er met je? Je lijkt echt jezelf niet te zijn vandaag!”
Loena vermeed zijn ogen zo lang ze kon, maar hield het niet lang vol. Toen ze dan uiteindelijk toch naar hem keek, sprongen de tranen in haar ogen.
“Ik weet niet wat er precies is!” snikte ze eerlijk en ze probeerde haar tranen weg te vegen met haar lange mouwen. “Ik voel al de hele dag een soortement angst op me zitten – sinds ik met de draak heb gesproken – en ik kan het niet verklaren!”
Severus keek medelevend naar Loena. Hij had geen flauw idee waarover ze met elkaar hadden gesproken – maar hij zou niet rusten totdat hij Loena gerust had gesteld. “Wat heeft de draak dan gezegd dat je zo van streek bent?”
“Ik weet het niet!” snikte Loena terwijl ze haar handen voor haar ogen hield. “Van alles! Over dat je vrij bent en dat ik mijn hart moet openen!”
Severus was lichtjes van zijn stuk gebracht hierdoor. Tot zonet had hij niet eens geweten dat de draak Loena had gesproken... En nu hoorde hij dat de draak Loena had gesproken over zijn vrijheid? Wat voerde het oude dier dan in zijn schild?
“Hij zei dat je was aan het wachten om mijn gevoelens te horen! Maar – ik weet niet eens wat ik voel! Ik ben vandaag de hele dag angstig geweest – en ik weet niet eens waarom!”
“Hoe voel je je nu dan?”
“Verward,” reageerde Loena snel en ze schoof haar stoel naar achteren en stond op. Ze begon te ijsberen en ook Severus kwam weer recht, maar hij hield zich stil.
“Misschien ben ik bang voor iets waar ik niets van weet... Maar is het iets wat ik enkel voel... Klinkt dat logisch?” Ze stelde die vraag eerder aan zichzelf dan aan Severus. “Ik voel angst, maar er is geen logische reden om bang te zijn. Niet voor mijn hoofd, in ieder geval. Maar misschien weet mijn hart het beter en ben ik daarom bang? Maar ik heb geen flauw idee voor wat! En dat is zo frustrerend!”
Loena vouwde nors haar armen over elkaar en Severus bleef staan waar hij stond. Hij observeerde haar – maar kon ook niet onmiddellijk uitmaken wat haar dwars zat.
“Winky zei me dat je eerst niet wilde komen vanavond...” Severus glimlachte verontschuldigend – al vond Loena niet dat hij degene was die er spijt van moest hebben. “Misschien ben je bang voor... mij?”
Loena schudde haar hoofd nog voordat ze er zelfs over had nagedacht. “Nee! Nee, dat kan gewoon niet... Ik ben toch niet bang van jou!”
“Nou, ik denk van wel,” mijmerde Severus, maar hij leek niet van streek. Sterker: de radartjes in zijn hoofd draaiden volle toeren. Hij wist dat dit geen slecht teken was. “Er zit iets in je vast... Daarom zei de draak dat je niet open was... En ergens weet je dat ik de enige ben die je ermee kan helpen – daarom ben je bang voor me! Hetgeen er in je vast zit, is nieuw en beangstigend – en het is gelinkt aan mij!” Severus draaide zich naar Loena en keek haar uitdagend aan. Hij wist wat het was. “Heb ik gelijk of niet?”
Loena staarde hem verbouwereerd aan. Ze had geen flauw idee! “Ik weet het niet,” jammerde ze. “Ik weet het echt niet!”
Maar Severus leek het wel te weten. Hij was er haast zeker van – want ook hij had angst gevoeld voor Loena die week. Hij stapte vastberaden naar haar toe en nam haar beide handen vast.
Loena keek hem verward aan, maar Severus glimlachte.
“Vertrouw je me?”
Loena keek hem aan alsof hij gek was, maar Severus’ glimlach verdween niet. Ze had hem nog nooit zo zelfzeker gezien.
“Geloof je me dan als ik zeg dat ik ook bang ben?”
Nu was Loena helemaal haar kluts kwijt. Waar had hij het toch maar over?
“Loena, ik weet waar je angst vandaan komt! Als je me vertrouwt, dan sluit je nu je ogen.”
Loena wist niet wat te doen. Vertrouwen? Ja, ok, ze vertrouwde hem wel, ergens besefte ze dat maar al te goed, maar de angst die ze op dat moment voelde vulde haar zodanig dat geen haar op haar hoofd eraan dacht om haar ogen te sluiten. Ze staarde hem met wijdopen ogen aan en Severus zuchtte even moedeloos, voordat hij haar speels aankeek.
“Loena Leeflang, jij gekke muts...” mompelde hij en hij plaatste haar handen in zijn nek.
Loena staarde hem nog steeds aan alsof hij zijn verstand kwijt was en voelde behalve angst nu ook vreemde kriebels in haar buik – kriebels die leken aan te duiden dat dit ofwel heel goed was – ofwel hartstikke slecht. Maar ze wist niet of die kriebels nu eerder naar het goede of eerder naar het slechte neigden.
“Wat ben je aan het doen?” vroeg ze met een hint van paniek in haar stem toen hij zijn handen in haar zij plaatste.
“Ik probeer je te doen inzien waarvoor jij nodeloos bang bent!”
Loena keek hem vragend aan, maar Severus zou niet antwoorden. Toch niet met woorden.
Hij trok haar zacht tegen zich aan en kuste haar. Loena keek hem voor een seconde met doodsangst aan toen hun lippen elkaar raakten, totdat ze zich terug bewust werd van haar ambigueuze kriebels – ze leken opeens een pak minder ambigue en Loena werd zich in een seconde bewust van de opwinding. De kriebels waren helemaal niet slecht! Ze durfde het voor even aan zijn voorbeeld te volgen en sloot haar ogen.
Langzaam, maar zeker, werd ze zich van een warm gevoel gewaar in het diepste van haar hart. Ze leek het opeens te beseffen: deze kus was niet zomaar een kus! Haar hart was aan het openbreken! Het gevoel leek zich steeds meer en meer te verspreiden en Loena voelde hoe haar knieën haast week leken te worden.
Toen Severus na enkele secondes de kus verbrak om te kijken wat Loena’s reactie was – al gaf hij eerlijk toe dat het voor hem niet gemakkelijk was geweest om uit die kus te breken – verbaasde hij zich toen Loena’s handen hem bij zijn kraag grepen en ze hem in slechts een seconde weer volledig naar haar toe trok.
Hij besloot dat hij mocht vaststellen dat hij zijn doel niet had gemist en moest moeite doen om zijn brede grijns te onderdrukken terwijl ze kusten.
Toen Loena hem opeens van zich af duwde, leek het voor een moment alsof hij een koude douche kreeg, totdat hij Loena’s gezicht zag.
Ze keek met een versufte, halve glimlach naar de grond en haar wangen leken wel te gloeien – zo rood waren ze. Haar knieën waren even suf als haar glimlach en ze liep naar haar stoel, waar ze zich aan de leuning vasthield – ze geloofde echt dat ze anders tegen de grond zou kieperen. Ze leek alles even op een rij te zetten en opeens draaide ze zich met een stralende glimlach naar Severus. Ze vond het vreselijk om hem daar alleen te zien staan en stapte snel weer naar hem toe en omhelsde hem zo hard ze kon.
“Hoe wist je in hemelsnaam dat ik dat nodig had?” vroeg ze stil in zijn oor en Severus glimlachte. Hij verbrak voorzichtig de omhelzing, zodat hij haar in haar ogen kon kijken.
“Omdat ik diezelfde angst voelde toen ik me realiseerde wat mijn ware gevoelens voor jou waren.” Hij haalde een krullende lok voor haar gezicht weg en kon zijn glimlach niet behelpen. “Ik hou van je, Loena.”
Loena voelde weeral het diepe en warme gevoel in haar hart en de rest van haar lichaam en ze ging op de tippen van haar tenen staan, totdat haar neus de zijne raakte. “En ik hou van jou, Severus. Zoveel dat ik er bang van was!”
Met deze woorden te zeggen, wist ze dat het ook de waarheid was. Het klopte gewoon – er was geen twijfel meer mogelijk. Het leek nu alsof haar hart en haar hoofd eindelijk hetzelfde vertelden. Severus was er speciaal voor haar – en hij zou er altijd voor haar zijn. De rust die ze in die kennis vond, maakte haar gelukkiger dan ooit.
Ze omhelsden elkaar lang en Loena legde haar hoofd tegen zijn schouder terwijl ze vredig rondkeek in de kamer. Severus wist één ding: als hij ooit een keuze zou moeten maken tussen zijn vrijheid of een leven met Loena Leeflang, dan zou die vrijheid – net zoals Loena’s bevroren hart voor haar was – een ware vloek voor hem zijn. Maar hij vertrouwde erin dat hij door zijn liefde voor Loena, iedere vloek die hem nu nog raakte zou overkomen.


RE: Bevroren Hart - CartoonJessie - 28/08/2020

Epiloog

“Loena, je vader is er!”
Severus zag in de verte de gedaante van Abraxis met Xenophilius op zijn rug naderen. Hij hield zijn hand boven zijn ogen, want door de scherp brandende zon kon hij amper wat zien. Het was hartje zomer en de warmste dag in jaren. Al had hij vroeger de zon geschuwd, nu kon hij er wel van genieten – daarenboven had hij een nieuwe passie gevonden in tuinieren. Loena had hem betrokken bij het onderhouden van zowel de binnentuin als de tuin in de Obscura-grot en al snel waren ze beginnen te experimenteren met de meest zeldzame planten die wilden groeien in het natte Noordzee-klimaat. Hij had dus een goede reden om in de hitte op zijn knieën in de tuin te zitten op het binnenplein van Azkaban, namelijk een zeer magische en zeldzame plant te verzorgen.
De plant kirde zielig toen Severus opstond, en Severus sprak snel een kleine regenspreuk uit over de plant, waarna die tevreden blubberde.
Xenophilius sprong van Abraxis op het moment dat hij landde en Severus stapte naar hem toe. De mannen schudden elkaar de hand en Xenophilius pufte even.
“Een vermoeiende reis gehad?” vroeg Severus.
Xenophilius nam een zakdoek uit zijn mantel en veegde er het zweet mee af dat op zijn voorhoofd stond. “Ziedend heet, Severus! Ziedend heet! Je ziet er niet uit alsof jij er al te veel last van hebt?”
Severus haalde zijn schouders op. “Valt wel mee. Maar waarom heb je niet gewoon Dobby en Winky geroepen om je naar hier te Verschijnselen? Dat zou een pak minder warm zijn geweest.”
Xenophilius keek Severus aarzelend aan. “Als ik het mag zeggen, Severus... Ik zou me er niet goed bij voelen!”
“Ach, komop, het zijn en blijven huiselven,” protesteerde Severus lichtjes.
“Maakt niet uit, ze zijn nog maar net ouders geworden en het zou niet juist voelen om hen aan het werk te zetten op dit moment.”
“Je naar hier verschijnselen zou maar een minuutje duren! Ze kunnen hun kleine Spruit wel even missen!”
“Hebben ze al een naam?”
“Ja, dat zei ik net. Spruit.”
Xenophilius lachte even om de naam en pinkte een traantje uit zijn oog, maar draaide zich daarna weer naar Abraxis, die twee tassen op zijn rug droeg. “Moet je zien!” zei de man enthousiast. “De nieuwe editie van de Kibbelaar! Is gisteren van de pers gerold en ik heb er al honderden uilen over ontvangen! Nog nooit meegemaakt!”
Severus keek naar de voorkant en glimlachte bij het zien van de foto die ze twee weken eerder hadden genomen. Het overgrote deel van de foto werd in beslag genomen door de Obscura-draak, die tussen de tuinen in stond. Voor hem stonden Severus en Loena, hand in hand, en Dobby en Winky met de kleine Spruit in Winky’s armen. Als titel blinkte er in felblauwe letters: “Azkaban Leeft!”, met daaronder in kleinere, groene letters “zoals nooit tevoren”.
“Het is een goede foto,” gaf Severus toe.
“Dat mag ook wel! Het is de best verkopende editie sinds Voldemort verslagen is! Je kan je niet inbeelden wat voor reacties ik ontvangen heb! Van alle mogelijke soorten tovenaars! Zelfs van je oude vriend, Lucius Malfidus. Hij zou graag opnieuw contact met je hebben.”
Het was duidelijk in Severus’ blik te lezen dat hij dat niet vertrouwde, maar Xenophilius klopte hem gemoedelijk op zijn rug. “Ik zou me niet teveel zorgen erover maken. Lucius Malfidus is na de oorlog zo mak als een lammetje geworden. Hij excuseerde zich voor de vloek die zijn schoonzuster over je had uitgesproken en schreef ook dat noch hij, noch andere bekenden van Bellatrix er ooit wat vanaf hebben geweten – anders had hij je wel eerder opgezocht. En hij wenste je ook veel succes toe met het opzetten van het wetenschappelijk onderzoekslaboratorium.”
Dat herinnerde Severus ergens aan. “Zijn er al reacties van geïnteresseerden?”
Xenophilius lachte luid. “Dozijnen! Ik heb ze allemaal mee!”
“Mag ik het artikel eerst nalezen?”
Xenophilius knikte terwijl Severus de Kibbelaar uit zijn handen nam en achter het magazine verdween.
“Vader!”
Xenophilius draaide zich om toen Loena naar hem toe kwam gerend. Ze droeg een lichtgele zomerjurk en een grote strooien hoed, waarop ze enkele vergrootte klavertjes vier had gepind.
Ze omhelsde haar vader en keek hem daarna enthousiast aan. “Is de nieuwe Kibbelaar klaar?”
Toen ze zag dat Severus al erin was aan het lezen, graaide ze het uit zijn handen en draaide ze zich om zodat ze er ongestoord in kon bladeren.
“Hey!” protesteerde Severus, maar Xenophilius greep al in zijn tas om een nieuw exemplaar boven te halen. Severus nam het exemplaar over en las er ook ijverig in voort.
“Ik heb nog drie exemplaren mee,” lichtte Xenophilius hen in – al leek het niet alsof een van hen was aan het luisteren, zo druk waren ze aan het lezen. “Voor Dobby, Winky en de draak.” Xenophilius wachtte op reactie, maar er kwam er geen. “Ik zal ze wel geven wanneer jullie minder geobsedeerd bezig zijn met de Kibbelaar.”
“Vader, de foto’s van de draak zijn echt supermooi! Heb je er veel reacties op gehad?”
“Jazeker!” knikte Xenophilius. “Zelfs van je oude vriendin Hermelien Griffel! Al moet ik zeggen dat haar mening niet strookte met die van de andere lezers...”
Zowel Loena als Severus keken nu op van de Kibbelaar en staarden Xenophilius nieuwsgierig aan.
“Ze zei dat Obscura-draken fabeltjes zijn en dat de foto mooi getruceerd was. Ze zei ook dat Severus er veel te jong uit zag voor zijn leeftijd en ze was geshockeerd door het feit dat ik jou had kunnen overhalen om zo een verhaal op te spelden en dat het niet realistisch was dat je iets zou beginnen met je oud-leraar.”
Severus rolde met zijn ogen. “Betweter.”
Loena moest echter lachen. “Het is duidelijk dat ze de artikels niet eens bekeken heeft... Dan had ze wel geweten hoe het kwam dat Severus er enkele jaren jonger uitziet nu.”
“Dank Merlijn daarvoor...” grijnsde Severus. “Hemeltjelief, als je met zo een oude kerel op de foto had gestaan als ik werkelijk ben, had de halve tovenaarswereld ons vervloekt.”
“Zo is het, zoon!” lachte Xenophilius.
Severus keek echter voor een moment in horror naar de man. Hij kon er maar niet aan wennen om “zoon” genoemd te worden door iemand die maar acht jaar ouder dan hem was. Xenophilius deed het echter geregeld, en iedere keer voelde het even vreemd.
“Wat mij nog het meest verbaast, is dat ze het echt niet kan geloven! En dat terwijl Harry nog heeft meegeholpen aan deze editie!” Loena leek echt verbaasd en schudde haar hoofd.
“Toen ik Harry heb gesproken vorige week, was hij ook verrast! Hij wilde me eerst niet geloven toen ik hem vertelde wat er allemaal was gebeurd, totdat ik hem de foto liet zien.”
“Hoe reageerde hij?” vroeg Severus ter zake en hij keek Xenophilius strak aan.
“Nou, dat je er te jong uitzag... Maar toen ik hem eenmaal uitlegde hoe de vloek in elkaar had gezeten, snapte hij het wel. Hij zei me ook dat hij niemand iets zou zeggen ervan tot de Kibbelaar uitkwam – hij wilde het niet verpesten.”
“Vreemd,” gaf Severus toe, maar Loena negeerde hem. Ze kende hem nu lang genoeg om te snappen dat Harry en hij het nooit met elkaar zouden vinden, maar zo erg vond ze het ook weer niet.
“Ik vermoed dan maar dat Hermelien duidelijk niet met Harry heeft gesproken voordat ze de uil stuurde...”
“Dat moet haast wel,” ging Xenophilius akkoord met zijn dochter. “Oh!” Xenophilius sprong haast in de lucht toen hij zich iets herinnerde. “Filius Banning had ook een brief gestuurd. Hij zei...”
“Heb je alle brieven nu al gelezen?” onderbrak Severus de man ongelovend.
“Nou...” Xenophilius werd rood. “Wel toch zeker die brieven die kwamen van mensen die ik kende... Ze waren aan de redactie van de Kibbelaar gericht! Nou ja, en aan jullie... Maar hoe dan ook! Filius Banning wil graag helpen in jullie onderzoekslaboratorium!”
Zo enthousiast als Xenophilius was, zo wantrouwend was Severus. “Geeft hij geen les meer aan Zweinstein dan?”
“Nee, hemeltjelief, nee, al zeker vijf jaar niet meer. Hij schreef dat hij graag wilde helpen als jullie veel studenten zouden hebben. Hij ziet het wel zitten om eens les te geven aan oudere studenten.”
“Ja maar... Filius gaf op Zweinstein Bezweringen! Dat is toch niet gerelateerd aan wetenschappen? Wat weet hij daar nou vanaf?” Severus leek nog niet echt warm te lopen voor het idee.
“Hij is een Ravenklauwer,” antwoordde Loena simpel.
Severus rolde zijn ogen. “En ik een Zwadderaar, wat wil dat nou nog zeggen?”
“Dat je het niet kan laten om met je ogen te rollen en sarcastische opmerkingen te maken wanneer we het hebben over iemand die niet-Zwadderaar is.” Loena keek Severus sluw aan en Severus schudde zijn hoofd.
“Sinds wanneer ben jij zo een wijsneus?”
Loena grijnsde breed. “Hoe dan ook, ik zou het tof vinden! Filius Banning is enorm slim – ik ben er zeker van dat hij iets zou kunnen bijdragen aan de opleiding!”
“Oh, over opleiding gesproken! Het ministerie heeft ook een uil gestuurd. Ze hebben een overzicht aan criteria die jullie moeten behalen na het eerste jaar – anders zullen ze jullie het recht ontnemen van een eigen opleiding te geven.”
“Laat dat maar aan mij,” zei Severus vastberaden. “Ik heb een redelijk goed oog op welke onderzoeken er voor het komende jaar gepland zijn en hoe de studenten moeten evalueren doorheen het jaar. Ik ben er zeker van dat we hun doelstellingen wel kunnen halen.”
“Mij goed,” ging Loena akkoord en ze keek tevreden naar het exemplaar van de Kibbelaar in haar handen.
“Zullen we anders even binnen gaan zitten? Ik laat Dobby ons wat limonade brengen. Dat zal smaken, in dit weer!”

Xenophilius leek onder de indruk van de pas gerenoveerde kamer. “Slecht... Niet slecht... Ziet er best gezellig uit!”
De ontvangstruimte deed Loena altijd denken aan de leerlingenkamer van Ravenklauw. Er was een mooie haard en de donkerblauwe zetels stonden er aangenaam rond geschikt. Het vuur was niet aan – wat van de ontvangstruimte een aangenaam koele ruimte maakte op deze hete zomerdag – en de kleine ramen waren afgedekt met prachtig gedetailleerde wandtapijten.
Toen Dobby terugkeerde met de limonades, riep Xenophilius de huiself bij zich.
“Dobby, ik heb speciaal voor jou en Winky een exemplaar van de Kibbelaar meegenomen!”
Dobby trok grote ogen toen hij de omslag van de Kibbelaar onder ogen kreeg en was nog meer onder de indruk toen hij zichzelf, Winky en de kleine Spruit op de voorpagina herkende.
“Je zult wel heel erg trots zijn,” zei Xenophilius bemoedigend. “Jullie zijn de eerste huiselven die op de voorpagina van een magazine staan!”
Dobby weende tranen van geluk. “Het is een fantastisch grote eer voor Dobby! En ook voor Winky en Spruit!”
Xenophilius overhandigde de magazines en Dobby liet zijn vingers over de foto strijken.
“Er staan nog meer foto’s in het magazine zelf!” merkte Loena op en Dobby begon onmiddellijk te bladeren. Toen hij een foto zag van de kleine Spruit, hield hij zijn hand voor zijn mond en sprongen er weer tranen in zijn ogen. Hij zag ook het opschrift bij de foto, maar kon het niet onmiddellijk lezen – huiselven konden dan ook maar zelden lezen.
“De... eerste... vrije... huiself!” las Dobby langzaam, maar apetrots voor.
“Dat is echt iets om trots op te zijn!” Xenophilius klopte de huiself gemoedelijk op zijn schouder. “Ik heb persoonlijk onderzoek gedaan – maar volgens alle mogelijke bronnen, is er nog nooit een vrije huiself geboren! Spruit is de allereerste.”
Loena en Severus keken tevreden toe hoe Dobby straalde van trots. Hij keek met grote ogen naar zijn meester en Severus knikte terwijl hij zijn trouwe huiself aansprak. “Ga het goede nieuws maar aan Winky vertellen!”
Dobby grijnsde breed en verdween met een plofje.
Die namiddag bespraken Severus, Loena en Xenophilius de reacties van de tovenaars en heksen op de Kibbelaar en de toekomst van Azkaban als onderzoekscentrum. Ze hadden nog anderhalve maand de tijd om Azkaban klaar te maken voor deze verandering, maar zelf hadden ze er het volste vertrouwen in dat het zou lukken om Azkaban om te vormen tot een school voor verdere studies. Er waren nog steeds genoeg vrije kamers in de ruines en deze zomer hadden ze al die kamers opgeknapt – er was geen sprake meer van lekken en barsten – veel kamers hadden zelfs een nieuw kleurtje gekregen. Severus en Loena hadden hun handen er wel aan vol gehad.
Af en toe maakte Xenophilius zich wel bezorgd om hoe gehecht Loena en Severus aan Azkaban waren. Zelfs nu Severus zijn vrijheid had herwonnen, verliet hij Azkaban niet. Volgens Severus was dat niet nodig – hij zei telkens dat hij nog genoeg had te ontdekken en beleven in Azkaban zelf.
Toen Xenophilius die avond weer vertrok op de rug van Abraxis, bleven Loena en Severus buiten in de tuin zitten om naar de volle maan te kijken. De ruïnes waren prachtig in het maanlicht en Loena en Severus genoten in stilte van het zicht en van elkaars gezelschap.
Loena lag met haar hoofd tegen zijn schouder en dacht diep na terwijl ze naar de maan keek.
“Severus?” vroeg ze stil.
“Mm?” Severus keek nog steeds dromend naar de sterren toen Loena haar hoofd draaide om hem even aan te kijken.
“Het is vreemd, vind je ook niet?” mijmerde ze.
“Wat?” vroeg Severus in een afwezige stem.
Loena glimlachte. Ze vond het altijd grappig als ze ontdekte dat Severus harder kon dromen dan zij.
“Wij...”
Dit hielp Severus wel uit zijn droom en hij draaide zich naar Loena. “Hoe kom je daar opeens bij?” Hij keek Loena niet-begrijpend aan, maar Loena kneep in zijn hand als teken dat er niets mis was.
“Gewoon, de reacties van sommige mensen... Niet dat ik me eraan stoor he! Maar... Het is inderdaad wel vreemd... Wij. Ik zou het nooit gedacht hebben.”
Severus moest glimlachen met hetgeen Loena zei. Hij herkende het gevoel. “Ik zou het ook nooit verwacht hebben. Integendeel... Als iemand het me tien jaar geleden had gezegd...” Severus lachte, maar kneep Loena ook even bemoedigend in haar hand. “Ik zou ze nooit geloofd hebben. Maar nu – nu heb ik alles behalve spijt.”
Loena kroop dichterbij en gaf hem een kus. Daarna liet ze zich weer zakken tot ze met haar hoofd op zijn schouder leunde.
“Ben je niet bang voor de mensen die nu naar Azkaban zullen komen in september? Het is niet alsof we in ons verleden zo geweldig goed met mensen hebben kunnen omgaan... Ik wil niet weer...” Loena aarzelde even, maar Severus kon haar onzekerheid voelen en gaf haar een kalmerende kus op haar voorhoofd.
“Geen zorgen Loena, ze zullen je ditmaal niet pesten. En zoja – we zijn hier wel de baas he. Ieder die ons durft aan te raken, gooien we buiten.”
Loena lachte kort. Severus had inderdaad gelijk. Het zou niet hetzelfde lopen als vroeger.
“Vind je het niet erg?” mijmerde Loena verder.
“Wat dan?”
Loena haalde even haar schouders op. “Je nieuwe job. Professor – alweer. En het leek niet bepaald alsof je dat in het verleden heel graag deed.”
Severus haalde ook zijn schouders op. “Ik had toen niet echt een keus... Ze stonden niet bepaald overal met open armen te wachten op ex-Dooddoeners...”
“Ja maar dat bedoel ik nou net... Nu heb je wél de keus... Je bent nu vrij! En toch was het jouw idee om het onderzoekscentrum te starten. Waarom dan eigenlijk?”
“Ik heb het gevoel dat ik dat verplicht ben... Niet meteen aan mezelf... Maar aan deze plek en alle mensen die hier willen komen om bij te leren. Ik heb er een goed gevoel bij...”
Loena glimlachte. Ze vond het merkwaardig hoezeer Severus vertrouwde in zijn intuïtie.
Severus kuchte even. “En de draak zei ook dat het zeer lonend zou zijn om hier te blijven.”
Loena draaide haar hoofd en keek hem sluw aan. “Aha! Dus zo zit de vork in de steel... De draak heeft je weer eens wat verklapt en nu kan je niet wachten om te zien hoe het eindigt!”
Severus grinnikte. “Dat doet hij toch niet zo vaak?”
Loena schudde haar hoofd en rolde met haar ogen. “Je wist enkel dat Winky zwanger was voor ze het zelf door had, je wist twee maanden geleden dat Abraxis een nagel in zijn hoef had nog voordat je hem had gezien en vorige week bestelde je me dat zomerkleedje van uit de advertenties in de Ochtendprofeet in exact dezelfde kleur als dat ik wilde – zonder dat ik het je zelfs had gezegd dat ik het wilde!”
Severus glimlachte schuldig. “Ok... Misschien dat de draak toch iets teveel verklapt nu en dan... Is dat dan reden om te klagen?”
Loena grijnsde. “Als je maar niet alles weet, is het goed. Maar wat heeft de draak je dan eigenlijk verteld over onze toekomst... Nu ben ik toch wel benieuwd.”
“Oh...” Severus aarzelde even. “Niet zoveel. Dat we beiden professors worden, dat je bevalt van een drieling, dat we binnen tien jaar hier met een klein leger aan huiselven zitten en dat we binnen twintig jaar wel zeker zestien kinderen hebben in totaal.”
Loena keek Severus ongelovend aan.
“Oh ja,” ging Severus plagend verder. “En eentje heeft drie ogen.”
Loena sloeg Severus toen ze eenmaal doorhad dat hij haar voor de gek hield en hij gniffelde schuldig.
Loena keek hem licht gefrustreerd aan. “En nou serieus... Wat zei hij dan? Had hij het echt over kinderen?”
Severus schudde zijn hoofd. “Nee hoor. Niet echt. Enkel over leerlingen – hier op Azkaban. En dat ons nog vele avonturen te wachten zouden staan als we hier bleven voor de eerstkomende jaren.”
Dit luchtte Loena op en ze knikte. “Klinkt goed.” Ze glimlachte opeens. “Nog enkele jaren met jou hier in Azkaban...” Ze knikte langzaam, alsof ze het overweegde. “Ik hou wel van dat vooruitzicht.”
Severus keek haar tevreden aan en leek trots dat ze dat zei. “Ik ook.”
“Langer mag ook wel,” mijmerde Loena dromend en ze liet haar hoofd weer tegen zijn schouder vallen terwijl ze naar de volle maan keek.
Severus knikte en keek ook weer naar de stralende maan boven hen. “Langer mag ook...”
Voor eeuwig.

~ EINDE ~