Achter de Regenboog - Afdrukversie +- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl) +-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4) +--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12) +---- Forum: Lange Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=18) +---- Topic: Achter de Regenboog (/showthread.php?tid=115) |
RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 20 Grijze massa De geur van gedroogd gras sijpelt haar neusgaten binnen, onder haar voeten maalt ze lange gele halmen neer. Een warme hand ligt in de hare. Ze blikt opzij, zijn blonde haar straalt in het zonlicht, hij kijkt omhoog. De blauwe lucht, maar een paar wolken: ze bewegen langzaam voort richting het einde van het veld, waar de rivier ook van de wereld verdwijnt. Hij trekt haar naar beneden, samen liggen ze languit in het gras. Ze voelt de insecten kriebelen op haar blote benen, de lucht is warm en droog. Ze hoort zijn ademhaling naast de hare, het geeft haar de rust om haar ogen te sluiten. De geluiden komen dichterbij: ze hoort de rivier kabbelen, de krekels tsjirpen en een vogel opvliegen uit het koren. De zon maakt grote roze vlekken op de binnenkant van haar oogleden, als ze haar ogen opent is de lucht nog blauwer en zijn gezicht nog even mooi. Hij wrijft met zijn duim over hun verstrengelde vingers en ze kruipt dichter tegen hem aan. Hij legt haar hand op zijn hart, ze voelt het kloppen, sneller bij elke ademhaling. Hij veegt een pluk haar uit haar gezicht, ze glimlacht, ziet de koele blauwe lucht weerkaatst in zijn warme bruine ogen. 'Je houdt niet van de zon,' fluistert hij, 'jij houdt van de maan.' Haar glimlach verbreedt zich. 'Ik weet waar jouw hart ligt.' Haar hand nog altijd op zijn borst. De wilgenbomen aan de over van de rivier ruisen in de wind, een rode klaproos ontsiert de zee van geel. Ze zijn alleen, ze zijn verliefd, de zon is geel, de lucht is blauw. Een bruine schim trekt hun lippen van elkaar, ze kijken tegelijkertijd omhoog. Een lichtbruine uil in de blauwe lucht, ze lijkt het gras te dirigeren. Het fluistert, ze luisteren. 'Jullie kenden deze droom niet.' Ze grijpt zijn hand, hij drukt haar stevig tegen zich aan, haar ogen afgewend van de wereld. Ze voelt zijn hart sneller kloppen, zijn ademhaling wordt jachtig. Als ze opkijkt is de lucht grijs, het koren grijs en de zon wit. Een donkere schim raast over hun hoofden, snel vallen de eerste druppels. Druppels worden witte kiezels, zwarte stenen, grotere stenen, en groter. Ze springen overeind, rennen door het veld, hun blote voeten weggezakt in de grauwe modder. De uil cirkelt boven hen, laat tussen de stenen door grote ladingen perkament vallen, haar gefluister klinkt door de regen heen. Pikzwarte letters in een bekend handschrift staren hen aan van overal rondom: Flora's Geheim. RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 21 Zo Geel 'Jullie gaan aan het werk terwijl ik onze nieuwe leerlinge een handje op weg help.' Professor Vector, een jonge vrouw met een lange blonde vlecht wendde zich tot Isa. 'U hebt het boek Numerologie en Grammatica, juffrouw Ruyshof?' Isa legde het numerologieboek voor zich op tafel. 'Prima.' Ze schikte haar donkerblauwe gewaad en ging naast Isa zitten om haar de basis van de numerologie uit te leggen. 'Alles in de wereld bestaat uit getallen. Als we de getallen weten, weten we dus hoe de wereld in elkaar zit. Voorspellend Rekenen maakt gebruik van de getallen die we al hebben en van de getallen die we hebben gezien in het verleden om de toekomst bloot te leggen en het heden te kunnen begrijpen,' legde ze op gedempte toon uit. 'Zoiets als kwantummechanica?' flapte Isa eruit in een poging de wartaal te begrijpen. 'Pardon?' Professor Vector keek haar niet-begrijpend aan en Isa haastte zich 'Laat maar' te zeggen. 'De hele wereld bestaat uit getallen, dus wij ook. In het eerste semester hebben we geprobeerd onszelf te leren begrijpen door onze getallen te ontrafelen. Dat semester hebt u gemist, maar het is niet moeilijk. Men moet het belang van de getallen zien. Het eerste getal is gebaseerd op de geboortedatum. Wanneer bent u geboren, juffrouw Ruyshof?' '25 augustus 1954,' antwoordde Isa gedwee, niet wetend wat haar lerares hiermee wilde. 'Aha, een zeven.' Ze bladerde in het boek en sloeg een pagina open. 'Een dubbele zeven om precies te zijn, uw geboortedag is ook een zeven en een woensdag, dat is een drie. Dus u bent een 737, als je dat optelt is het weer 17, en die laten we meestal onopgeteld.' Isa sloot haar ogen; waar was ze in hemelsnaam aan begonnen? 'Lees het maar even na, het tweede hoofdstuk geeft vooral informatie over het rekenwerk, de persoonlijke getallen staan in hoofdstuk zeven. Vergeet niet dat het om energieën gaat, het zijn brede begrippen die persoonlijke getallen kenmerken.' Ze legde een bemoedigende hand op Isa's schouder en liep op een holletje terug naar haar plaats voor de klas, zodat haar gewaad achter haar aan zweefde. Isa worstelde zich de rest van het uur door de taaie stof heen. Ze zocht haar getallen op en schreef de interpretatie op het perkament dat ze na de les moest inleveren. Er klopte niets van, ze raakte regelmatig de tel kwijt en de getallen begonnen haar te duizelen. Ze was blij toen de les afgelopen was, maar tegelijkertijd teleurgesteld. Ze kon het niet maken om bij Severus te komen met helemaal niets; dit was niets. Isa pakte haar spullen en liep naar professor Vector die met zwierige gebaren tabellen met cijfers uit alle hoeken van het klaslokaal Sommeerde en op nette stapeltjes in de kast legde. 'Mag ik u iets vragen?' 'Zevens hebben altijd veel vragen waarop niemand een antwoord heeft,' glimlachte professor Vector vriendelijk, 'maar vertel.' Isa haalde het loodzware Verba Novare uit haar tas en opende het op een bladzijde die ze gemarkeerd had met een briefje. 'Deze getallen zijn decimaal,' wees ze, 'moeten dan alle cijfers apart opgeteld worden of wordt 1,5 en 2,5 gewoon 4?' Professor Vector nam het boek van Isa over en bladerde een paar pagina's terug. Haar ogen schoten over de tabellen terwijl ze haar vlecht over haar schouder gooide. 'Dit is hogere energierekening, juffrouw Ruyshof, waarom wilt u dit weten?' 'Eh, een experiment,' loog Isa glimlachend, 'ik ben erg geïnteresseerd in het ontstaan van de toverkunst, vandaar.' 'De decimalen worden apart berekend, vereenvoudigd en daarna pas opgeteld. Het gaat daarbij om de tussenuitkomsten in de secundaire tabel. Dus bij de 1,5 en 2,5 gaat het om de 10, vereenvoudigd de 1. Had u nog meer vragen?' 'Nee, dat was het voor nu, bedankt!' Isa haastte zich met het boek onder haar arm geklemd naar het oude bezweringenlokaal. '…dekt, dat is toch duidelijk!' 'Er is niets, echt niet, laat me nou maar.' 'Geen leugens meer, Severus.' Isa wilde de deur opentrekken, maar werd bijna omvergelopen door een lange gedaante met blond haar die de gang uitbeende: Lucius Malfidus. Severus stond gebogen over de anatomieboeken en draaide zich niet om toen ze met een klap het dikke boek op één van de voorste tafels liet vallen. Ze liep nijdig op hem af en trok aan zijn schouder zodat hij recht tegenover haar stond en ze elkaar aan konden kijken. 'Wat deed híj hier?' brieste ze. 'Geen idee.' Hij haalde zijn schouders op, maar sloeg zijn zwarte ogen niet neer. 'Ach, ga iemand anders voor de gek houden; jullie stonden te praten, Severus.' 'Dat wil nog niet zeggen dat ik weet wat hij hier deed, Isabella.' Ze moest zich inhouden om niet te beginnen met schreeuwen van frustratie. 'Het ging over míj, is het niet? Lucius Malfidus heeft een hekel aan míj. Waar ging het over, Severus? Waar lieg je over? Over mij?' 'Alweer fout, Isabella, het ging over míj. Wel, laat eens zien wat Septima je heeft geleerd.' Zijn zwarte ogen bleven uitdrukkingsloos. Ze zuchtte geërgerd en Sommeerde het boek. 'Decimalen apart optellen en de tussenuitkomsten opzoeken in de secundaire tabellen,' zei ze vlak. 'Dat verklaart veel. Dan nemen we constringo in plaats van contraho, dat scheelt twee letters, dus twee energiepakketjes met een waarde van dertien, volgens de primaire tabel zou dat door de o-i-o-combinatie uitkomen op minstens honderd met een decimaal eindigend op vijf.' Hij krabbelde wat getallen op een stuk perkament. 'Vier,' verbeterde Isa hem, 'quattuor is vier, geen vijf.' Ze pakte haar eigen rode veer en verbeterde zijn aantekeningen. De rest van de middag besteedden ze aan het optellen van alle mogelijke combinaties om een gunstige energiebalans te krijgen, wat niet lukte. Isa werd er moedeloos van. Kennelijk was spreuken verzinnen toch meer dan een paar woorden combineren. Hoe moesten ze nu ooit haar vader helpen? Ze besloot zich behalve in de woorden ook te verdiepen in de krachten achter de woorden: magische natuurkunde, zodat ze wist wát ze precies moest doen en wat er mogelijk was in deze wereld waar ze vanuit haar eigen achtergrond nooit van had durven dromen. In plaats van het zoveelste persoonlijke getal uit te rekenen, luisterde Isa de volgende les Voorspellend Rekenen stiekem naar de biografie van Brenda Wendekind, die een briljant Voorspellend Rekenaarster was geweest en als kroon op haar werk de uitzonderlijke magische eigenschappen van het cijfer zeven had ontdekt. Het nummer van haar Chocokikkerplaatje was niet voor niets een vijf, ze was bovengemiddeld intelligent en schreef het eerste boek tijdens haar loopbaan als lerares Voorspellend Rekenen op Zweinstein. Professor Vector was zichtbaar in haar nopjes omdat ze leek te beseffen dat ze een opvolger was van één van de bekendste figuren van haar vakgebied. 'Was zij niet de vrouw die alles over eenheden heeft opgeschreven?' merkte een Ravenklauw op. 'Dat klopt, zoals te lezen is in hoofdstuk vijf. Daar mogen jullie deze les de vragen over maken, de volgende les verwacht ik twee rollen perkament over de eenheden van Brenda Wendekind en haar volgelingen. In de bibliotheek staan haar boeken bij de categorie Voorspellend Rekenen.' Er volgde een gerommel van mensen die hun boek, veer en perkament pakten. Isa bladerde na een korte blik op professor Vector ook naar hoofdstuk vijf. De beste eenheid is een één! Stond bovenaan de pagina. Ze grinnikte en las het stuk over duo's door. Volgens de berekening voor de perfecte relatie moest Quinten een vijf zijn. Ze grinnikte opnieuw, dat kón bijna niet anders met zo'n naam. Het stuk over drie-eenheden werd al ingewikkelder. Ook in de tovenaarswereld bleek er een soort heilige drie-eenheid te bestaan, de meeste goede vriendschappen koppelden creativiteit, sportiviteit en intelligentie, terwijl de vier elementen ook nog een belangrijke rol leken te spelen: de vier afdelingen van Zweinstein waren erop gebaseerd. Het geboortegetal van Goderic Griffoendor werd herleid tot één, waar de kleur rood bij hoorde. Helga Huffelpuf was een duidelijke drie: geel dus, terwijl Zalazar Zwadderich op de groene vier uitkwam en Rowena Ravenklauw blauw vertegenwoordigde door haar vijf. Daarmee werd een paar eeuwen later door een volgelinge van Brenda Wendekind, een zekere Ilmatar, via de kleurenleer meteen de link gelegd tussen de elementen en de numerologie: rood, geel, groen en blauw werden de basiskleuren en vertegenwoordigden de elementen vuur, aarde, lucht en water. Als er een vijfeenheid wilde plaatsvinden moest er volgens Brenda's theorie een cruciale factor aan de viereenheid worden toegevoegd, die ze 'Wendekindsfactor' doopte, maar die tegenwoordig liever magisch-wetenschappelijk verantwoord 'Kwintessens' werd genoemd. Zeseenheden bestonden mede daarom niet: er zou te veel energie (de niet bestaande 'Se.xessens') nodig zijn om een vijfeenheid te koppelen, een viereenheid ging nog nét. Isa boog zich over de vragen "Wat was de Wendekindsfactor van Griffoendor, Huffelpuf, Zwadderich en Ravenklauw die uitgebreid is onderzocht door Ilmatar?". Ze fronste haar wenkbrauwen: er was toch geen vijfde stichter geweest? Ze ploegde de tekst nogmaals door, maar kon niets vinden. Gelukkig gaf een klasgenoot snel het juiste antwoord ("Vijf punten voor Ravenklauw!"): het kasteel was de Kwintessens geweest, daarin hadden alle vier de stichters hun eigenschappen gepompt, het was hun kindje geworden en het had hen verbonden. Isa kreeg extra huiswerk omdat ze haar opdrachten over de persoonlijke getallen niet had gemaakt, maar vond dat niet erg. Dit was veel interessanter, Brenda Wendekind was interessanter. Ze holde naar de bibliotheek om al haar boeken te lenen. 'En weet je hoe die cruciale factor heet?' Hij keek haar met vragende bruine ogen aan en schudde langzaam zijn hoofd. 'Kwintessens!' Hij grinnikte en drukte een kus op haar lippen. 'Ik ben blij dat je het naar je zin hebt bij je nieuwe vakken. Ik vond Oude Runen altijd een hel.' 'Hmm, er is een Rune die Isa heet,' mompelde ze met haar ogen dicht tegen de felle zon. Het was het eerste weekend sinds de jaarwisseling dat de zon scheen en meteen was het al heel warm. Bijna iedereen was dolenthousiast het dorpje Zweinsveld ingetrokken zodat het schoolterrein praktisch verlaten was. Quinten keek uit over het meer en streelde verstrooid door Isa's haren, ze hadden elkaar lang niet gezien. Ze opende verstoord haar ogen toen hij ging verzitten en zich over haar heen boog. 'Laat maar dicht, je houdt niet zo van de zon, hè?' Hij plakte zijn lippen weer op de hare, maar ze krabbelde overeind en hij liet haar met tegenzin los. 'Wat zei je?' Haar ogen stonden verwilderd. 'Hé, rustig.' Hij trok haar tegen zich aan en zijn handen masseerden zacht haar schouders, maar ze wendde haar gezicht af. 'Wat is er?' 'Wat zei je, Quinten?' drong ze aan. 'Dat je niet van zon houdt?' 'Déjà vu!' riep Isa, 'Het gras, de lucht was blauw en de zon was geel, de zon is zo geel, Quinten, zo geel…' Er lag een merkwaardige glans in haar ogen die Quinten onwillekeurig naar zijn toverstok deed grijpen. 'Jij en ik, in het lange gras, naast ons stromend water, ruisende bomen. Ik weet het weer, Quinten, in het lange gras…' 'Isa, we hebben nooit samen door lang gras gelopen, weet je zeker dat je niet ijlt?' 'Zie ik eruit alsof ik ijl?' Haar heldere ogen boorden zich diep in de zijne: onwetendheid en onbegrip reflecteerden vanuit zijn ziel. 'Nee,' haastte hij zich te zeggen, 'hoe ging het verder Isa, hoe liep het af?' 'Met een uil,' zei ze vastbesloten, 'er kwam een uil in voor. En vervolgens stenen, grote zware stenen, in een cirkel.' Ze keken tegelijkertijd omhoog en zagen ook allebei het bruine stipje boven het meer. Isa raakte in paniek. 'Niet goed, niet goed…' Ze stond op en begon richting het kasteel te rennen alsof ze wilde schuilen voor niet-bestaande regen. 'Wat…' Quinten kwam overeind. 'Isa?' Hij zette de achtervolging in. 'Ga weg,' schreeuwde Isa terwijl ze met haar armen maaide richting de uil, 'blijf bij me weg!' In één vloeiende beweging pakte Quinten haar hand en zette zijn toverstok hijgend tegen haar slaap. 'Rustig,' herhaalde hij terwijl Isa de warmte haar hoofd in voelde vloeien, 'het is Flora maar.' Isa werd niet rustiger, in tegendeel: ze trok wit weg en sloeg haar armen beschermend over haar hoofd. Quinten stak zijn toverstok terug in zijn zak, trok haar tegen zich aan en hield haar stevig vast. 'Er gebeurt niets, geloof me, ik ben bij je.' Isa voelde hoe hij zijn arm uitstak en het briefje van Flora aannam. 'Ze is alweer weg,' suste hij, 'ze kwam alleen een briefje afleveren. Kijk eens.' Hij hield het opgevouwen perkament voor haar omhoog, maar ze duwde als een koppig klein kind haar hoofd tegen zijn schouder. 'Nee, ik wil het niet.' Hij kuste haar op haar hoofd en streelde haar rug. Ze verslapte in zijn armen en haar snikken nam langzaam af. 'Vertel het nou maar, wat is er, waarom schrok je zo van Flora?' 'Droom,' zei Isa met een verstopte neus, 'ik wil er niet over praten.' Quinten liet haar los en bestudeerde haar ogen, die ze neersloeg samen met haar hoofd. Hij pakte haar kin en ving opnieuw haar blik. 'Ik wel.' 'Niet nu.' Haar ogen stonden star en leeg, zó zelfverzekerd dat ze aan Quintens ogen zag dat hij schrok. 'Wel nu.' Ook zijn blik verhardde zich. Ze keek er moeiteloos doorheen; hij wilde gewoon heel graag weten wat haar dwars zat, haar helpen. Maar daar had Isa geen behoefte aan. Ze glimlachte moeizaam en haar lippen zochten de zijne, maar hij duwde haar zachtjes van zich af. Zijn ogen stonden serieus. 'Je kunt me niet helpen, Quinten, ik ben geen patiënt. Laat me.' Ze schrok van zijn opdringerigheid. 'Zijn er nog meer dingen die ik moet laten, Isabella? Zeg het me dan nu maar.' Hij sprak haar aan met haar volledige naam, zijn warme handen gleden van haar schouders. Ze ademde diep in, maar zweeg. 'Ik raak je kwijt,' concludeerde hij. Hij draaide zich abrupt om en beende richting de rand van het terrein. 'Quinten!' riep ze, maar hij draaide zich niet om. Tranen liepen over haar wangen terwijl ze hem struikelend achterna liep, wat dééd ze nou eigenlijk? 'Quinten!' Hij was nu buiten de poort, wees naar een plaats een paar meter voor haar voeten, en verdween. 'Nee, niet weggaan, ik… ik hou van je!' Haar stem stokte terwijl ze naar de lege plek staarde waar hij zo-even nog gestaan had. Te laat, ze had hem niet in vertrouwen genomen en daarmee zijn trouw en liefde voor haar in twijfel getrokken. Ze snapte hem, ze begreep helemaal waarom hij nu weg was en misschien niet meer terug zou komen. Maar moest het zo eindigen? Ze rilde. Het was te kort geweest, het was nog niet afgelopen. Had hij niet hetzelfde gevoeld? En de droom, had hij niet hetzelfde gedroomd? Het voelde zo echt… De gele zon zakte weg achter het kasteel en maakte de dag koeler, alsof ook zij had gevoeld dat er iets was veranderd. Alle lucht werd uit haar longen geperst en ze liet haar schouders moedeloos hangen. Waar was dit goed voor? Was dit het zoveelste offer? Waarom raakte ze zoveel mensen kwijt? Ze staarde voorbij de punten van haar schoenen naar de zanderige oprijlaan; hij had het perkament achtergelaten. Ze bukte en vouwde het open. Achter de stromende regen ligt de schat, ongrijpbaar voor reikende handen. Het hield niet op, ze bleven briefjes sturen die ze niet eens snapte. Wie 'ze' en waarom? In haar hoofd zette ze ze op een rijtje. Rood Oranje Geel Groen Blauw (Paars!), ik hou van jou..." Inktzwarte letters, bloedrood is voor jou, want zonder dat ik anders kan, blijf ik je eeuwig trouw... Poog In een eindeloze speurtocht, door het noodlot voorbestemd, reikend naar de horizon, een doel dat niet bestaat... Struikel niet, negeer de leugens, breek de kettingen, vlieg, droom van vrijheid en eigen wil. Achter de stromende regen ligt de schat, ongrijpbaar voor reikende handen. Miste ze iets? Had ze iets moeten zien? Ze keek onrustig om zich heen, alsof de schrijver van de briefjes achter een boom stond en er nu achter vandaan zou komen om uitleg te geven. 'Ik hou van jou,' mompelde ze, 'ik blijf je eeuwig trouw. Speurtocht, noodlot, leugens, kettingen, vrijheid, schat… Poog.' Er was maar één iemand die haar kon helpen, die ze wél in vertrouwen had genomen. Omdat het niets met liefde te maken had. De verkeerde. Ze pakte een stuk gekreukeld perkament uit haar zak, streek het glad en krabbelde de inhoud van de laatste twee briefjes voor hem neer. Als hij iets wist, zou dat mooi zijn, maar zíj ging zich er in elk geval niet verder in verdiepen. Er lag een dik boek over magische natuurkunde op haar te wachten, een halve plank aan boeken van en over Brenda Wendekind, zelfs het boek van Ilmatar had ze geleend. Ze moest een verschil maken tussen leven en dood, ze wist nog te weinig en had geen tijd voor briefjes, noch voor liefdesverdriet. Ze vouwde het perkament op en slenterde richting het kasteel om een uil te halen. Een tiental meters voor de grote houten deuren voelde ze een paar klauwen in haar schouder en besefte ze dat een uil zoeken niet nodig was; Flora had haar al gevonden. Ze besefte te laat dat het laatste briefje met haar eigen uil was gekomen, dat haar uil de schrijver van de briefjes kende, dat zij samenspande met de vijand. Isa verstijfde en draaide langzaam haar hoofd, bang voor wat ze te zien zou krijgen. Ze keek in twee heldere blauwe ogen; Flora's geheim. RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 22 Groen is gras Isa had haar schoenen uitgetrokken en liep vlak langs de rand van het meer. 'Groen is gras, groen is gras, onder mijne voeten, ik heb verloren, mijn beste vriend, ik zal hem zoeken moeten…' neuriede ze, 'Groen is gras, groen is gras-' 'Hé daar, plaatsgemaakt, voor een jongedame,' hoorde ze achter zich. Het was Muriël die haar handen uitnodigend uitstak. 'Kom, jongedame, we gaan naar binnen, het begint hier alweer ijskoud te worden. Waarom heb je geen schoenen aan?' Isa wist geen antwoord. Waarom had ze geen schoenen aan? Ze wierp een bange blik op het meer en voelde zichzelf in gedachten omgeven door ijskoud water dat haar slurpend de diepte inzoog. Waarom liep ze er eigenlijk zo dichtbij? Ze keek schuin naar Muriël, die haar hand stevig omklemde en haar bijna de gangen doorsleurde op weg naar de leerlingenkamer. In gezellige blauwe fauteuils zaten groepjes leerlingen daar bij te praten over hun dagje Zweinsveld, terwijl de eerste- en tweedejaars verongelijkt riepen dat ze huiswerk maakten of knalgele folders van de ouderejaars afpakten om toch op de hoogte te blijven van het nieuws uit het tovenaarsdorp. 'Het was bijna zielig,' hoorde Isa een vijfdejaars zeggen, 'alsof ze weten dat ze toch geen kans maken.' Een tweedejaars hield wapperend een folder omhoog en leek de aandacht van Muriël te willen trekken, maar die liep stug door en zette Isa in de slaapzaal op een stoel. 'Recalesco.' Muriël had een handdoek om Isa's voeten gewikkeld en vuurde er nu een verwarmingsspeuk op af. 'Groen is gras, groen is gras,' mompelde Isa rusteloos terwijl de wereld om haar heen weer een beetje kleur kreeg. Uit Muriëls jaszak stak een stuk geelgekleurd perkament. 'Wat is dat?' Muriël liet haar toverstok zakken en moffelde het gele perkament dieper in haar zak. 'Ach, wat mensen die folders aan het uitdelen waren in Zweinsveld, behoorlijk kansloos hoor. Zijn je voeten alweer een beetje op temperatuur?' 'Mag ik eens lezen?' Iets zei haar dat het meer voorstelde dan Muriël wilde doen geloven en het maakte haar gedachten ineens opvallend helder. Muriël was nooit goed geweest in dingen verborgen houden, haar ogen spraken boekdelen toen ze het verfrommelde perkament overhandigde. U bent niet langer veilig, stond erboven in felblauwe letters, Ook u hebt een vrije keus riep de tekst een eind verderop Maak die keus, tientallen andere tovenaars gingen u voor. Er stonden bewegende foto's en persoonlijke verhalen van mensen op de achterkant, het lettertype was schreeuwerig en Isa stond op het punt om de folder ongelezen terug te geven aan Muriël met de mededeling dat deze inderdaad kansloos was, toen ze de handtekening van de voorzitter van de 'zielige' organisatie onderaan het perkament herkende: het was die van haar moeder. Het was een wazige avond. Ze hoefde niets te zeggen, iedereen snapte zonder woorden wat er aan de hand was. Ze lieten haar met rust, met een boek op haar bed. Niemand vroeg iets, niemand kwam iets zeggen. Toch was het in Isa's hoofd alles behalve rustig. Niet alleen was ze haar vriendje kwijt, nu werd ze ook voor de eerste keer bewust geconfronteerd met de activiteiten van de anti-magieorganisatie van haar ouders en ook de blauwe ogen van haar uil lieten haar niet los. Patrick had nog geen bericht teruggestuurd en Brenda Wendekinds theorieën over jaargetijden en lotsbepalingen vergden veel energie. Het kwam regelmatig voor dat Isa een aantal pagina's terugbladerde en opnieuw begon met lezen, omdat de boodschap niet was blijven hangen. Bovendien was de natuurkunde misschien magisch zeer verantwoord, maar vanuit haar Dreuzelachtergrond was het moeilijk te verklaren dat Tijdverdrijvers bestonden en tovenaars konden Verdwijnselen. Het voelde alsof haar hersenen zich er bewust tegen verzetten. En dan was Perkamentus er ook nog. Het leek niet minder dan logisch dat ze als vergoeding voor zijn moeite om haar onderwijs te geven, een schilderij zou schilderen. Hij zou haar er ook nog goed voor betalen, daar bestond geen misverstand over. Maar nu waren er ineens alle dingen tegelijk. De liefde, de briefjes, haar vader, de folder, het schilderij. Moest ze voor zichzelf kiezen en de liefde gaan zoeken? Haar nieuwsgierigheid laten overwinnen en de briefjes uitpluizen? Toch proberen de hoofdpijn te negeren om zoveel mogelijk magische natuurkunde te leren, om een spreuk te verzinnen voor haar vader? Meer vragen stellen aan de Zweinsveldgangers over de folder en wie hem had uitgedeeld? Schilderen, tekenen, dat wat ze het leukste van alles vond, maar al veel te lang niet meer had gedaan? Het was een warboel in haar hoofd en ze bladerde weer vijf pagina's terug. Combineren, dat was het beste. Morgenavond zou ze beginnen met het schetsen van de tekening en ze zou Ayla vragen naar een spreuk waardoor het boek zichzelf voorlas. En morgenmiddag zou ze zoals altijd met Severus gaan puzzelen en rekenen. Severus leek er niet helemaal bij die dag. Hij bladerde in het dikke spreukenboek terwijl Isa getallen probeerde op te zoeken in tabellen op andere pagina's. 'Hè, toe nou!' zei ze geïrriteerd toen hij een dik pak bladzijdes op haar wijzende vinger liet vallen. 'Hmm-mm,' mompelde hij en krabbelde zelf ook wat getallen neer. Ze keek naar zijn perkament maar de getallen kwamen haar niet bekend voor. 'Wat doe je toch, Severus, we zoeken iets met schokken, dat eindigt op 101 of 302, niet op 405.' 'En het moet verlengd worden,' beaamde hij, 'gecontinueerd, 'continuus' of zoiets.' 'Contineo is het werkwoord,' praatte ze over hem heen, 'hier hebben we het al over gehad, Severus, we kunnen beter eerst de spreuk maken en dán pas verlengen. De meeste bezweringen eindigen trouwens op semper, of een uitgang van sempiternus, denk aan Rictusempra. Ik zoek naar een spreuk om een gebied af te bakenen, zodat we niet de onderliggende spieren aan het schokken zetten, die van vorige week werkte niet, weet je nog?' Severus humde, knikte en krabbelde verder. 'Wat is je probleem?' zuchtte ze geërgerd. 'Help me nou eens!' 'Ik denk dat je er wel uitkomt,' zei hij vlak, 'ik ook overigens. Bedankt voor de hulp, Isabella.' 'WAT?' gilde ze. 'Loop je nu van me weg, net nu het echt moeilijk wordt? Lafaard! Je zou me helpen, mijn vader helpen, we zouden hem samen helpen…' 'Je hebt mijn hulp niet nodig, Isabella, je bent slim genoeg. Twee weken geleden kwam je al met 'saepes'; omheining. Tel de energie op en sleutel wat met de klemtoon. Niet te moeilijk denken, wees creatief. Het enige wat jij nodig had was een duwtje in de rug, een beetje zelfvertrouwen. Je weet tenslotte meer dan ik. Bedankt.' Haar ingewanden waren bevroren, alles was koud. De klik waarmee hij de deur achter zich dicht had gedaan galmde na in haar oren; hij was de zoveelste in een korte tijd die uit haar leven verdween. Ze voelde zich machteloos en gebruikt, al wist ze niet precies waarvoor. Hij leek zo intelligent, waar had hij haar kennis dan voor nodig? Welke kennis? Hij had haar toch nooit iets gevraagd? Haar zicht werd wazig door het vocht in haar ogen. Waarom toch allemaal, wat had de wereld tégen haar? Haar ademhaling versnelde en er kwam een hardnekkige duizeligheid opzetten, terwijl tintelingen zich in haar handen en voeten verspreidden. Op dat moment werd er ritmisch op de deur geklopt en toen ze zich omdraaide stond professor Perkamentus in het lokaal, zijn feniks op zijn schouder, zijn toverstok getrokken, een blik die de hele situatie in één keer overzag. Isa wist dat er een spreuk zou komen, waarschijnlijk een kalmeringsspreuk. In paniek reageerde ze met de enige verdediging die in haar opkwam. 'Protego!' schreeuwde ze net op tijd, happend naar adem. Zijn zachtgele spreuk werd weerkaatst naar de muur. Doodse stilte. Ze snoof. 'Ik kom in vrede.' Zijn blik werd bedachtzamer en hij legde zijn stok op de grond, rolde hem naar Isa, rechtte zijn rug weer. Ze wist dat het niets voorstelde, hij kon zoveel zonder stok, maar ze begreep het gebaar en zakte neer in een stoel. 'Ik heb goed nieuws voor je, Isa.' Haar blik was stevig gericht op de rode vogel op zijn schouder die strak terugkeek. Haar ademhaling stokte en ze kalmeerde enigszins. 'Je zoektocht eindigt hier, je vader is teruggekeerd binnen ons kamp. Hij is vanochtend opgenomen in Zalivaro's Toverkliniek voor Zorgbehoevenden waar hij zal worden behandeld voor zijn magische aandoeningen. Hij wordt goed verzorgd, Isa, hij heeft je hulp niet meer nodig.' Haar ogen kruisten eindelijk de zijne en ze zag hoe hij probeerde haar gevoelens te peilen. Haar mond vouwde zich tot een glimlach, een brede grijns en toen begonnen de tranen te stromen. Tranen van vermoeidheid, tranen die met de last van haar schouders mee naar beneden vielen, tranen van geluk. 'En mama?' Ze veegde geëmotioneerd de tranen van haar wangen met de mouw van haar gewaad. Perkamentus keek haar met rustige blauwe ogen aan. 'Naar wat ik begrepen heb, houdt zij vol aan de andere zijde,' antwoordde hij zacht, 'je vader heeft nu jouw steun nodig, Isa, hij staat er alleen voor.' Ze knikte en weerstond de neiging om het schoolhoofd te omhelzen. 'Excuseer me,' zei ze haastig terwijl ze haar haar fatsoeneerde en opstond, 'Severus moet dit horen.' 'Severus Sneep?' Perkamentus fronste zijn witte wenkbrauwen. 'Ja, hij heeft me geholpen met de spreuk, hij heeft er recht op het te weten.' 'Dat ben ik dan met je eens,' knikte hij bedachtzaam. In zijn ogen stond nog steeds ongeloof. 'U gelooft me niet?' beantwoordde ze zijn blik. 'Severus Sneep is niet meteen de persoon die andere mensen zou helpen,' bekende Perkamentus. 'Aan wie kunnen we dat nu beter vragen dan aan Severus zelf?' opperde Isa opgewekt. Ze voelde zich onoverwinnelijk, trots, blij. Met een huppelpasje liep ze om de man met de vogel heen naar de deur. 'Ja, laten we dat dan maar doen, ja,' mompelde Perkamentus, meer tegen zichzelf dan tegen haar terwijl hij zijn stok oppakte en een laatste keer het lokaal doorkeek op zoek naar een teken van de schuwe Zwadderaar. 'Hé!' Ze hield een derdejaars van Zwadderich tegen in de gang die naar de leerlingenkamer van Zwadderich liep, 'Kun je voor mij kijken of Severus Sneep er is?' De jongen knikte kort en ging aan het einde van de gang de kerkers binnen. Niet veel later kwam Severus omhooggelopen, zijn blik gericht van Perkamentus naar de felgekleurde vogel en terug. 'Severus,' riep Isa dolblij, 'hij is terug in onze wereld, de spreuk is niet meer nodig!' Als Severus blij was, liet hij het niet merken. Zijn ogen bleven uitdrukkingsloos en hij wendde zich tot Perkamentus. 'U wilde mij iets vragen?' Isa legde een hand op zijn schouder en schudde hem door elkaar. 'Het hoeft niet meer, Severus; geen energieën meer optellen, geen ingewikkelde berekeningen meer… Hij gaat beter worden, ik voel het!' Zijn blik gleed afkeurend naar haar hand op zijn schouder en ze trok hem geschrokken terug. Waar haalde hij die arrogante blik ineens vandaan? 'Ik weet niet waar je het over hebt.' 'Severus, heb jij met Isabella samengewerkt aan een spreuk om haar vader te genezen?' Ze zag Perkamentus nu van hem naar haar kijken en voegde eraan toe: 'Kom op, doe niet zo flauw, vanochtend nog. Continuus, saepes, begint je iets te dagen?' 'Sorry, professor, ik ken dit meisje niet.' Hij wendde zich tot haar. 'En ik spreek ook geen Latijn.' Haar mond viel open terwijl hij verontschuldigend zijn handen hief, zijn schouders ophaalde en zich omdraaide. Perkamentus voorkwam net op tijd een nieuwe aanval van hyperventilatie met een Verademingsspreuk, maar kon niet voorkomen dat Isa verbluft in elkaar zakte. 'Ik ben niet bewusteloos, ik ben niet bewusteloos,' herhaalde Isa terwijl haar hersenen de gedachten voor haar produceerden die ze zelf niet durfde te denken. Je bent gek. Spookte het door haar hoofd. Je hebt alles zelf verzonnen. Een hallucinatie was het. Een droom. Je bent gek, Isabella, knettergek. Een heldere roep van de feniks legde het stemmetje in haar achterhoofd het zwijgen op. Ze voelde hoe de vogel op haar schouder landde en verstijfde. Het werd koud aan haar handen, haar benen, ze zat op de grond, ze moest overeind, ze was niet bewusteloos. Maar Isa bewoog niet. 'Isabella?' Perkamentus knielde voor haar neer en ving haar blik. KNETTERGEK schreeuwde het stemmetje nu, HIJ VINDT HET OOK 'Nee, Isabella, ik denk niet dat je gek bent.' Hoe wist hij wat ze dacht? Hij moest uit haar gedachten blijven! Ze kneep haar ogen dicht. 'Stop,' fluisterde ze, 'stop ermee, alsjeblieft.' De feniks op haar schouder wiebelde onrustig heen en weer. Knettergek, knettergek, zong het stemmetje. 'Wie is er hier nou gek?' fluisterde ze terwijl ze haar ogen opendeed en zo snel mogelijk overeind krabbelde. De rode vogel fladderde terug naar de schouder van zijn baas. 'Jullie zijn allemaal gek,' beet ze hem toe, 'compleet gestoord. Maffe drankjes brouwen, rare woorden prevelen, in gedachten roeren. Bah!' Ze draaide zich abrupt om en beende richting de grote houten deuren. Knettergek, knettergek, zong het stemmetje. 'Ja, zíj ja,' riep Isa terwijl ze zonder jas de ijskoude januaridag inliep. RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 23 Stilleven in Blauw Isa rilde, maar stapte stevig door. Ze passeerde de poort, waar ze de wazige schimmen van de gevleugelde everzwijnen tegen de schemerige avondhemel nog net kon zien. Haar humeur was verbazingwekkend goed. Ze had het stemmetje in haar hoofd dat haar voor gek verklaarde het zwijgen opgelegd en dacht nu alleen nog maar: ik ga weg. Het maakte haar blij, opgelucht. Terwijl ze door het dorp liep, werd het donkerder en tegen de tijd dat ze bij het postkantoor aankwam, brandde in de meeste huizen al licht. Uit een van de zakken van haar gewaad diepte ze een eenzame Galjoen op, die ze bij de kalende man achter de balie inwisselde voor een zakje Brandstof en een hoop wisselgeld. Het was druk in de Verschijnselkamer, maar tot Isa's opluchting stond er geen lange rij bij de Vertrekhaarden. Ze aarzelde niet. Terwijl de rij richting de haard bewoog, kwam haar besluit nog vaster te staan; ze zou niet meer terugkeren naar Zweinstein. Niet meer naar Perkamentus, die in gedachten roerde alsof het een bord tomatensoep was. Niet meer naar Slakhoorn, die met zijn gele ogen al haar vieze drankjes liet mislukken. Niet meer –ze slikte- naar Ayla, Tyra en Muriël, die hun best hadden gedaan haar te laten wennen, maar daar nooit helemaal in waren geslaagd. Ze zou hen missen, dat wel… 'Isa!' Ze herkende de stem, maar keek niet om. Er was nog één tovenaar tussen haar en de haard. Ongeduldig wachtte ze tot hij een geknakte bezemsteel zo gevouwen had dat hij de haard in kon en er zelf naast was gaan staan. 'Isa, wacht!' 'Nee, ik heb lang genoeg gewacht. Het went niet, ik hoor hier niet. Ik ga terug.' Ze pakte een handje Brandstof uit het zakje. 'Waar ga je heen dan?' Zijn stem klonk gemeen, triomfantelijk bijna. Ze draaide zich om, en keek recht in Patricks blauwe ogen. 'Terug naar waar ik hoor,' zei ze duidelijk. Ze had geen zin hem uit te leggen dat ze kunstenaar zou worden in de Dreuzelwereld. Kunstenaars mochten gek zijn. Sterker nog, ze waren bijna allemaal gek, of tenminste een beetje prettig gestoord. De kleine korreltjes Brandstof zochten een weg tussen de kieren van haar samengeknepen vingers. 'Doet het ertoe?' 'De briefjes,' zei hij vlak. Hij maakte van haar verwarring gebruik door haar bij de haard vandaan te trekken om de rij niet op te houden. 'De briefjes komen uit jouw wereld, Patrick, niet uit de mijne.' Ze rukte haar arm los. Op de grond vormde zich een hoopje Brandstof. 'Ja, Flora is inderdaad van ons geweest,' ging hij ongestoord verder. Isa's mond viel open. Dus het wás waar, alle Wilders hadden blauwe ogen… Toen ze hem aankeek leken zijn ogen blauwer dan ooit. 'Om preciezer te zijn: van mijn oma.' Een klomp ijs plofte in Isa's maag… Oma Wilder? Was zij degene die de geheimzinnige boodschappen schreef? 'Nee, Isa, mijn oma is niet de schrijver van je briefjes, je hebt zelf haar handen gezien. Al zou ze zo graag willen, ze kan niet meer schrijven, al heel lang niet meer. Daarom had ze haar uil ook niet meer nodig.' 'Flora,' fluisterde Isa. Ze kon niet geloven dat hij haar een afgedankte uil als cadeautje had gegeven. 'Ik weet niet van wie de briefjes komen, maar diegene wil je iets vertellen.' 'O ja?' Isa keek hem langdurig aan en hij fronste zijn wenkbrauwen. Zonder weg te kijken peilde ze zijn gedachten. Waarom wilde hij haar hier houden, wat was zijn belang? Schreef hij de briefjes? Tegelijkertijd voelde ze hoe hij gespannen terugkeek. 'Is er iets?' vroeg hij zo normaal mogelijk. Isa antwoordde niet, haar blik nog steeds gefixeerd op de blauwe poelen. Om in te verdrinken, zo blauw… Ze verdronk: haar blik werd wazig en ze zag dubbel, tot er beelden opdoken. Duidelijke beelden. Patrick met een uil. Patrick met een meisje. Patrick die naar het meisje toeboog, zijn hand op haar heup legde, een pluk haar opzij streek. Hun lippen die elkaar raakten en het meisje dat glimlachte. In haar ogen flikkerde liefde, puur geluk. 'Isa, wat doe je?' vroeg Patrick verward. Hij schudde zijn hoofd en hij slaagde erin de beelden te laten vertroebelen, maar Isa haalde ze terug, bekeek ze met afschuw. Wie was zij? Wat deed hij? 'Wat doe ik… wat doe jij? Patrick, wat gebeurt er?' Haar rauwe stem stokte, ze was misselijk van paniek. Het restje Brandstof gleed uit haar handen, de rij voor de haard loste op en vulde zichzelf aan, stemmen om hen heen. De tijd liep door. Het oogcontact bleef. De beelden bleven. 'Ophouden nou, Isa,' siste hij. Zijn stem had nog nooit zo dreigend geklonken en voor het eerst stond Isa tegenover de Schouwer die Patrick anders zo kunstig in zichzelf verborgen wist te houden. 'Ik weet niet wat er gebeurt, ik kan het niet stoppen… Wat doe je, Patrick?' Paniek klonk nu door in haar stem terwijl zijn toverstok dichter bij hun gekoppelde blikken kwam. 'Stop ermee!' Zijn ogen schoten vuur, maar Isa zag meer dan vuur. Patrick die vocht, met mensen met maskers, Dooddoeners, een vrouw met een kakelende lach… Meila?! Ze hoorde niet dat hij een spreuk uitsprak, maar voelde wel de kracht waarmee ze naar achteren geblazen werd. De beelden waren verdwenen. Hij liep naar haar toe, maar deed geen poging haar te helpen opstaan. Ze krabbelde verward overeind. 'Wat was dat?' vroeg ze hijgend en volkomen in de war. 'En dat vraag je míj?' Hij spuwde de woorden vol afschuw over haar uit. Ze had hem nog nooit zo kwaad gezien. 'Je hebt me nooit verteld dat je zo'n krachtige Legilimens bent.' 'Ik ben een wát?' reageerde Isa boos, 'Ik geloof niet dat ik de enige ben die hier iets heeft verzwegen.' Verschillende mensen keken nu naar hen om en Patrick temperde zijn stem. Ze keek naar hem op, maar hij ontweek haar blik. 'Was dit niet wat je wilde, Isabella Josephina Ruyshof? Je wilde toch dat het niets tussen ons zou worden? Dan hou je mij niet tegen.' Met een plop Verdwijnselde hij voor haar ogen. Een moment bleef ze versuft staan, maar haar benen leidden haar terug naar de haard. In een roes pakte Isa een nieuw handje poeder en glipte ze voor een stevig gebouwde heks de haard in. Ze wilde nu echt zo snel mogelijk weg. 'Zalivaro's,' schreeuwde ze, wensend dat het haardsysteem dat zou begrijpen. Haar voeten kwamen los uit de groene vlammen en niet veel later landde ze in een openhaard die grensde aan een lange, witbetegelde gang, die uitkwam op een soort pleintje met een receptie. Ze zat goed. Een paar tellen hield ze zich staande tegen de muur buiten de haard. Een paar tellen maar. Ze had dus kennelijk een of andere belachelijke gave waardoor ze gedachtes kon zien. Ze walgde van zichzelf. Dit leek op wat híj ook deed, voortdurend deed. Ongewild, ongevraagd. Ze sloot haar ogen en ademde diep uit, terwijl ze de gedachten van zich afschudde. Ze prees zich gelukkig met haar kleine restje relativeringsvermogen: het stelde niets voor, zeker niet in vergelijking met de problemen van de rest van de wereld. Er waren belangrijker dingen. Zoals die ene persoon die ze in de afgelopen week niet verloren had, maar juist teruggewonnen. 'De revalidatieafdeling, tweede verdieping.' De tovenaar die voor haar in de rij stond, pakte met een zwiep van zijn stok zijn aktetas van de balie en liep richting de liften. Isa stapte naar voren en keek in de ogen van een vriendelijke heks met een leesbril. 'Ik ben op zoek naar Ruud Ruyshof,' zei ze snel. 'Hij wacht op je, schat,' glimlachte de heks haar toe, 'verpleegafdeling, vierde etage.' 'Bedankt,' stamelde Isa verbaasd. Kende de receptioniste iedere patiënt? Ze stapte bij de man met de aktetas in de lift en duwde op de goudkleurige 4. De lift zoefde bijna geruisloos naar boven en liet de man uitstappen op de tweede verdieping. Haar hart ging sneller kloppen toen de deuren zich weer sloten. Wat ging ze eigenlijk zeggen tegen haar vader? Zou hij er slechter uitzien dan de vorige keer? Of beter? Ze hoopte vurig op het laatste en kamde haar haren met uitgestoken vingers in model. Zweet parelde op haar voorhoofd, ze wipte van haar ene been op haar andere. Haar moeder zou híer in elk geval niet zijn, dat was zeker. Met een vriendelijk 'pling' stopte de lift en ze stapte uit, nog steeds in gedachten verzonken. Pas toen ze bijna tegen een verpleegster opliep, bedacht ze dat ze helemaal geen kamernummer door had gekregen van de receptioniste. Ze liep de lange gang door en keek op alle naambordjes. Geen Ruyshof. 'Wie zoek je, mijn lieve kind?' Een oude vrouw in een rolstoel keek naar haar omhoog. 'Ruud Ruyshof,' stamelde Isa. Ze plooide haar mond in een vriendelijke glimlach, of iets wat daarvoor door zou moeten gaan. 'Jij moet Isabella zijn.' Het rimpelige gezicht van de oude vrouw klaarde helemaal op en ze produceerde een tandeloze grijns. 'Eh… ja.' Isa stond versteld. Kende iedereen iedereen hier? 'Ik ben bang dat je helemaal verkeerd zit, lieverd. Hij ligt vanaf de liften gezien de andere kant op. Derde kamer links.' 'Tante Kaatje, daar bent u!' Een roodharige verpleegster liep op hen af en pakte de handvatten van de rolstoel. 'U zou vandaag meedoen aan de groepsopdracht 's avonds, weet u nog? Kom, we komen te laat.' Ze knikte Isa toe en reed de oude vrouw richting de liften. 'Ik heb helemaal geen zin in de groepsopdracht,' mokte tante Kaatje terwijl ze Isa een knipoog gaf. Die liep achter de twee aan, sloeg bij de liften linksaf en bleef bij de derde kamer aan de linkerkant in de deuropening staan. 'Isabella!' klonk het gedempt vanuit het enige gevulde bed bij het raam. 'Papa,' fluisterde Isa. Ze rende op hem af en legde haar hoofd op zijn borst. 'Ik dacht dat ik het verpest had, dat je niet meer zou komen,' fluisterde hij, 'Sorry, sorry meisje, ik was zo dom.' Zijn tranen druppelden in haar loshangende haar. 'Nee, papa, niet zeggen, zeg maar niets.' Ze zaten vele minuten in een innige omhelzing verstrengeld. Tranen mengden zich op het witte laken. Ze voelde zijn liefde, die er altijd al was geweest, maar die haar nooit op was gevallen. Hoe had hij die verborgen kunnen houden? Of had zij er nooit voor opengestaan? Ze was blij met het warme gevoel van binnen, ze had het nog nooit zo nodig had gehad als nu. Hij was de enige die ze nog had. Er werd niet gesproken. Uiteindelijk was het Isa die zich losmaakte uit haar ongemakkelijke positie, haar tranen ruw afveegde en op een stoel naast het bed neerplofte. 'We wisselen, papa,' begon ze schuldbewust. 'Jij bent nu hier, nu ga ik weer naar daar.' 'Hoe bedoel je?' 'Ik ga niet terug, niet terug naar Perkamentus,' fluisterde ze. 'Kun jij mijn geheugen modificeren? Kun je dat voor mij doen, papa?' Tranen glinsterden in haar ogen. Andere tranen. Als ze iedereen moest verliezen, dan ook hem maar. Het kon moeilijk erger. Ze zou gelukkiger zijn als ze deze hele periode van haar leven niet leek te hebben meegemaakt. 'Nooit.' Zijn ogen kregen een merkwaardige glans. 'Luister, Isa, het is belangrijk dat je terugkeert naar Zweinstein –' 'Nee!' Ze keek hem ongelovig aan. Een half jaar terug was hij nog fel tegen, en nu… 'Laat me uitpraten,' zuchtte hij vermoeid, 'alsjeblieft.' Ze opende haar mond, maar sloot hem weer. 'Je gaat terug, omdat je teruggaat naar Zweinstein, Isa, je gaat niet terug naar Perkamentus.' 'Hij was bij mijn geboorte,' walgde Isa. 'Ja,' bevestigde haar vader, 'dat was hij inderdaad. Heb je je ooit afgevraagd waarom?' 'Goede vrienden?' gokte Isa. 'Goede afkomst, Isa. Laat me je iets vertellen over onze voorouders. Toen je moeder je een half jaar geleden vertelde dat een echte Ruyshof nooit een tovenaar zou zijn, loog ze niet tegen je. Ik ben geen echte Ruyshof, Isa, en jij ook niet. Mijn vader was een Dreuzel, zijn naam heb ik gekregen, maar mijn moeder, dáár komt de toverkracht vandaan, zij was een heks. Om precies te zijn een van de laatste afstammelingen van één van de grootste tovenaars van lang, lang geleden. Wij stammen af van Elwyn van Eoforwic, Isa. Hij was de bouwmeester van Zweinstein.' 'Eoforwic,' mompelde Isa. De naam zei haar helemaal niets. 'York,' reageerde haar vader prompt, 'de Oudengelse naam van de stad York. Elwyn, een voortreffelijk magisch bouwmeester, werd verjaagd uit York omdat hij een tovenaar was. Je weet hoe dat ging in die tijd… Maar hij hield van zijn stad, Isa. Eoforwic betekent 'zwijnenhouderij'. Zweinstein is een metonymie, een ode aan zijn stad, aan York.' 'Ik hou van het kasteel,' riep Isa meteen, 'maar-' 'Natuurlijk hou je van het kasteel,' glimlachte haar vader, 'er zit een hoop magie in die veel mensen niet begrijpen. Wij wel. Dat is een gevoel.' 'Maar-' wierp Isa tegen. 'Luister,' suste hij haar, 'Er zijn boeken volgeschreven over de stichters van Zweinstein, maar wat bijna niemand weet, is dat Elwyn hun vertrouweling was. Bij hem uitten ze hun frustraties, hun vreugde en hun geluk. Elwyn herstelde vaak de vrede na uitgebreide ruzies, vooral tussen Zalazar Zwadderich en Goderic Griffoendor. Hij koos er bewust voor zich niet te mengen in het strijdgewoel en ook geen partij te kiezen.' 'Perkamentus was bij mijn geboorte vanwege onze stamboom?' 'Perkamentus weet dat het kasteel uit grote hoeveelheden magie is opgebouwd waar nog maar weinig over bekend is. Oermagie wordt het genoemd. Hij weet dat wij afstammen van Elwyn en het is algemeen bekend dat Oermagie erfelijk wordt overgedragen. Hoewel niemand de precieze kracht van Oermagie kent, wijzen steeds meer feiten in de richting van iets heel basaals, waarvoor we in de loop van de tijd door moderne spreuken en bezweringen de waardering hebben verloren. Denk aan liefde, warmte, geluk. Het zou zo kunnen zijn dat Perkamentus door bij je geboorte aanwezig te zijn wat van die diepe magie heeft meegekregen, omdat een geboorte een explosie is van Oermagie. Hij had onze toestemming daarvoor, Isa, hij is een groot tovenaar en toentertijd deed hij in zijn vrije tijd onderzoek naar Oermagie. Zijn project was een klein project, maar het heeft veel voor ons betekend.' Isa fronste haar voorhoofd. 'Ik weet waarom ze mij niet kunnen genezen, Isa. De Oermagie, of liever gezegd het tekort aan Oermagie, maakt me ziek. Ik heb me te lang teruggetrokken uit de magische samenleving; Zweinstein al jaren niet meer gezien, jóu te lang niet meer gezien. Jij zit vol oude magie, Isa, jij was mijn bron. Ik voel mezelf hier beter worden, ik voel weer kracht. Ik hoor hier. Net als jij. Hier, en nergens anders. Je moeder-' Zijn stem stokte, maar hij vermande zich. 'Je moeder heeft nergens last van, zij is niet erfelijk belast.' Hij zweeg. 'Heeft Oermagie te maken met gedachtenlezen?' vroeg Isa benauwd. 'Legilimentie bedoel je?' Haar vader knikte. 'Dat zou best eens kunnen. Ik ben een vrij goede Legilimens, al zeg ik het zelf.' 'Daarnet, ik bedoel… Ik keek in zijn ogen en toen ging alles vanzelf.' Ze keek hem paniekerig aan. Hij legde zijn hand op de hare. 'Daar kun je niets aan doen,' stelde hij haar gerust, 'Sommige mensen kunnen zich ervoor afsluiten met Occlumentie, maar de kunst van zowel het binnendringen als het afsluiten van de geest is de afgelopen jaren in de vergetelheid geraakt. Het is niet erg, het hoort bij jou, Isa. Is je nooit opgevallen dat je altijd op ogen let?' 'Ja,' stamelde ze, 'ik let altijd op ogen. Ze weerspiegelen toch de ziel?' Een hopeloze uitspraak, besefte ze. Ze had altijd gedacht dat het een soort beroepsdeformatie was, omdat ze tekende, en ogen altijd het verschil maakten tussen een goede en een slechte tekening… 'En wij kunnen in die ziel zoeken wat we willen zien, Isa. Het is een eigenschap die we niet moeten negeren, maar moeten koesteren, net als de rest van onze eigenschappen. Je bent een heks, geen Dreuzel.' 'Ik heb hem beledigd, gezegd dat hij gek was. Dat iedereen gek was.' En ik ben ook gek, of als ik het nu niet ben, word ik het daar wel weer, voegde ze er in gedachten aan toe. 'Ik kan niet terug papa, ik wil een domme Dreuzel worden.' Ze keek hem hulpeloos aan. 'Als je dat probeert, wordt het je dood. Kijk naar mij, het resultaat van ruim een decennium aan Onthouding. Het werkt niet. Jij gaat terug om je voorouder te eren. Doe het voor Elwyn, Isa, hij heeft geholpen met jouw school. Je kent hem niet, maar zijn kracht wel. Ik zal je helpen hem te leren kennen. Kun je mijn toverstok aangeven?' Isa pakte de stok uit de bovenste lade van zijn nachtkastje. Hij luisterde niet, maar ze zei ook niets. Moest ze het hem vertellen van Severus? Zou hij überhaupt willen weten waar zij mee bezig was geweest, de tijd dat ze aan haar schoolwerk had moeten besteden? Ruud Ruyshof zette zijn stok tegen zijn slaap en trok een pijnlijk gezicht. Toen hij de stok terugtrok, kleefde er een lange sliert witte, vloeibare substantie aan die gewichtloos bleef zweven. Hij wenkte en Isa boog voorover. Ze rilde toen de koele witte slinger haar slaap raakte en voelde vervolgens hoe haar hersenen de gedachte opzogen. Beelden schoten door haar hoofd, alsof ze vergeelde pagina's van een boek in sneltreinvaart omsloeg. Het ritueel herhaalde zich verschillende keren en Isa begon zich af te vragen hoeveel witte stof er in het hoofd van haar vader zou zitten, toen hij haar de toverstok teruggaf en gebaarde dat ze hem terug mocht leggen. 'Doorgegeven van vader op zoon, moeder op dochter.' Isa verzonk in gedachten, maar nu niet die van zichzelf, maar die van een ander. Ze zag een man die ingewikkelde gebaren maakte terwijl hij stenen op elkaar dirigeerde en weer naar zich terughaalde om meer spreuken uit te spreken. De klanken die hij uitstootte kwamen haar niet bekend voor, maar hij zong, een soort melodie was het. 'Elwyn, wij zullen eten gaan,' hoorde Isa achter zich in een vreemd accent. Ze draaide zich om en stond oog in oog met degene van wie de gedachte was: Rowena Ravenklauw. Er volgden scènes met veel bouwen, scènes met wandelingen door een steeds groter wordend kasteel en scènes waarbij Isa zich afvroeg of Elwyn echt zo onpartijdig was als hij zich voordeed, of toch stiekem een oogje had op Rowena. Uiteindelijk volgde de scène die voelde alsof Isa een klap in haar gezicht kreeg. Grote stenen, net als in haar droom. Een grote kring van grote stenen. Rowena Ravenklauw, Helga Huffelpuf, Goderic Griffoendor en Zalazar Zwadderich bezegelden hun doel: jonge tovenaars opleiden. De eed zworen ze tegenover Elwyn van Eoforwic terwijl een regenboog de hemel sierde. Het was betoverend, Isa was diep onder de indruk. 'Bedankt,' zei ze zacht, terwijl haar ogen zich weer scherpstelden op haar vader. Hij antwoordde niet. Geschrokken sprong ze overeind en wilde hem door elkaar schudden, maar gelukkig zag ze op tijd dat zijn borstkas nog op en neer ging. Ze glimlachte opgelucht, drukte een kus op zijn klamme voorhoofd en herschikte de dekens. Hij werd niet wakker en ze besloot hem met rust te laten. Ze zou terugkomen, hield ze zichzelf voor, terugkomen om hem echt te bedanken. En om te verder te vragen, want niet al haar vragen waren beantwoord, vooral de belangrijkste niet: waarom waren haar ouders Onthouder geworden? Ze wisten het toch van de Oermagie? En misschien kon hij haar verderhelpen, met de briefjes, met Quinten… Hoe dan ook, gek of niet gek, haar vader had gelijk: ze moest terug naar Elwyns kasteel, naar zijn magische bouwwerk. Ze wist het zeker. Ze was het hem verplicht. Achteruit liep ze de kamer uit, om vervolgens op een holletje naar de lift te rennen en beneden een hand Brandstof in de dichtstbijzijnde haard te mikken. Die avond nog begon Isa met het schilderen van een schilderij. Uit de tijd van Elwyn, Rowena, Helga, Goderic en Zalazar. De tijd van hun Oermagie, háár Oermagie. Een ridder zou het worden, een magische ridder op een paard. Enthousiast kwakte ze blauwe olieverf tegen het doek. Blauw was de kleur, felblauw. Ze was euforisch. Natuurlijk zou ze blijven. Wat ze hier deed? Geen idee. Moest ze wat leren? Kennelijk was ze al magisch hoogbegaafd. En wat deed Perkamentus ertoe? Ze was hier toch immers voor zichzelf? Ze voelde zichzelf de stereotiepe hoofdpersoon in een slechte clichéroman. Wat zou er in het volgende hoofdstuk komen, een nachtelijke wandeling met een prins of een demonstratie van haar o zo bijzondere magische talent? Oermagie. Het zou haar helpen, ze voelde het, het vulde haar met een intens geluksgevoel. Ze was allerminst verbaasd om tussen haar penselen een rolletje perkament te vinden. Klein. Rechthoekig. Zwarte letters. Blijf hopen, de zoektocht is eeuwig, vervul hem alleen. RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 24 Gouden einde 'Isa, ga je nog mee?' 'Hmm, wat?' Ze markeerde de plaats op de bladzijde waar ze was gestopt met lezen met haar vinger en keek naar Muriëls hoofd dat om de deur stak. 'Lessen, Isa… Wat is er met jou? Kom, doe dat boek weg.' Muriël liep de slaapzaal in en trok het boek uit Isa's handen. 'Nee, wacht, stop!' riep die. 'Scidenota!' 'Wat?' Muriël keek naar het dichtgeslagen boek waar nu een bladwijzer uit bungelde. 'Kinematica in de Hedendaagse Schilderkunst. Oké dan.' 'Muriël, ga je mee? Lessen, weet je wel?' Isa stak haar tong uit en sprintte naar beneden. 'Theorie,' baste professor Slakhoorn door het lokaal. Een luid geroezemoes volgde: hoezo theorie? Ze hadden nooit theorie bij Toverdranken. 'Toverstokken weg. Severus, zou jij ook even op kunnen letten?' Isa keek achterom naar de donkere figuur in de hoek, die zijn boek verongelijkt dichtsloeg. Het was minstens twee keer zo dik als dat van hen en Isa had een paar weken geleden gezien hoe zijn mond plooide in een zeldzame glimlach toen Slakhoorn het hem had gegeven. Sinds die tijd was Sneep, naast het roodharige Griffoendormeisje Lily Evers, het publieke lievelingetje van de toverdrankendocent. 'Er is mij gevraagd jullie aandacht te vragen voor het probleem van steeds opnieuw opduikende Mafketels in Groot-Brittannië.' 'Er zit er eentje naast me,' mompelde een zwartharige Griffoendor net iets te hard. 'Goh, wat een toeval, naast mij ook,' grapte zijn buurman terug. 'Potter, Zwarts, dit is geen moment voor grapjes!' donderde Slakhoorn. 'Mafketels kunnen levensgevaarlijk zijn als ze niet worden herkend. U moest eens weten hoeveel slachtoffers de Helers van Sint Holisto jaarlijks binnenkrijgen!' James Potter stond op het punt om een volgende spitsvondige opmerking te maken, maar kreeg een stomp van Sirius Zwarts. Net op tijd hield hij zijn mond dicht. Vervolgens begon hij zich te vermaken met het verplaatsen van willekeurige voorwerpen op het bureau van professor Slakhoorn. Zijn toverstok onder tafel, zijn mond nauwelijks bewegend. Isa keek er ademloos naar en wachtte op het moment dat één van de flesjes met Zweergenezende drank op de grond zou vallen. Het moment kwam niet. Isa wierp een snelle blik op hun professor. Slakhoorn baste door over kenmerken van Mafketels en Isa zag vanuit haar ooghoek dat Severus Sneep zijn boek alweer had opengeslagen. Hij leek er zelfs aantekeningen in te maken. Isa trok haar eigen toverstok en besloot James een verrassing te bezorgen. Terwijl hij een potje inkt door de lucht liet zweven, tilde Isa een stapel opstellen op en liet die rondjes vliegen boven het bureau. Ze genoot van zijn verbijsterde gezicht en moest haar lachen inhouden toen de stapel papier met een enorme vaart tegen het potje aanbotste waardoor James zijn bezwering niet kon vasthouden. Het potje spatte op de koude kerkervloer aan diggelen (zou iemand haar stille 'Reducto' gehoord hebben?) en bespatte daarbij Peter Pippeling en Remus Lupos met zwarte vlekken. 'James Potter!' donderde professor Slakhoorn door het lokaal. 'Maar-' begon James verontwaardigd. 'U zei geen toverstokken en Isa-' viel Sirius hem met een vernietigende blik op Isa bij. 'Sanitato, Sanitato, Reparo, Sanitato,' riep Isa voordat iemand had kunnen reageren, wijzend op de bespatte witte overhemden van de Griffoendors en het kapotgeslagen inktpotje. 'Potter, Zwarts, ERUIT!' donderde hij tegen James en Sirius. 'Juffrouw Ruyshof…' –Isa verwachtte een complimentje voor haar uitmuntende spreukwerk- 'ik had gezegd dat toverstokken deze les niet gebruikt mochten worden.' Isa ging uit het veld geslagen zitten en stopte haar stok weg. Kennelijk konden toverdrankleraren en Isa's het gewoon niet goed met elkaar vinden... De rest van de les was saai en lang. Ze moesten als huiswerk een opstel schrijven waarin minimaal tien van de vijftien kenmerken van Mafketels naar voren zouden komen. Dat zou ze Ayla wel weer vragen. Isa rolde de schets van een paard die ze had uitgewerkt op, liep met haar klasgenoten de kerkers uit naar boven en sloeg vervolgens de gang in naar het lokaal Voorspellend Rekenen. 'Wie kan me een drie-eenheid noemen?' Professor Vector kreeg de klas in één zin stil. 'Eenheid van tijd?' probeerde een jongen met dik, stroblond haar die naast Isa was gaan zitten. 'Prima, meneer Zonderland, kunt u aan de klas vertellen wat u daarmee bedoelt?' 'Nou, er is verleden, heden en toekomst…' 'Klotho, Lakhesis en Atropos?' probeerde Isa hem te helpen. 'Zij vormen de verpersoonlijking van de tijd, ja,' knikte professor Vector, 'we kunnen verleden, heden en toekomst vergelijken met begrippen als begin, midden en einde. Een prachtig voorbeeld.' Achter haar schreef een krijtje in sierlijke letters de begrippen op het bord. 'Weet u ook de eenheid waarin we eenheid van tijd uitdrukken?' 'Tempestassi,' zei Isa snel, 'afkorting Tpt. Zoals bij elke drie-eenheid is een verhouding van 0,33-oneindig voor begin, midden en einde ideaal. Een afwijking van een duizendste wordt nog als ideaal gezien, zodat het boek van Brenda Wendekind met het omgerekende woordenaantal van 0,334;0,331;0,334 als Expletum, precies goed dus, mag worden gedefinieerd.' 'Tien punten voor Ravenklauw!' 'Je hebt de woorden geteld?' vroeg Severijn Zonderland haar op gedempte toon. 'Nee joh,' fluisterde ze terug, 'een Finse rekenares genaamd Ilmatar heeft een beschouwing over Brenda's boek geschreven, als voorbereiding op haar eigen boek. Klein boekje, goed te lezen.' 'Jij hebt tijd om de het boek van Ilmatar te lezen?' vroeg Severijn bewonderend. 'Ik heb die wel eens in de bieb zien staan, wat een pil zeg!' 'In die dikke ben ik nog niet begonnen,' grinnikte Isa, zichzelf herinnerend aan het feit dat het boek inderdaad nog onaangeroerd op haar boekenplank stond, 'maar af en toe heb ik eens wat tijd over, tja.' Ze geeuwde. Het was saai om Oermagie te bezitten. Op de een of andere manier had ze al de hele week het idee alsof ze alles al wist. Iets met praktijklessen, om te laten zien hoeveel ze kon, dát zou leuk zijn. 'Iemand een andere drie-eenheid?' 'Eenheid van karakter?' klonk het aan de andere kant van het lokaal. 'Juist, juffrouw Bezemer, kunt u dat ook uitleggen?' 'Het gaat om creativiteit, sportiviteit en intelligentie. Daarbij moet onthouden worden dat deze combinaties bij ieder individu voorkomen in een andere verhouding. Je hebt dus mensen die graag dingen maken, mensen die graag dingen doen en mensen die graag nadenken.' Letterlijk uit het boek, grinnikte Isa in zichzelf, al was de laatste zin een eigen interpretatie van Brenda's uitgebreide verhaal dat ook hier verder uitweidde over berekeningen van verschillende verhoudingen in verschillende personen en hoe die een perfecte eenheid konden vormen. Professor Vector leek echter zeer ingenomen met het antwoord van Mirna Bezemer en vroeg haar nog een paar dingen terwijl Isa gezichten van klasgenoten begon te schetsen op haar perkament. Haar ridder had nog steeds geen gezicht en ze moest nu echt inspiratie opdoen. 'Juffrouw Ruyshof?' De hele klas keek haar aan. 'Sorry, wat was de vraag?' reageerde ze prompt. Ze bloosde niet eens. Kwam het omdat deze mensen minder scheelden in leeftijd? Of toch die Oermagie weer? 'Dat u waarschijnlijk wel een drie-eenheid kunt verzinnen.' 'Ehm, ja, in de Dreuzelwereld hebben we het wel eens over de drie-eenheid van de vader, de zoon en de heilige –' 'Ik vroeg u niet naar de Dreuzelwereld, juffrouw Ruyshof,' onderbrak professor Vector haar scherp, 'ik vroeg u om een praktisch voorbeeld.' Haar hersenen werkten snel, kwamen sneller met het antwoord dan ze het bevatten kon. 'Ayla, Tyra en Muriël?' zei ze verbaasd. 'Juist. Waarschijnlijk zijn de Zoeker van Ravenklauws Zwerkbalteam en het meisje dat het kerstdansoptreden heeft verzorgd bekend? En dan heeft er ook vast iemand ooit bijles gehad van Ayla, ook een zevendejaars Ravenklauw die Runen leest alsof het Engels is.' Er werd massaal geknikt. 'Ze heeft me bijles gegeven,' merkte een Zwadderaar op, 'ze kent Spelmans uit haar hoofd!' 'Zij zijn er door hun eigen berekeningen tijdens Voorspellend Rekenen achter gekomen dat hun karaktereigenschappen elkaar precies aanvullen, tot op de duizendste Indolassi, afkorting daarvan Idl. We noemen dat ook hier een Expletum. Zoiets heb je niet meteen door, daar gaan jaren overheen. Deze drie zitten al zeven jaar lang in dezelfde klas, vergeet dat niet.' Gekras van veren. Isa luisterde niet meer naar de uitleg van de berekeningen met Indolassi en Tempestassi. Ze wist het al. Wat deed ze hier nog? Ze koos een gezicht uit en begon het ongezien te beheksen zodat de neus ronddraaide. Magische Kinematica was nog best moeilijk, maar ze wilde per se een bewegend schilderij om niet uit de toon te vallen. Pas toen ze tijdens het avondeten naast Ayla neerplofte viel de informatie van die middag naast de tomatensoep als een blok ijs in haar maag. Ayla kende dus de complete Runencatalogus uit haar hoofd. Waarom wist ze dat niet? Ze had haar vaak genoeg geholpen met huiswerk, maar de héle Runencatalogus… En samen met Tyra en Muriël, lachende Muriël die tegenover haar zat, vormde zij een drie-eenheid. Een héle hechte drie-eenheid. Isa had dan wel niet opgelet, maar ze had wel de getallen gezien die op het bord stonden tijdens de les. Die logen er niet om. Eén duizendste Indolassi scheelde het. Dat was praktisch niets. 'Leuke dingen gedaan vandaag, Isa? Ik hoorde dat Sirius Zwarts nogal over je loopt te klagen.' 'Kleinigheidje,' mompelde ze, 'Voorspellend Rekenen was veel interessanter. Geleerd hoe je drie-eenheden moet berekenen.' Ze wachtte op hun reactie. Het bleef even stil, maar toen nam Ayla het woord. 'Je moet begrijpen, Isa, dat- ' 'Ik moet zoveel begrijpen!' schoot Isa uit haar slof, 'En weet je wat nou net het leuke is? Ik begrijp het nog allemaal ook! Ik bezit een gezonde dosis Oermagie, weet je wel? Maar dat maakt geen ene moer uit, want wat ik óók begrijp is dat jullie vriendschap niet te delen is.' 'Isa, dan begrijp je toch echt iets niet uit de berekening…' Ayla keek haar nu geschokt aan. 'Ik begrijp meer dan je denkt, Ayla,' beet Isa haar toe, 'véél meer.' Verschillende mensen, ook van de naburige Zwadderichtafel, draaiden zich nu naar hen toe. Isa griste een paar sneetjes brood uit een mandje en beende de zaal uit. Ze moesten haar niet gaan vertellen wat te begrijpen. Als er íemand hier dingen aan het begrijpen was, dan was zij het wel. Oermagie, weet je wel? Zij waren de enigen aan wie ze het had verteld. Ze hadden het begrepen. Of ze hadden op z'n minst gedaan alsof ze het begrepen. Natuurlijk had ze niet alles verteld. De herinnering was strikt privé en de verhouding van Elwyn met Rowena had ze verzwegen. Maar van de kracht die nu in haar lijf zat, werd ze zich met de dag bewuster. Oermagie. Echte Oermagie. Terwijl ze eraan dacht werd ze warm van binnen. Het gloeide er. Ze liet zich op haar hemelbed vallen en pakte het briefje van haar nachtkastje. Blijf hopen, de zoektocht is eeuwig, vervul hem alleen. 'ALLEEN', schreeuwde het papier tegen haar, 'ALLEEN' De zin had haar vanaf het moment dat het doordrong waar professor Vector naartoe wilde al gegrepen. Hoezo beschreven de briefjes haar leven? 'Waar zoeken we naar?' mompelde Isa. 'Waar moet ik op hopen?' Ze verlichtte het puntje van haar toverstok en liep naar het raam. Haar eigen gezicht weerkaatste in de ruit. Ze bestudeerde haar eigen glinsterende ogen, ging met de toverstok door haar haar zodat het oranje weerspiegelde in de ruit. Vreemd toch, als ze in de spiegel keek, leek het zo bruin en toch toonde het raam haar keer op keer de oranje gloed. Ze doofde haar stok en opende het raam. Ijskoude lucht vulde haar longen. Boven haar scheen de maan door de wolken heen. 'Papa, pak je de maan voor mij?' fluisterde ze. Hoewel het niet waaide stonden er al snel tranen in haar ogen. Haar gedachten sprongen van de hak op de tak, nu waren ze beland bij haar vader, die ze had beloofd snel op te zoeken. Ze greep naar de rode veer die aan een koordje om haar nek bungelde nadat ze eerder die week de punt had gebroken. 'Zoek je mee, maan?' fluisterde ze opnieuw. 'Ik weet niet wat we zoeken, Diana Lucifer, maar jij hebt goed overzicht.' Het wolkendek brak open. De maan verlichtte nu het hele schoolterrein. Volle maan. In de verte huilde iets. Een wolf? Isa rilde en wilde het raam dichtdoen toen haar oog viel op de maan. Rond de maan had zich een cirkel gevormd. Een regenboog, dacht Isa meteen. Nee… een… halo… fluisterden haar gedachten. Een perfecte cirkel. Een eeuwige cirkel. Oneindig. De zoektocht oneindig. Achter… de… Regenboog…, suggereerden haar hersenen. Aan het einde van de regenboog, verbeterde Isa ze grinnikend. Aan het einde van de regenboog, dáár staat de pot met goud. RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 25 Blauwkous 'Isa, wees nu niet zo onredelijk.' Ayla stampvoette, maar durfde Isa geen duw te geven omdat ze aan het schilderen was. Wat ze niet wist, was dat Isa een dempingsspreuk over haar omgeving had uitgesproken. Hoe hard Ayla ook schreeuwde, Isa hoorde niet meer dan een zacht gefluister. Isa dacht niet eens aan onredelijkheid, of de mogelijkheid dat Ayla met haar zou willen praten. Ze schilderde. Het paard was nu af, hoewel Isa er alles behalve tevreden over was. Zelfs met haar Oermagische handen had ze er niet meer van kunnen maken dan een dikke pony. Ze was nooit goed geweest in dieren, maar wist diep van binnen dat het ook kwam van de stress, de spanning. Toch was ze vrolijk. Ze schilderde alles van zich af en verdiepte zich in de Magische Kinematica. Voor een beginner was het allemaal best aardig, de pony liep wat sloom en houterig, maar leek al net echt. Ze hield zichzelf voor om deze versie als blauwdruk, proefversie, zelf te houden en een nieuw doek te schilderen voor Perkamentus. Isa spijbelde ook tijdens het blokuur Verweer tegen de Zwarte Kunsten, legde haar verfgerei opzij en liep op zoek naar zuurstof de grijze winterdag in. Aan de ene kant was ze blij. Ze was de hele week al blij. Oermagie-blij. Ze voelde kracht door haar aderen stromen die er nog nooit was geweest. Geluk, voelde dat zo? Tegelijkertijd moest dat blije gevoel nu vechten tegen een gevoel van verwarring, angst, schuldgevoel. Verwarring omdat haar niet duidelijk was wat haar plaats was op Zweinstein. Oké, ze hoorde bij Ravenklauw. Maar ze was een eerstejaars, terwijl ze sliep bij de zevendejaars. En die bleken nu ineens het hechtste trio van de school te zijn. Ze was zo blij geweest met het beetje vriendschap dat haar gegund was na al die jaren zonder. Maar was het echte vriendschap geweest? Vonden ze haar alleen zielig? Konden ze wel iemand anders dan elkaar vriendschap schenken? En dan was er nog het diep weggestopte schuldgevoel tegenover Ayla. Avond na avond had zij Isa geholpen met haar huiswerk. Oók Oude Runen. Avond na avond hadden ze uitgeput de verslagen en tabellen naast zich neergegooid en hadden ze gepraat. Over, besefte Isa nu, Isa. Nooit een woord over Ayla. Hetzelfde gold voor Muriël en Tyra. Ze kende hen niet, zij kenden haar alleen. Behalve onmacht (Isa wist zéker dat ze aan die drie-eenheid niets kon doen) kwam er nu ook boosheid in haar op. Waarom was dit niet eerder opgevallen? Ze had het hele boek van Brenda Wendekind gelezen, waarom had ze hier overheen gelezen? Waarom hadden haar ogen de lettertjes wel gevolgd, maar was de boodschap niet doorgedrongen? Ze pakte haar toverstok en wees op een afgebroken tak op de grond. 'Reducto.' De tak spatte met een droge knap uit elkaar. Een paar grotere takken nu, een meter of tien van haar vandaan. 'Reducto! Reducto, reducto, reducto!' Een heftig gekraak en rondvliegende houtsplinters. Isa wendde haar gezicht af. Een jonge boom, aan de rand van het bos. 'Reducto!' De kracht blies haar tegen de grond terwijl de boom spleet. De wilg aan de andere kant van het meer. Zou ze hem halen? Zou haar straal hard genoeg zijn? Ze krabbelde overeind. 'Beetje 't bos lopen mollen, juffie?' Hagrid kwam aangeklost, terwijl Dop om hem heen cirkelde, een kleinere gestalte in zijn kielzog. Sascha, zag Isa nu tot haar verbazing. Ze voelde zich onmiddellijk ontzettend dom en kinderachtig, maar tegelijkertijd trots. Kracht in toverkracht! Hij kon veel zeggen, maar dat had ze nu wel duidelijk gemaakt. Ze stopte haar toverstok terug in haar zak. 'Hebbie ruzie met iemand?' grinnikte Hagrid. 'Goeiemiddag, Isabella,' glimlachte Sascha, 'ik zei al tegen Hagrid: volgens mij hebben we een losgeslagen Erumpent of een dolle Graphorn in het bos. Maar het valt me nog alles mee.' 'Hoi,' grijnsde Isa schaapachtig. 'Dat was een serie mooie spreuken, zeg,' knikte hij goedkeurend, terwijl hij met zijn schoen door de houtsnippers veegde. 'Dankje,' glunderde Isa. 'Ik gaat maar weer eens op huis an,' reageerde Hagrid monter, wijzend op zijn hutje honderd meter verderop. 'Bedankt voor de thee, Hagrid,' riep Sascha hem lachend na. 'Professor Perkamentus had gezegd dat je nog les had,' ging hij, nu serieuzer, verder tegen Isa. 'Ik spijbel,' knikte Isa. 'Dat heeft vast iets te maken met je Oermagie,' merkte Sascha op. Isa keek hem vragend aan. Ze konden het ook niet laten zich altijd met haar te bemoeien! 'Ik ben hier niet voor niets, hè,' glimlachte hij. Hij hield de deur voor haar open en stapte achter haar naar binnen. 'We gaan naar het kantoor van het schoolhoofd.' Isa bleef staan middenin de hal. 'O nee, daar ga ik niet heen.' 'Hij is er zelf niet, hij heeft ons alleen de gelegenheid gegeven om te praten zonder dat we gestoord of afgeluisterd worden.' Sascha wenkte haar met zijn ogen. Hij was galant, liet haar voorgaan op de draaiende wenteltrap en hield de deur voor haar open. Hij had gelijk; geen Perkamentus. 'Iets te drinken?' Zijn jas hing alweer aan de kapstok terwijl hij een kop koffie op het houten tafeltje voor de haard liet neerzakken. 'Nee, dankjewel,' antwoordde ze koel. Ze wist dat ze deze houding niet vol kon houden. Niet bij Sascha. Hij keek er dwars doorheen. Natuurlijk, daar was hij voor, daarom had Perkamentus hem gevraagd. Het bleef stil. Hij liet haar wennen aan het idee. De situatie. Ze gingen praten. Over Oermagie. Háár Oermagie. Hij wist ervan. Hij nam een slok koffie en zette de mok terug op het tafeltje. Hij volgde haar blik naar de openhaard. Vlammen likten aan het droge hout. Af en toe knapte een luchtbel. 'Mooi hè?' zei hij zacht. 'Een exotherme reactie; net magie.' Isa zweeg. 'Ja, ik ben hier in opdracht van Perkamentus,' gaf hij toe, 'maar het is voor mij minstens net zo moeilijk om je alles te vertellen, Isabella. Ik hoop alleen dat je het geduld op kunt brengen naar me te luisteren en het vertrouwen om me te geloven.' Ze haalde haar schouders op. 'Je vader heeft je een verhaal verteld,' begon hij, 'daarbij heeft hij waarschijnlijk een herinnering uit zijn eigen geheugen aan jou gegeven.' Isa knikte. 'Dat is belangrijk om te weten,' glimlachte Sascha opgelucht, 'die herinnering is belangrijk, Isabella. En belangrijker nog: hij is alleen van jou.' 'Vertel alles maar,' zuchtte ze, 'ik luister.' 'De hele week al, ben je in een uitzonderlijk goede stemming. Je krachten zijn duidelijk toegenomen op magisch gebied, te zien aan het feit dat je bomen aan het splijten bent en zelfs van plan was de Beukwilg aan te vallen.' 'Dat komt door mijn Oermagie,' zei Isa schouderophalend, boos dat Perkamentus haar voor de zoveelste keer had laten schaduwen. 'Dat is wat je vader je heeft verteld, ja. Maar er is meer, Isabella. Je vader heeft niet het hele verhaal verteld. Het verhaal begint op 25 augustus 1954, bij je geboorte. Perkamentus had je ouders gevraagd of hij bij de bevalling van je moeder aanwezig mocht zijn. Hij wist van jullie afkomst en had veel gelezen over de speciale verschijnselen die te zien en te voelen zijn bij de geboorte van een nieuw Oermagisch kind. Hij kwam onmiddellijk toen je vader hem liet weten dat de weeën waren begonnen. Alles verliep perfect, maar van de Oermagie was nog niets te zien. Pas op het moment dat je moeder je begon te baren, verscheen het teken waar Perkamentus veel over had gelezen: de regenboog.' 'Ik ben geboren onder een regenboog?' vroeg Isa ongelovig. 'Het moet een behoorlijk spektakel geweest zijn,' knikte Sascha, 'Perkamentus was diep onder de indruk. Maar hij vergat niet om de situatie te onderzoeken, zijn blik was meteen gevallen op het einde van de regenboog. Nadat hij een proefopstelling had opgezet om de vrijkomende energie te analyseren, boog hij zich over de aardewerken pot met goudstukken.' Probeerde hij haar nu in de maling te nemen? Isa schudde haar hoofd. Hij was er niet de persoon voor. Maar een pot met goud, het einde van de regenboog… Ze moest moeite doen om haar lachen in te houden. Het einde van de regenboog was onbereikbaar! Ze zocht automatisch zijn ogen, ving zijn blik. Hij glimlachte. 'Ja. Kijk maar,' zei hij, 'zoek maar. Ik had al verwacht dat je me niet meteen zou vertrouwen.' Nu bloosde Isa. Zo had ze het niet bedoeld, het was gewoon… Moeilijk om zoiets meteen te geloven. Maar hij vroeg het haar, dus ze keek in de bebrilde grijze ogen van haar gesprekspartner, op zoek naar een teken van leugen. Niets. Hij knipperde niet met zijn ogen en sloeg ze niet neer. Hij ving nu haar blik. En haar aandacht. 'Albus Perkamentus maakte op dat moment in zijn jeugdige enthousiasme de grootste fout die hij ooit heeft gemaakt. Hij heeft heel veel verschillende spreuken moeten uitspreken om bezweringen te doorbreken die de pot omhulden, maar hij wist uiteindelijk tien goudstukken uit de pot te pakken, om ze bestuderen. Je ouders hebben hiermee ingestemd. Toen je navelstreng werd doorgeknipt, verdween de regenboog, maar de apparatuur detecteerde nog steeds een hoge mate van een onbekende soort energie.' 'Wat was de fout?' vroeg Isa ongeduldig. 'Albus was altijd al een krachtige tovenaar geweest, maar sinds hij de munten had, werd dat gevoel sterker. Hij had het idee alsof hij alles kon, de moeilijkste bezweringen waren geen probleem meer, hij genas de wonde die hij tien jaar eerder opliep in een zwaar gevecht. Het was een ongekende kracht die door zijn aderen vloeide. Laten we zeggen dat hij hetzelfde gevoel had, dat jij nu ook hebt, maar dan sterker. Hij kwam tot een snelle conclusie: de Oermagie zat in de goudstukken. De volgende conclusie volgde daar logischerwijs uit: in de verkeerde handen, konden de goudstukken meer schade dan goed doen. Kortom: Perkamentus wilde er vanaf. Behalve bij een bevalling was er in de literatuur geen beschrijving van een pot goud bij andere zeldzame Oermagische gebeurtenissen. Hij keerde terug naar je ouders en vroeg hen nog een kind te baren, zodat hij de goudstukken terug kon leggen.' 'Wát?' riep Isa, 'De lamstraal! Mochten mijn ouders zijn probleem oplossen!?' 'Iets soortgelijks kreeg hij te horen van je ouders,' knikte Sascha, 'ze wilden niet nog een kind. Bovendien was het helemaal niet zeker dat daar opnieuw Oermagische verschijnselen aan te pas zouden komen, zoals de regenboog. Perkamentus legde zijn bezorgdheid uit, bood aan het kind te adopteren, maar je ouders weigerden iedere medewerking te verlenen. Perkamentus had zichzelf opgezadeld met een probleem dat uit tien delen bestond. Uiteindelijk haalde hij je ouders over om drie goudstukken aan te nemen, één voor je vader, één voor je moeder en één voor jou. Het was tenslotte jullie kracht en die wilde hij jullie niet onthouden. Een paar dagen later wist hij je vader te ontfutselen dat er een familie-erfstuk werd doorgegeven van vader op zoon in de vorm van een gedachte. Hij haalde hem over om door middel van een ingewikkelde spreuk het goudstuk in de bouwen in die gedachte.' Isa's blik werd wazig en ze zocht in haar hoofd naar de herinnering van Rowena. Een herinnering die nu een gouden glans had. Ze had goud in haar hoofd! Tranen welden op onder haar gesloten oogleden. 'Je bezit een erfstuk waar je zuinig op moet zijn, Isabella, in verkeerde handen doet het inderdaad meer goed dan kwaad. Perkamentus vraagt je om het zo goed als je kunt te beschermen.' Ze knikte en haalde vluchtig haar hand onder haar ogen door. 'Wat is er gebeurd met de andere goudstukken?' fluisterde ze. Sascha's gezicht betrok, hij sloeg zijn ogen neer. 'Op 17 maart 1958 viel Voldemort jullie huis binnen. Hij bedreigde je ouders en je vader aarzelde geen moment. Hij gaf alledrie de goudstukken af. De maat was vol. Je ouders besloten nooit meer iets met de tovenaarswereld te maken te willen hebben. Het was te gevaarlijk. Voor henzelf, en ook voor jou.' Isa slikte haar nieuwe opkomende tranen weg. 'Drie en de herinnering is vier. Er waren er toch tien?' 'Ik was ook nog niet klaar.' Zijn ogen bleven serieus. 'Perkamentus heeft over de andere zes goudstukken een bezwering uitgesproken waardoor ze opgeborgen kunnen worden als energie in voorwerpen. Vervolgens heeft hij ze aan zijn feniks, Felix, gegeven. Opdat nooit iemand die hem onder de Imperiusvloek krijgt, ziet waar de goudstukken zich bevinden. Het is onbekend wat Felix met de goudstukken heeft gedaan, al zijn er vermoedens over bepaalde tovenaarsfamilies die een stuk in hun bezit zouden hebben.' Isa knikte. 'Triginta?' 'Triginta,' bevestigde Sascha. 'Maar er is tot op heden geen bewijs dat Triginta inderdaad een goudstuk bezat.' 'En nu?' 'Er is een speciale groep vrijwilligers die actief op zoek is naar magische regenbogen,' legde Sascha uit, 'ze heten de Regenboogjagers. Als er een regenboog gesignaleerd wordt, zijn ze er snel bij. Ze kunnen voelen of er Oermagie in het spel is omdat ze daarop zijn getraind. Als dat het geval is moeten ze alarm slaan naar Felix, die een goudstuk zal bezorgen dat teruggelegd kan worden. Dit is pas één keer gebeurd, met het goudstuk dat in het bezit was van een goede vriend van Perkamentus; Nicolaas Flamel. Het is nog steeds niet duidelijk wat de magische regenboog op 31 juli 1965 in het plaatsje Chipping Sodbury deed. Maar we klagen niet. Elk stuk minder op de wereld is meegenomen. Perkamentus is er vrij zeker van dat niemand anders tot op heden een stuk aan de pot heeft weten te ontfutselen, het waren zeer moeilijke defensiespreuken die hem omringden en de regenbogen zijn zeldzaam. Er circuleren nu dus nog negen goudstukken, waarvan Voldemort er drie heeft en jij één. De rest is ondergedoken. Sinds de moord op onze leidster is onbekend wie er allemaal aangesloten is bij de Regenboogjagers. We kennen elkaar niet.' 'Jij ook?' vroeg Isa verbaasd. 'Ach, ik zie wel eens wat.' Sascha haalde zijn schouders op. 'Het is goed om spionnen te hebben in de Dreuzelwereld.' 'Spionnen,' herhaalde Isa gedachteloos. 'Er zou een spion in het spel zijn geweest die informatie doorspeelde naar Voldemort,' vulde Sascha aan. 'En?' vroeg Isa geschokt. Sascha schudde zijn hoofd. 'Nooit bewezen.' Het was even stil. 'Ik weet niet hoe ik me nu moet voelen,' stelde Isa. Hij leek even na te denken. 'Wetend.' Ze keek hem niet-begrijpend aan. 'Je bent je er nu van bewust dat je iets bezit dat anderen niet bezitten en ook niet mogen bezitten. Daar ben ik blij om. Dat is genoeg.' 'Je klinkt als Perkamentus,' spotte ze. 'Bedankt voor het compliment.' Hij glimlachte. 'Je zult toch moeten toegeven dat hij een zeer bekwaam tovenaar is.' 'Dat ben jij ook,' reageerde ze prompt. Een nieuwe glimlach. 'Niet te vergelijken.' Ze zwegen opnieuw tot Sascha met zijn vingers kort op de tafel trommelde en zijn jas van de kapstok Sommeerde. 'Ik heb vanavond nog een college, dus als je me wilt excuseren…' 'Ja, natuurlijk,' ze stond op en twijfelde. Moest ze iemand die haar een verhaal vertelde waarom ze niet had gevraagd bedanken? Bovendien had ze nog een vraag, eentje die ze al in haar hoofd had vanaf het moment dat ze besefte wat Oermagie inhield. Extra kracht. Als ze het wilde vragen, moest het nu. Ze had geen idee wanneer ze hem weer ging zien. 'Sascha?' Hij draaide zich om, de deurklink in zijn hand. 'Kun jij me leren Verschijnselen?' Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Krijgen jullie daar tegenwoordig geen cursus meer in?' 'Jawel, maar die is al een maand geleden begonnen.' 'Dan ziet het er naar uit dat je te laat bent.' Ze draaide met haar voet rondjes op de grond. 'Sorry, Isabella, maar ik ben geen Verdwijnselinstructeur. Je zou aan Perkamentus moeten vragen of je nog mee kunt doen.' 'Kun jij hem dat niet vragen?' opperde Isa voorzichtig. Sascha lachte hard. 'Nee, dat zul je echt zelf moeten doen.' 'Ik ga hem toch niet vrijwillig opzoeken,' mokte Isa verongelijkt. 'Weet je wat jij moet doen?' grinnikte hij, 'Stoppen met zoeken en beginnen met vinden.' Hij liet haar verbouwereerd achter. Ze zat nog steeds in gedachten verzonken toen achter haar het geklapper van vleugels klonk. Felix de feniks was teruggekeerd op zijn stok bij de deur en liet haar onbedoeld schrikken. Hoe vriendelijk hij ook naar haar keek, ze hapte naar adem, graaide het verschenen stuk perkament van de vloer en rende ermee terug naar haar leerlingenkamer. Daar vouwde ze de nieuwe boodschap open. Eenmaal voorbestemd kan weigeren niet, hoger dan de hemel, achter de regenboog is het doel. RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 26 Bloedrood Het lukte niet. Isa gooide haar penseel geïrriteerd door de slaapzaal, waar de grijze verf een spoor achterliet op de gordijnen van Tyra's hemelbed. Ze was moe. Heel moe. Eigenlijk te moe om een penseel vast te houden, maar zéker te moe om zoiets fijns als een lans te schilderen. Haar ridder was nu uitgerust met een wapen dat veel te groot voor hem was. 'Sanitato.' Isa wees zuchtend op de veeg. 'Accio penseel.' Ze liet zich achterover op haar bed vallen. Net nu het schilderij bijna klaar was kon ze zich met geen mogelijkheid meer concentreren. Als ze haar ogen sloot, zelfs als ze ermee knipperde al, doemden de inktzwarte letters op voor haar gesloten oogleden. Achter de regenboog. Ze had zich pas later, véél later, vannacht pas, het gesprek herinnerd dat ze met zichzelf had gevoerd. Hoe ze die nacht de volle maan had bewonderd, die haar van binnen altijd verwarmde, alsof ze thuiskwam na een lange dag. Hoe ze had gevraagd of haar vader die maan voor haar uit de lucht kon pakken, zodat ze hem altijd bij zich zou dragen, tot hij zo klein was geworden, dat een nieuwe maancyclus zou beginnen. Zou de maan het zien, haar doel? Zou de maan achter de regenboog kunnen kijken? Isa vond haar gedachten niet eens meer vreemd. Haar Dreuzelnatuurkundig geschoolde hersenen waren niet in staat om zoiets te bevatten, 'voorbij' de regenboog reizen was onmogelijk. Ze probeerde er niet langer over na te denken. De magie was er niet langer om te begrijpen, zoals ze van Sascha had geleerd, maar om te doen. En ze kon het. De Oermagie hielp. Maar het doel, wat was het doel? Moest ze op zoek naar de ontbrekende goudstukken? Die waren toch goed opgeborgen? En wat als ze ze dan allemaal had verzameld, moest ze dan Voldemort verslaan? Kon ze dat, omdat hij maar drie goudstukken had en zij zes? Omdat ze Oermagisch was? Was ze daarom voorbestemd? Er miste iets. Isa miste iets. Een hint, of iets dergelijks. Alsof haar hele leven al in het teken had gestaan van de regenboog, en Isa dat niet had beseft. Natuurlijk, ze was geboren onder een regenboog. Maar aan welke kant? En hoe kwam ze dan bij de andere? Ze miste de tijd waarin Quintens ogen haar hoofd hadden gevuld met liefde, de allesverdringende kracht waardoor haar zorgen waren verdwenen, haar angsten uitgebannen. Waarin het doel niets anders was geweest dan zijn lippen, waar zij de hare op gedrukt had. Keer, op keer, op keer... 'Ik haat maandagen,' klonk het gedempt achter haar rug. 'Niet te geloven dat ik in slaap ben gevallen bij professor Kist. Ik kan me totaal niet concentreren.' 'Kom op, Ayla, iedereen valt in slaap bij professor Kist, stel je niet aan.' 'Ik niet!' Ondanks de dempingsspreuk hoorde Isa de wanhoop in Ayla's stem. 'Snappen jullie het dan niet? De laatste examens komen eraan, dit is het moment, we moeten nu scoren!' 'Schat, je bent helemaal oververhit, kom even afkoelen.' Muriël trok haar toverstok en bespatte Ayla met kleine waterdruppeltjes. 'Kijk uit voor mijn verf,' bromde Isa terwijl ze ingespannen tuurde naar het harnas, waar ze de laatste likjes zilvergijze verf op smeerde. 'Oh, kijk nou, ze zegt wat,' spotte Tyra, 'ik dacht dat die tong onderhand wel vastgekleefd zou zitten.' Isa keek op en haar ogen ontmoetten drie paar verwijtende pupillen. 'Ik wil niet praten,' reageerde ze defensief terwijl ze het penseel weglegde en haar Kinematicaboek pakte. 'Mooi, wij ook niet.' Tyra draaide zich om. 'Voor het geval je het niet had gemerkt, Oermagiër, Griffoendor heeft van Huffelpuf gewonnen en dat betekent dat we ze moeten verslaan om nog kampioen te worden. Dit deel van de drie-eenheid verlaat daarom nu deze ruimte om te gaan trainen. Zwerkbal, weet je wel?' Isa haalde haar schouders op en sloeg het boek demonstratief open. Muriël aarzelde, maar liep uiteindelijk ook de slaapzaal uit. Ze was nu alleen met Ayla. Die gooide een stuk perkament in haar schoot. 'Flora kwam dit afleveren in de leerlingenkamer. Misschien is het slim om die dempingsspreuk hier,' Ayla gebaarde naar de onzichtbare luchtbel waarin Isa zich bevond, 'op te heffen, zodat je het zelf hoort als je uil op het raam tikt.' Ze liep haar vriendinnen achterna en sloot de deur met een zachte klik. Met geen woord had ze gerept over het feit dat Isa al een week niet met hen gesproken had. Dat ze gespijbeld had, niets gegeten, te weinig geslapen. Zie je wel, dacht Isa triomfantelijk, echte vriendinnen zouden bezorgd zijn, deze hebben geen vriendschap over voor mij. Het perkament zou wel weer van Perkamentus komen. Met de mededeling dat hij 'weliswaar' uitkeek naar haar schilderij 'maar' ook vond dat ze nu eindelijk weer eens wat lessen moest gaan volgen. Bespaar me je gezeur, dacht Isa en haalde de brief van de tekst die ze aan het lezen was. Haar ridder zou straks kunnen lopen door andere schilderijen dan het zijne, kunnen praten, kunnen vechten. Haar heer Palagon, zijn voorlopige naam, zou het eerste bewijs zijn van haar Kinematicakunst en -kunde. Ze pakte het perkament waar ze zijn karaktereigenschappen op had geschreven en grinnikte om de vreemde persoonlijkheid die haar figuurtje zou hebben als ze met hem klaar was. Ze wilde álles op hem uitproberen voor ze begon aan het definitieve schilderij. 'Je krijgt een leven,' fluisterde ze teder naar haar eigen penseelstreken. Voor de laatste keer controleerde ze alle centimeters van het doek. Er was geen wit plekje meer te bekennen. Bevend kwam de eerste bezwering over haar lippen en al snel volgden de ingewikkeldere. Het gras kon nu opgegeten worden door de pony, de ridder kon zijn edele dier aaien, met zijn lans zwaaien en zich direct richten tot de bekijker van het schilderij. Hij kreeg karaktertrekjes, werd lichtgeraakt, maar ook behulpzaam, dapper, maar ook onhandig. Zoals het boek had aanbevolen, bewaarde ze de mobilisatiespreuken op haar heer Palagon voor het laatst. In het hoekje priegelde ze de Latijnse spreuk 'Isa me pinxit anno 1972'. Vervolgens begon het wachten. Alle bezweringen moesten doordringen tot de diepste lagen verf, en dat waren er nog al wat. Even dacht Isa dat alles mislukt was, maar het volgende moment trok de pony een hap gras uit de grond en staarde de ridder haar verbaasd aan. 'Hallo,' grijnsde ze naar haar nu levende creatie. 'Lach je me uit?' piepte hij beledigd, 'Daar zul je voor boeten! Heft het zwaard, kruist den degens, ik daag je uit voor een toernooi!' Isa had in geen tijden zo hard gelachen. Dit was absoluut geweldig. Ze kuste het Kinematicaboek en keek geamuseerd toe hoe heer Palagon op zijn pony probeerde te klimmen en ten slotte het beeld uitliep. Hij liet haar alleen achter met de pony. 'Je zult het er nog zwaar mee krijgen,' sprak ze tegen het beest, 'sorry daarvoor.' Terwijl ze een pluk haar achter haar oor schoof, plofte ze in een leunstoel en draaide de envelop om. Het handschrift kwam haar bekend voor, maar het was Perkamentus niet, dit was Quinten. Isa voelde haar hart een sprongetje maken. Lieve Isa, Ik voel me leeg, hunker naar de liefde die ik van je kreeg. Mijn regen zoekt jouw zonneschijn, laat ons samen de regenboog zijn. Quinten Haar glimlach verdween, de regenboog, hij ook al! Laat ons samen de regenboog zijn. Ze walgde. Wat een misplaatste poëzie. Toch verschenen er blosjes op haar wangen bij de gedachte aan zijn donkere ogen, zijn warme handen, zijn lieve glimlach en zijn zachte lippen. Ja, ze wilde hem terug. Heel graag terug. Het was nooit echt weggeweest, haar liefde voor hem. Kennelijk ook niet andersom, al had dat wel zo geleken. Híj had er toch een einde aan gemaakt? Ze pakte een ganzenveer, krabbelde 'Waar en wanneer? Ik zal er zijn.' op de achterkant van het perkament en liep de leerlingenkamer in, op zoek naar Flora. Ze was er niet meer en Isa besloot om een bezoekje te brengen aan de Uilenvleugel. Wie weet zou ze heer Palagon nog tegenkomen in ander schilderij, zo hard zou hij niet kunnen lopen in zijn onhandige harnas. 'Er staat een jongen buiten op je te wachten,' wist een derdejaars haar te vertellen. Isa slikte, zou hij hier nu al zijn? Wat moest ze zeggen, wat moest ze doen? Ze voelde hoe het bloed naar haar hoofd steeg en schudde verward haar hoofd terwijl haar hart bonkte tot in haar keel. 'Hij... zoekt... je' 'Bedankt,' mompelde ze, en liep de leerlingenkamer uit. Het was Patrick. Bijna slaakte ze een zucht van verlichting, maar tegelijkertijd voelde ze de vlinders in haar buik verdwijnen met de snelheid van een lamstraal. Hij had haar met een klap terug op aarde gebracht, terwijl ze nog wel even van het uitzicht vanaf haar roze wolk had willen genieten. 'Heb je even tijd?' 'Eh... Ja?' Hij keek ook een beetje aarzelend, droeg een dik boek onder zijn arm en trok haar mee een verlaten lokaal in. Ze liet zich gewillig op een stoel vallen en keek hem vragend aan. Hij schraapte zijn keel en zocht haar blik. 'Ik heb je P gevonden.' 'Mijn wat?' Hij sloeg het boek voor haar open op de juiste pagina en Isa zag hem meteen. Omgeven door de bloemenranken, de sierlijke krullen. 'Poog,' mompelde ze verschrikt. De bladzijde was leeg, het was één zin die uit vier regels bestond en de hele pagina besloeg. 'Poog uwzelven niet te helpen, uwen noodlot is daarvoor te groot: het bloeden is niet te stelpen, uit uwen aderen, bloedrood.' Waar ze de vlinders net nog hoorde gonzen door haar hoofd, was het nu opvallend stil. Al het bloed trok weg uit haar gezicht. 'Patrick?' zei ze schor. 'Ja Isa?' 'Ik denk dat ik dood ga.' 'Doe normaal,' schrok hij op. 'Iedereen gaat dood. Dit is maar een zin, eeuwen geleden opgeschreven door… Hoe heet ze ook alweer.' Hij sloeg het boek dicht met zijn vinger ertussen als bladwijzer. 'Ilmatar,' zeiden ze tegelijk. Isa verborg haar hoofd in haar handen. Duizend gedachten. Eentje keerde steeds terug. Waarom heb je dat boek nog niet gelezen? Waarom heb je dat vervloekte boek nou nog niet gelezen? 'Een of andere Voorspellend Rekenaarster, schijnt,' ging hij verder. 'Ze deed nogal veel met kleuren. Daarom zal er ook wel een regenboog op de kaft staan. Maar dat is absoluut geen reden om te denken dat je dóódgaat, hoe kom je daar nou weer bij.' 'Patrick,' onderbrak ze hem zacht. Hij hield zijn mond. 'Dat boek ligt op mijn nachtkastje.' 'O, had je hem zelf ook al gevonden?' 'Nee,' fluisterde ze, 'ik was er nog niet in begonnen. Mijn God, dat boek ligt er al een maand. Dit kan geen toeval zijn, ik geloof niet meer in toeval.' Ze rilde paniekerig en Patrick sloeg automatisch een arm om haar heen. 'Toeval... bestaat... niet.' 'Wacht even… Hij heeft het je verteld, niet waar?' 'Wat?' Ze keek verward op en wurmde zich los uit zijn omhelzing. 'Perkamentus. Het is nu duidelijk, Isa. Perkamentus stuurde je de briefjes omdat hij je op die manier wilde vertellen wat er met je aan de hand is. Hoe speciaal je bent. Het is goed dat alles er nu uit is. Het is klaar, geen mysterieuze boodschappen meer. Je weet het nu.' 'Maar, het handschrift –' 'Kom, kom, niet zo naïef, hij weet ook wel dat jij zijn handschrift kent. Iedereen kan zijn eigen handschrift vertoveren.' 'Denk je het echt?' 'Ik ben geen Schouwer geworden omdat ik geen losse eindjes aan elkaar kan knopen,' glimlachte hij. 'Je bent speciaal, Isa, en Perkamentus wist dat. Hij wilde het je alleen op deze manier vertellen.' Isa sloot haar ogen en schudde haar hoofd. 'Ik weet het niet,' zuchtte ze. Iets verzette zich tegen het idee dat het zo simpel was. 'Heb je nog briefjes gekregen de afgelopen tijd?' informeerde hij zakelijk. 'Gisteren nog,' knikte ze, 'Eenmaal voorbestemd kan weigeren niet, hoger dan de hemel, achter de regenboog is het doel.' 'Zie je, hij vertelde je dat je in het boek van Ilmatar moest kijken.' Patrick keek haar triomfantelijk aan. 'Maar waar ben ik voor voorbestemd dan? Wat is het doel?' 'Om Oermagische krachten te bezitten.' Het was even stil. Isa's hersenen maakten van die stilte gebruik om op volle toeren gedachten door elkaar te mengen zodat het haar duizelde. Alle vezels in haar lichaam waren het ermee eens: er klopte iets niet, ze vergat iets. Híj vergat iets. Ze was te moe om de woorden die in haar hoofd gefluisterd werden te verstaan. Ze kon niet anders dan accepteren dat hij gelijk had. 'Bedankt.' 'Graag gedaan. Het was min of meer toeval hoor.' Hij klopte op het boek. 'Sophia was erin aan het lezen vanochtend, ze citeerde hele lappen tekst. Ik herkende de versieringen. Wat een vergezochte theorieën staan erin zeg.' Hij rolde zijn ogen en Isa glimlachte. Ze zag het al helemaal voor zich, oma Wilder die voorlas en niet te stoppen was. 'Goed, ik ga weer. Veel plezier met schilderen nog.' 'Hoe weet je –' Hij wees naar haar vingers, waar de zilverkleurige verf nog aan kleefde. Ze trok haar toverstok en wiste de sporen. 'Bedankt, nogmaals,' glimlachte ze. 'Tot de volgende keer.' Hij beende met het boek onder zijn arm het lokaal uit. Isa haastte zich achter hem aan, terug naar haar leerlingenkamer, naar de slaapzaal. Ze tilde hijgend het loodzware boek op haar bed, sprong er zelf ook in en trok de gordijnen rondom dicht. Pagina 151, had ze onthouden. Hij stond er niet. De P was weg. Het hoekje van de pagina was er zorgvuldig uitgescheurd, zodat de zin er pas vanaf het tweede streepje van de eerste letter van het tweede woord stond. Isa was niet eens verbaasd. Ze trok haar koffer onder het bed vandaan en raapte de stukken perkament van de bodem. Ze spreidde ze uit op de dekens en pakte het stuk met de P. Het paste precies. In een roes bladerde ze door het boek. Dit was het boek van het doel, het boek van haar leven. Hier had de briefjesschrijver ook in gebladerd en hij had deze P uitgekozen om aan haar te sturen. Hier moesten meer hints in staan. Naast uitgebreide tabellen met beschrijvingen over Indolassi en Tempestassi, snapte Isa al snel waarom Patrick het boek grote onzin vond. Op sommige bladzijdes stond maar één letter, op andere vreemde gedichten, veelal zonder uitleg. Het was een samenraapsel van schrijfsels waar Isa zich geen raad mee wist. Af en toe dacht ze een zin van een briefje te herkennen, maar ze stonden er nooit helemaal. 'Dit... is... het' Plotseling viel haar oog op een wel heel kleurrijke pagina. Zweinsteinbindersgedicht stond erboven. De randen waren versierd met rode, blauwe, gele en groene schilden en bloemenranken, terwijl de rest van het boek vrij sober gekleurd was. De pagina ernaast besloeg in zijn geheel een inleidend verhaal over de theorie van de stichters en hun verbinding met de vier elementen. Isa bekeek het gedicht. Het was een opeenstapeling van woorden. Zwart Paars Rood Blauw Goud Blauw Groen Geel Grijs Zwart Groen Wit Donkerbruin Warmoranje Zachtroze Lichtgeel Wit Groen Zwart Grijs Geel Groen Blauw Goud Blauw Rood Paars Zwart Ze kon er geen wijs uit worden. Opnieuw was Ilmatar een cruciaal stuk uitleg vergeten. Isa bladerde naar de volgende pagina, maar vond ook daar geen verhelderende tekst. 'Zwart, paars, rood,' mompelde ze, 'blauw, goud, blauw.' De klanken hingen nog in de lucht toen een stuk perkament op het opengeslagen boek viel. Lonkend schijnt het licht, ook in de nacht, vlieg daarom verder door de regen, het is het zoeken waard. Isa kreunde en liet zich achterover in de kussens vallen, klaar voor een nieuwe slapeloze nacht. RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 27 Paarse regen Warme zon op haar huid. De geur van gedroogd gras. Nee, niet weer deze droom. 'Open… je… ogen.' Haar ogen gehoorzamen automatisch. Geen stenen, geen uil, geen korenveld. Goddank. 'Isa.' Hij staat een eindje verderop, aan het water. Zijn bruine ogen wenken. 'Kom.' Haar lippen plooien zich in een gulle lach. 'Quinten!' Ik droom. Ze rent op hem af, zijn lippen vinden de hare, ze omhelst zijn lieve lijf. 'Ik was zo bang dat ik je nooit meer terug zou zien,' bekent ze beschaamd. 'Je… bent… bang.' 'Ik heb je gemist.' Hij knuffelt haar. De zon brandt door hen heen. Hij maakt zich los uit haar armen. 'Wat gaan we doen?' vraagt ze nieuwsgierig. 'Zwemmen natuurlijk,' antwoordt hij, terwijl hij zijn klamme gewaad over zijn hoofd trekt. Zon op zijn gebruinde huid. Voor ze het weet trekt hij haar gewaad over haar verbaasde hoofd. Ze staan tegenover elkaar, in hun ondergoed. 'Kom.' Hij pakt haar hand en loopt het water in. 'Nee, stop!' gilt ze, terwijl het water om hun enkels klotst. Nee, niet weer deze droom. 'Het is niet koud,' lacht hij, 'het is warm, voel maar.' Hij spettert haar nat. 'Quinten!' gilt ze, 'Hou op!' Tranen stromen over haar wangen terwijl ze haar hand uit de zijne trekt en het water uit klost. Hij blijft verrast achter. Een moment blijft hij staan. Dan rent hij haar achterna, pakt haar arm, draait haar om, kust de tranen van haar wangen. 'Sorry,' fluistert hij. 'Ik wist het niet.' 'Wist… het… niet.' Ze rilt in zijn armen. 'Ik kan niet zwemmen, Quinten.' 'Je had het me nooit verteld, Isa.' Ze schokschoudert, laat hem haar haar strelen. 'Het is niet diep hier aan de rand,' begint hij, 'we blijven tot waar je kunt staan. Kom, vertrouw me, Isa.' Hij pakt haar hand. Ze voelt hoe het water omhoog kruipt. Langs haar kuiten, knieholten, halverwege haar bovenbenen, rond haar billen. Water komt nu ook uit de lucht, het regent warme druppels. Ze durft niet te kijken, haar ademhaling versnelt. Hij merkt haar angst, kust haar hals. 'Ik ben bang, Quinten, water houdt niet van mij.' 'Ik hou wel van je, Isa, vertrouw me.' 'Water… haat… je' Doe het niet, alsjeblieft. Doe het niet. Ze ontspant onder zijn handen. Hij duwt hun lichamen verder het water in, de paarse regendruppels glijden van zijn neus. 'Vertrouw me,' fluistert hij, 'vertrouw me, Isa.' Ze sluit haar ogen, geeft zich over. Nee! Het volgende moment is er geen bodem meer onder haar voeten. Ze stuikelt, kopje onder, wil roepen, spartelt. De kolkende massa, paars van de regen, trekt haar verder naar beneden. Zijn Helershanden laten haar los, gaan. Dom kind! Grote blauwpaarse golven kolken om haar heen. De zuiging komt van beneden, voert haar mee. Paarse bellen ontsnappen van tussen haar lippen. Dom kind! 'Nee… niet… dom.' Waar bemoei je je mee? 'Met… jouw… leven.' Sorry? Wie zijn jullie? 'Urd… Verdandi… Skuld.' Waarom? 'Open… je… ogen.' Haar ogen gehoorzaamden automatisch. Geen water. Geen bellen. Geen paarse regen. Geen stemmen. Stilte. Hijgend schrok Isa rechtop in haar hemelbed. Onder haar klonk het gestommel van afdelingsgenoten in de leerlingenkamer, tussen de gordijnen vielen strepen licht op haar dekens en het boek. Isa kreunde. Ze was in slaap gevallen op het opengeslagen boek van Ilmatar, zodat de pagina nu gekreukeld en nat was. Madame Rommella zou hier alles behalve blij van worden. Ze streek haar haar uit haar gezicht en zocht haar toverstok om de bladzijdes te repareren. Aan de geluiden te horen was het al ver in de middag, de bedden van Tyra, Ayla en Muriël waren leeg. Isa zette een raam open en gooide een klets water in haar gezicht. Vanaf haar bed keek ze dromerig naar heer Palagon, die zijn lans poetste. Haar hersenen kwamen langzaam op gang, reconstrueerden gebeurtenissen. Ze was verdronken, had Quinten teruggezien, een briefje gekregen, Patrick ontmoet, de P gevonden. Ze ging dood. Isa rommelde met haar dekens en vond het stukje perkament onder haar kussen. 'Het licht,' mompelde ze, 'welk licht? Regen, paarse regen. Waarom was de regen paars?' 'Achter… de… regenboog.' 'Nee, hou daar nou maar mee op,' sprak ze bestraffend tegen haar hoofd, 'er klopt iets niet. Wat klopt er niet. Isa, denk, denk na!' 'Het… boek… klopt.' 'Die vage krabbels?' spotte Isa, 'Dacht het toch- Oh, wacht even!' Het boek klopte niet. Er miste een stukje. Eén stukje van de puzzel kwam uit het boek. Perkamentus zou nooit een oud en bijzonder boek beschadigen. Het was Perkamentus niet. Hij had zijn handschrift niet veranderd, had haar niets willen laten weten. Anders had Sascha het toch wel gezegd? Perkamentus had al een hele tijd niets van zich laten horen. Eigenlijk al niets meer sinds ze hem 'gek' had genoemd. Bekommerde hij zich niet meer om haar? Ze ging nu al een redelijke tijd haar eigen gang. Alleen maar mooi. Maar ze zat nu met een schilderij, moest beginnen aan een nieuw. Voor hem. Waarom eigenlijk? Ze had zich redelijk uit kunnen leven in de blauwdruk, maar had nu wel weer zin in iets anders, iets nieuws. 'Oud… is… Nieuw.' 'Hou toch eens je mond!' Isa ging voor de spiegel staan en keek naar haar hoofd. 'Dat je je met mijn droom bemoeit, dat moet je zelf weten, maar houd je abstracte zinnen voor je in mijn dagelijks leven, wil je?' Het bleef stil. 'Dankjewel.' Haar hersenen waren duidelijk op hol geslagen. Ze spraken elkaar tegen en gooiden met gedachten door haar vermoeide hoofd. Isa kon het niet langer hebben. 'Iemand nog dingen die ik moet weten?' vroeg ze aan de stilte. 'Ik weet al dat ik doodga en ik weet dat ik bijzonder ben. Iemand nog iets nieuws? Over regenbogen wellicht?' Isa sloeg haar handen voor haar gezicht en masseerde haar slapen. 'Pytty kan wel helpen, mevrouw.' Isa keek naar het midden van de slaapzaal. De behulpzame huiself was er verschenen. 'Pytty?' Isa schudde verbaasd haar hoofd. 'Ik denk niet dat je me hiermee kunt helpen, Pytty, het zit in mijn hoofd.' 'Pytty heeft nog wel iets nieuws,' knikte het wezentje terwijl het haar handen uitstak. Isa pakte het reepje perkament aan zonder iets te zeggen en vouwde het open. 'Laat de kleuren niet vervagen, zoek, voor ze verdwenen zijn!' 'De regenboog,' fluisterde ze, 'ik zoek de regenboog. Ik ben een Regenboogjager.' Ze keek op, maar de huiself was verdwenen. Waar was ze heen? Isa moest haar spreken, misschien wist ze meer. Konden huiselven schrijven? Schreef Pytty haar briefjes? Ze haastte zich naar de keukens en kietelde de peer. 'Mevrouw Ruyshof.' Een drietal huiselven kwam direct op haar afgerend en boog diep terwijl ze dienbladen met pasteitjes omhoog hielden. 'Nee, niets te eten, dankje,' glimlachte Isa vriendelijk naar de nederig neergeslagen tennisbalogen. 'Ik heb een vraagje,' ging ze verder, 'kennen jullie Pytty? Zij is ook een huiself hier op Zweinstein.' 'Nee mevrouw, geen Pytty werkt voor Zweinstein, mevrouw.' De meest rechtse elf schudde triest zijn hoofd. 'Dan moet ze van een particulier zijn, mevrouw.' 'Ja, van een particulier,' viel de middelste elf haar bij. 'Van een particulier,' herhaalde Isa ongelovig, terwijl ze zich omdraaide en de keukens uitliep, de huiselven met hun onaangeroerde pasteitjes achterlatend. Ze herinnerde zich het prima, ze had al een keer eerder een briefje gehad van Pytty, de avond dat ze het kantoor van Perkamentus uit was gerend, omdat hij in haar gedachten had gezeten. De engerd. De andere briefjes waren zomaar uit het niets verschenen, tussen haar tekenspullen, onder haar kussen… Isa sloeg zichzelf voor haar hoofd en sprintte naar de Uilenvleugel. Ze nam een stukje perkament uit het bakje wat daar hing en zocht een veer uit met een scherpe punt. Vervolgens doopte ze die in de inkt en schreef haar briefje. 'Patrick, hebben jullie een huiself?' 'Flora, kom eens meid, kom eens een briefje voor Isa bezorgen.' Flora knipperde loom met haar blauwe ogen, alsof ze net wakker was. Zo voel ik me nou ook altijd, dacht Isa. 'En zeg hem dat ik antwoord wil,' sprak ze tegen de uil terwijl ze het briefje aan haar poot bond. Ze keek Flora na terwijl die in de verte verdween. Hoe had ze zo dom kunnen zijn? Als haar theorie klopte, nee, die moest wel kloppen. Het was geen toeval meer. Sophia Wilder had een uil gehad, Flora. Flora bezorgde briefjes. Sophia had het boek gelezen, Sophia sprak wartaal. Het enige wat ze niet kon, was schrijven, maar Patrick had zelf gezegd dat handschriften te fatsoeneren waren. Voor de bezorging had ze twee communicatiemiddelen. Behalve de uil, ook haar huiself: Pytty. Isa had zich nooit gerealiseerd dat de blaadjes niet uit de lucht kwamen vallen, maar het gevolg waren van het verschijnen en verdwijnen van een huiself. Natuurlijk wist ze dat die op de meest ongepaste tijden konden opduiken, maar dit verband had ze nooit gelegd. Ze wandelde terug naar de slaapzaal en legde de briefjes onder elkaar. Rood Oranje Geel Groen Blauw (Paars!), ik hou van jou... Inktzwarte letters, bloedrood is voor jou, want zonder dat ik anders kan, blijf ik je eeuwig trouw... Poog uwzelven niet te redden, uwen noodlot is daarvoor te groot, het bloeden is niet te stelpen, uit uwen aderen, bloedrood In een eindeloze speurtocht, door het noodlot voorbestemd, reikend naar de horizon, een doel dat niet bestaat. Struikel niet, negeer de leugens, breek de kettingen, vlieg, droom van vrijheid en eigen wil. Achter de stromende regen ligt de schat, ongrijpbaar voor reikende handen. Blijf hopen, de zoektocht is eeuwig, vervul hem alleen. Eenmaal voorbestemd kan weigeren niet, hoger dan de hemel, achter de regenboog is het doel. Lonkend schijnt het licht, ook in de nacht, vlieg daarom verder door de regen, het is het zoeken waard. Laat de kleuren niet vervagen, zoek, voor ze verdwenen zijn! 'Oké, Sophia,' sprak ze hardop tegen het perkament, 'zeg het maar, wat bedoel je met deze wartaal. Wat moet ik zoeken? En belangrijker: waar?' Ze las ze in omgekeerde volgorde, gooide ze door elkaar en probeerde een rode lijn te ontdekken. Uiteindelijk legde ze ze toch weer op chronologische volgorde, mompelde de woorden voor zich uit. Er was geen touw aan vast te knopen. De eerste drie briefjes vormden totaal geen verhaal, dat leek pas te beginnen bij het vierde. Maar ook dat verhaal was te vaag. Sprak het vierde briefje van 'een doel dat niet bestaat', in het achtste briefje stond toch duidelijk dat het 'achter de regenboog' gelegen was. Zou ze een Regenboogjager zijn? Maar waar moest ze dan zoeken? 'Waar moet ik zoeken?' vroeg ze hulpeloos aan de briefjes. 'Waar moet ik beginnen?' Ze liep naar het raam en keek over het terrein. Het schemerde al en in Hagrids hutje brandde licht. Ze miste iets. Het plaatje was niet compleet. Niet compleet. Wat als de boodschap nog niet compleet was? Ze keerde terug naar haar bed en de briefjes en las ze opnieuw en opnieuw. Plotseling was het duidelijk. Alles was duidelijk. De boodschap wás incompleet. Ze miste een laatste puzzelstukje en haar hart stond stil. Ze ging dood. Hier kon geen Patrick-logica meer tegenop. Ze ging sterven en wel binnenkort. Daarvoor was alleen nog het laatste briefje nodig. Ze schraapte haar keel. 'Pytty,' zei ze met onvaste stem, 'Pytty, geef me mijn laatste boodschap!' RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 28 Zwarte nacht Vanuit de lucht dwarrelde het perkament tot voor haar voeten. Achter de Regenboog Nu was het zeker, de boodschap was compleet, de laatste letter stond zwart op wit. Isa sloeg haar zwarte mantel om zich heen en liep het kasteel uit, het duister in. Ze moest naar Patrick, naar Zweinsveld, nu was het zeker. Daarna zou ze weggaan. Onderduiken. Zoals ze zo lang geleden al had willen doen. Móéten doen. Weg van hier. Terug naar daar. Tegelijkertijd wist ze dat het niet kon. Ze was te lang hier. Verankerd. Gevangen. Machteloos. Ik zal in elk geval rusten in vrede, dacht ze verward. Waarom had ze het niet eerder gezien? Het had er al die tijd al gestaan en nu pas zag ze het. Sophia had haar willen waarschuwen, maar ze was blind geweest, zo blind! Toen ze een paar passen buiten het schoolterrein had gezet, kwam Severus achter een boom vandaan. Isa versnelde haar pas, maar hij haalde haar in en pakte haar arm. Voor ze het wist waren ze Verdwijnseld. Ze voelde dat het niet zo ging als hij plande. Hij trok haar de ene kant op, maar zij dacht tegelijkertijd aan iets anders. Onbewust. Steen was het eerste wat Isa voelde, haar rug schuurde tegen een koele donkere steen. Terwijl ze om zich heen keek, kon ze tegen de donkere achtergrond de dreigende blokken nog net onderscheiden. Stonehenge. De droom. Ze zag Severus verdwaasd om zich heen kijken en drukte zich plat met haar rug tegen de steen. Voetje voor voetje schuifelde ze eromheen naar achteren, terwijl ze hem nauwlettend in de gaten hield. Haar hart bonkte in haar keel, maar hij leek haar niet te zien. Hijgend leunde ze tegen de viertonner. Wat moest ze doen? Waar kon ze heen? Ze kon niet Verdwijnselen, niet uit zichzelf. Er was maar één weg, het landschap rond Stonehenge was vlak, maar ze wist dat er een greppel rond de stenen lag. Ze moest het erop wagen. Behoedzaam tuurde ze naar Severus. Hij scheen met zijn toverstok in het rond en was nu vlakbij. Ze moest hier weg. Vluchten. Snel. Ze telde in haar hoofd tot drie en zette het zonder verder na te denken op een lopen. Een blauwe spreuk landde naast haar in het gras. Ze rende door, maar de volgende spreuk was raak. Ze smakte languit tegen de grond. Toen ze zich omdraaide keek ze recht in de verlichte punt van zijn toverstok. 'Hoort… hier… niet' 'Jij gaat nergens heen.' Hij gebaarde haar terug de kring in, zijn stok op haar gericht. 'Waarom Severus, wat wil je?' Ze krabbelde overeind. 'Je weet wat ik wil, Isabella, geef het me en ik bespaar je een hoop leed.' Isa hijgde, maar produceerde een smalende lach terwijl ook zij haar toverstok trok. 'Dat heb ik eerder gehoord en ik geloof er niet in. Waar zijn je helpers, Severus, waar is Malfidus. Dat is de opdrachtgever, niet waar?' 'Hij gelooft er niet meer in, hij denkt dat het niets voorstelt. Ik was ook de moed bijna verloren. Tot je het door de Grote Zaal gilde, dat je Oermagie bezat. Mijn Heer zal me belonen om wat niemand zag en hoorde, behalve ik. Ik bleef je schaduwen tot het einde. Ik zal mijn beloning nog wel vinden, Isabella.' Het was geen verrassing, hield Isa zichzelf voor, absoluut geen verrassing. Ze had altijd geweten dat Severus klusjes opknapte voor Malfidus, die banden had met… Voldemort. Ze kon niet voorkomen dat ze keek alsof ze een klap in haar gezicht had gekregen. Voldemort. Maar nu waren ze alleen. Leerling tegenover leraar. Of was het andersom? 'Bedankt voor je hulp.' Hij grijnsde vreugdeloos. 'Je hielp me met het ontwikkelen van mijn eigen spreukenvocabulaire, én je bezorgde me een valse toverstok. En nu ga ik mijn zelfverzonnen spreuk op je uitproberen, het lijkt me de perfecte mogelijkheid, ik heb nog geen vrijwillige proefpersoon gehad.' In zijn zwarte ogen weerkaatsten de eerste sterren. Zijn ogen, de enige ogen die ze nooit had weten te doorgronden. Ze staarde hem aan terwijl de woorden zich rangschikten in haar hoofd. That tears shall drown the wind. I have no spur To prick the sides of my intent but only Vaulting ambition which o'erleaps itself And falls on th'other. 'Geef je me het goud nog, Isabella?' Hij hief zijn stok dreigend tot ooghoogte. 'Numquam.' 'Sectumse-' Ze kaatste de spreuk terug met een goede verdedigingsspreuk, maar de volgende aanval volgde te snel. 'Sectumsempra!' riep Severus. Een seconde lang hadden haar hersenen de tijd om het Latijn te vertalen. Het volgende moment zakte Isa in elkaar. Haar handen gleden over haar gezicht, ze bekeek haar benen. Alles was rood. Bloedrood. Haar bloed? Ze gilde, maar er kwam geen menselijk geluid over haar lippen. Vervolgens kwam de pijn, de eindeloze pijn. Ze kreunde, gilde, vloekte en riep alle goden aan die ze kende. Tranen vermengden zich met het bloed uit haar gezicht. 'Waarom, Severus, wat heb ik je misdaan?' rochelde ze. 'Het goud, Isabella, het goud.' Hij kwam naar haar toe en trok haar bebloede mantel van haar stuiptrekkende lijf terwijl hij de zakken doorzocht. Plots leek hij te schrikken van een geluid. Ploppende geluiden, steeds meer. Hij liet de mantel vallen en verdween. Isa huilde nu met haar laatste krachten van geluk. Als Patrick er maar bij was, hij zou het begrijpen. 'Hier, Jie, snel!' Het was Daniël Potter die riep en al snel stonden de twee bij haar. Jirair McLarren begon meteen spreuken te prevelen, maar het bloeden stopte niet. '29… plus… 45' 'Ze zijn te diep,' mompelde hij. Veel tijd om te aarzelen was er niet, want om hen heen verschenen nu volgelingen van de duistere zijde. Isa herkende door de waas van tranen het witblonde haar dat onder een van de kappen uit kwam. 'Hij had gelijk,' siste de bijbehorende stem. 'Wat een prettig weerzien,' smaalde Meila met getrokken toverstok. '74… plus… 43' Isa voelde hoe ze de controle over haar lichaam verloor. Tegelijkertijd werden de schimmen om haar heen steeds duidelijker. Was dit het? Was dit de overgangszone? Ze voelde hoe ze werd opgetild en een eind verder in het gras werd gelegd. Jonathan verscheen in haar gezichtsveld, keek in haar ogen en tikte tegen haar wang. '117… plus… 34' 'Niet wegraken. Hier blijven. Hier blijven, Isabella. Ik stuur iemand.' Niet lang daarna verscheen het hoofd van Quinten boven haar. 'Isa, mijn lieve Isa, wat hebben ze met je gedaan?' De tranen rolden over zijn wangen. Isa versteende. Niemand wist dat het Severus was geweest, ze moest het vertellen. 'Pat-' hoestte ze. Uit haar mond gutste bloed. 'Heel haar!' schreeuwde Jonathan van een eind verderop. 'Ik ben gezakt op bloedstelpingen!' schreeuwde Quinten een stuk zachter terug, 'Gezakt op bloedstelpingen, Isa, gezakt.' Hij veegde het bloed van haar lippen en duwde er een zachte kus op terwijl zijn tranen onophoudelijk bleven stromen. Vervolgens begon hij tegen beter weten in voorzichtig haar gescheurde kleren van haar af te trekken en spreuken te prevelen. Het maakte nauwelijks verschil. Isa voelde het leven uit zich weg vloeien. Zijn stem werd zachter, de schimmen duidelijker. 'Jezus, Isa!' Patrick knielde naast hen neer met getrokken toverstok. 'Wie…' Voor ze het wist, werd Isa door onzichtbare handen opgetild en neergesmakt op een harde koele ondergrond. 'Stil… Stil… Stil' Een drietal stemmen dwong haar te blijven liggen. Waar was ze? Ze draaide moeizaam haar hoofd en zag onder zich het schouwspel. Meila vocht met Jirair, Daniël duelleerde met Malfidus. Jonathan liep overal en nergens, verscheen en verdween weer. Ze lag op een dwarssteen, onder haar krioelde het gevecht. Tussen de stenen, spreuken vlogen door openingen, mensen verschansten zich achter de massieve blokken. 'Weg… Weg… Terug' De stemmen weer. Isa keek om zich heen, en zag voor het eerst menselijke vormen in de schimmen. Een jonge vrouw, een vrouw van middelbare leeftijd en een oude. Urd, Verdandi, Skuld. Verleden, heden en toekomst. Opnieuw kwamen de woorden zonder dat ze na hoefde te denken. When shall we three meet again? In thunder, lightning or in rain? When the hurlyburly's done, when the battle's lost and won. Ze wist dat het zover was. De Nornen waren verschenen. Hun gezichten stonden rustig en terwijl ze spraken, veranderde onder hen de positie van de mensen. Malfidus werd uit de kring van stenen gewerkt, terwijl Jonathan erin verscheen. '151… 151… 151' Er werd bevestigend geknikt en op dat moment verscheen er een koepel van blauw licht om de stenen. De omgeving werd zwarter dan ooit. 'Avada Kedavra!' probeerde een Dooddoener. De vloek ketste terug en de man viel levenloos op de grond. Er klonken kreten van afschuw, niemand probeerde nog een spreuk. Een magische stilte daalde neer over het gezelschap. 'Op… Op… Op' De stemmen spoorden haar aan te gaan staan. Ze voelde geen pijn meer, haar hoofd was licht. Spoedig zou het over zijn, daar was ze van overtuigd. Ze krabbelde overeind zonder kracht te hoeven leveren. 'Meisje, je bent zo lelijk als de nacht.' Haar hoofd draaide in een reflex naar rechts. Tussen twee grote stenen stond Lucius Malfidus, alsof hij zich in een deuropening bevond leunde hij nonchalant tegen het grijze blok. Hij draaide zijn toverstok tussen zijn bleke vingers. 'Dank je, ik vind de nacht juist mooi,' reageerde ze gedachteloos. 'Nox… pulchra… est' Buiten de kring klonk hier en daar een licht gegrinnik. Er gebeurde niets. Zijn masker weerkaatste de blauwe gloed uit het midden van de kring. Hij kon niets en besefte dat. Ook zijn macht was eindig. Jonathan, Daniël, Meila en Jirair stonden nu in het midden van de kring en keken elkaar vragend aan. Isa ontwaarde in een blauwige gloed de cijfers boven hun hoofden. Leeftijden? Automatisch telden haar hersenen ze op. 151. Vereenvoudigd: zeven, het magische getal. Meila probeerde een vloek, maar haar toverstok produceerde niet meer dan een geïmplodeerd plofje. Ze zuchtte en liet haar stokarm geïrriteerd langs haar lichaam hangen. Ook haar macht was eindig. Isa's oren suisden. De wereld stond stil. Wachtte op haar actie. 'Isa,' riep Patrick, die aan haar linkerkant tussen twee stenen stond. 'De vijfeenheid!' 'Sophia.' Ze knikte langzaam en hief haar hoofd naar de hemel. Scandeerde het gedicht. 'Zwart Paars Rood, Griffoendor! Blauw Goud Blauw, Ravenklauw! Groen Geel Grijs, Huffelpuf! Zwart Groen Wit, Zwadderich! Donkerbruin Warmoranje Zachtroze Lichtgeel, Kwintessens! Wit Groen Zwart, Zwadderich! Grijs Geel Groen, Huffelpuf! Blauw Goud Blauw, Ravenklauw! Rood Paars Zwart, Griffoendor!' Binnen en buiten de kring keek men elkaar vragend aan. Toch voelde het alsof er iets miste. Eén component. De kracht was niet compleet. Ze staarde naar de sterren en schrok: er was geen maan. Een klomp ijs plofte in haar maag: geen maan. De vijfeenheid, waar Zalazar, Goderick, Helga en Rowena ook hun vijfeenheid hadden bezegeld. Hier. De magie was nog voelbaar. Maar er was geen maan. Alleen donkerte. Leegte. Stilte. Zwart. Toch zou het gebeuren. Moest het gebeuren. Dit was het doel, hier kwam ze voor. Onbewust. Ongewild. 'Je bent een vijf hè, Quinten?' begon ze rustig terwijl ze zich naar hem toedraaide. Hij stond links van haar, een paar openingen verder dan Patrick. Zijn ogen gericht op haar en haar alleen. 'Hij… is… vijf' 'Wat… Vijf? Isa…' 'Geef me je volledige naam,' drong ze aan. Ze voelde dat de zandloper was omgekeerd, al veel te lang geleden. De tijd sijpelde weg en ze kon het niet stoppen. Maar dit, dit moest ze eerst weten. Voor ze hem ging verlaten wilde ze weten of zij het complement waren waar ze op had gehoopt. 'Quinten Eliphalet Dop,' antwoordde hij verbouwereerd. Ze rekende snel. Q.E.D. Een vijf. Ze hoorden bij elkaar. Waarom dan toch niet? Waarom lag haar doel hier, en niet bij hem? 'Daarom…toch…niet' 'Donkerbruine ogen, Warmoranje haar, Zachtroze huid, Lichtgele botten.' Ze droeg het rijtje voor als een mantrum en krijste toen plotseling: 'Yggdrasill, hier ben ik.' Onder haar ontstond verwarring, in de verte rommelde de donder. Dikke wolken pakten zich samen rond de stenenkring. Ze kende hem niet, Yggdrasil. De klanken kwamen uit haar mond, vormden onbekende woorden op haar lippen. Ze werd overgedragen aan de andere zijde. De zwarte zijde zonder licht aan de andere kant van de regenboog. 'Ahto haat me,' schreeuwde Isa de koele lucht in terwijl ze haar armen spreidde. De eerste paarse regendruppels vielen uit de hemel en de laatste gescheurde kleren lieten los van haar doorschijnende, bebloede lichaam. Aan haar voeten klonk gemompel. Ontsteltenis. 'Nee, Isa!' schreeuwde Quinten. 'Youmala houdt van me,' ging ze verder, met een vreemde glimlach rond haar lippen. 'Isa!' Patrick legde een medelevende hand op zijn schouder. Isa dacht niet langer na, liet de woorden stromen, sneller dan ze wilde, zodat het afgelopen zou zijn. Het voelde alsof ze zweefde. Ze was haar doel genaderd, het was vlakbij. 'Kun, Kootamoinen, waar ben je?' 'Ze zoekt de maan,' vertaalde Jirair, meer voor zichzelf dan voor de rest, 'de maan is weg. Vijftien maart, nieuwe maan.' 'Mammelainen, bescherm me!' 'Isa, nee!' Quinten had zich losgerukt en stond nu recht tegenover haar, tussen twee stenen van de kring. 'Ik ben Quinten. De vijf. De Kwintessens. Laat míj gaan.' Hij schreeuwde nu tegen de hemel, waar een stortvloed aan druppels uit neerdaalde. 'Neem mij!' 'Nee… nee… nee' Als antwoord sloeg de eerste bliksem in, middenin de kring, gevolgd door de eerste donderslag. 'Het goud, Isa!' echode de stem van Jirair vlak voor hij geraakt werd door het licht. Er klonk geschreeuw buiten de kring, maar iedereen die de blauwe barrière probeerde te doorbreken werd achteruit gesmeten. In het midden van de kring lagen nu vier roerloze lichamen. Een dappere Griffoendor, een vlijtige Huffelpuf, een intelligente Ravenklauw en een ambitieuze Zwadderaar. Bovenop de dwarssteen stond Isa, de naakte Kwintessens. Door de paarse stroom regen vloog een schim hoog boven hen. Het Goud. Isa scheurde het leren koord om haar nek kapot en hief de rode veer naar de hemel, samen met de Arquátuffér, die het toekijkende gezelschap in een oase van regenbogen hulde. Felix slaakte een korte, bemoedigende kreet en liet drie felrode souvenirs vallen. Vlak voordat ze de grond raakten, veranderden ze in puur goud. De laatste drie goudstukken. Zelf had ze er ook drie. Een gedachte, een veer en een regenboog. Natuurlijk zou ze het goud meenemen. Tot achter de regenboog. Ze knielde, maar voelde geen steen. Ze was zichzelf niet meer, ze was er niet meer. Ze dacht niet meer, maar liet voor zich denken. Ze kon hun gezichten onderscheiden, streng doch rechtvaardig. De oudste zou er een einde aan maken, als het tijd was. Hun macht was oneindig. 'Tijd…tijd…tijd' Ze opende haar armen en hief haar borst naar de sterren. 'Kalma, Sinettaret, neem me!' 'Nee!' Een bliksemschicht verlichtte kort de hemel en haar hart, toen werd ook voor haar het leven zwart als de nacht. Einde RE: Achter de Regenboog - Saskiaatje - 28/08/2020 Nawoord Even een paar dingen die het topic compleet maken. Zodat ik het echt af kan sluiten. Credits gaan in chronologische volgorde naar: J.K.Rowling voor het ter beschikking stellen van haar magische fantasiewereld en personages aan haar lezers. Zonder haar vorm van magie als achtergrond was deze fanfiction er niet geweest. Het WereldWijde Web. Wauw wat een bron van informatie. Hoe ik precies bij Ilmatar kwam, weet ik al niet eens meer. Ik weet alleen dat ik gefascineerd ben door mythes en ook door polytheïstische godsdiensten. Deze hele nieuwe godenverzameling ben ik op het spoor gekomen door onze grote vriend Google, die hier ook een vermelding verdient. Samen met de enorme Harry Potterdatabase die zich zelf HP Lexicon noemt. Vooral de timeline was enorm handig. De numerologie heeft ook verscheidene waardevolle pagina's op internet staan. Duizendmaal dank www! Isabelle Adjani, de Franse actrice die momenteel op mijn zelfgefabriekte cover prijkt (oproepje… wie wil een nieuwe maken? ik heb een foto liggen!). Ik wilde per se een Isa op mijn voorkant en zij paste precies in het plaatje in mijn hoofd dat ik van mijn Isa had. Hammerfall – At the end of the rainbow. Ik wilde iets doen met de regenboog en zij deponeerden het op mijn bordje. Ja, als je de songtekst vrij vertaalt kom je op de mysterieuze briefjes die Sophia stuurde aan mijn hoofdpersoon. Zij vormden de rode draad door mijn verhaal en als ik even niet meer wist waar ik heen moest, was daar het antwoord. Ook het motto is een verbasterde regel liedtekst. Mijn grootste inspiratiebron, bedankt! Jeroen (Jeronimus) voor het idee van de Onthouders, die hij in zijn verhaal 'negerende families' noemt. Ik wist dat ik het érgens vandaan had, maar lange tijd niet wáár vandaan. Met toestemming gebruikt, zijn idee, zijn fantasie. Bedankt! Enya – Flora's Secret. Ik hou van Enya en heb een hele lange playlist van haar op mijn computer staan. Toen ik het even allemaal niet meer zag zitten kwam dit liedje voorbij. Mensen die de tekst kennen, zien dat dit hoofdstuk eigenlijk niet veel meer bevat dan een vertaling en verwerking daarvan. En het paste perfect met wat ik wilde! Prince – Purple Rain. Omdat ik wist dat hoofdstuk 27 paars moest zijn (en jullie weten nu hopelijk waarom? ) zocht ik iets paars… purple… En daar gaf Prince mij gewoon de zoveelste clue over de dood op mijn bordje. Nouja, eigenlijk de critici die beweerden dat 'purple rain' een metafoor voor de hemel is… Nou, dan laat Saskia het paars regenen hè ^^ Shakespeare – Macbeth. De zin die Severus beschrijft lag al vanaf het allereerste begin van Achter de Regenboog te schreeuwen om gebruikt te worden. En ik wílde hem ook gebruiken, maar niet op een plaats waar hij niet paste. Hier paste hij perfect. Pas op mijn allerlaatste schrijfdag is hij daar terechtgekomen waar hij nu staat. Even verderop staat trouwens mijn favoriete Shakespeare-opening met de Three Witches. Die dwarrelde ook al langere tijd door mijn hoofd, maar niet zo lang als de eerste! Lieve Anne. Je begon als 'enterzetter' maar je bent uitgegroeid tot mijn allergrootste hulp. Wat heb ik veel gehad aan jouw commentaar! Altijd weer mijn stijl verbeteren, nét die puntjes in mijn Nederlands die toch niemand zou zien, maar jij wel verbeterde. En dat eeuwige geduld als ik aan het bedelen was om mijn hoofdstuk, om reactie, om feedback. Zonder dat ik je ooit mijn plot heb verklapt was je ook een grote steun bij het plotten en menig goed idee heb ik te danken aan een gesprek met jou. Een betere bèta kun je je niet wensen. Bedankt! Anna (ANNAnas). Mijn steun en toeverlaat in barre tijden. Als het niet lukte, praatte ik tegen je aan. Als het wel lukte, maakte ik je nieuwsgierig. Jij was degene die redeneerde, die me bang maakte met je rijtjes hoofdstuktitels. Meid, ik heb doodsangsten om je uitgestaan, maar je hebt me onwaarschijnlijk geholpen alleen al door er alleen maar te zijn. Super! Randy (SuperStudent). Je bent hier al heel lang niet meer, maar wie weet log je af en toe in als gast. Jij dwong me na te denken over een eigen fanfiction, omdat ik de jouwe aan het verbeteren was. Jammer genoeg zag ik hoe je het einde afraffelde en ik hield mezelf voor niet zó te willen eindigen als jij (sorry for that ). Je maakte de opmerkingen die ik nodig had om mijn plot op poten te zetten, misschien zonder dat dat je bedoeling was. Geen idee na hoeveel hoofdstukken Achter de Regenboog je verdween van Dreuzels, maar als je dit leest: ik nodig je van harte uit om de rest ook te lezen! Verder mijn (vaste) lezers. Jullie weten wie jullie zijn en jullie zijn schatten. Toch even een paar namen dan: Anne-Claire, Karen, Kim, Renee, Kasper, Laura, Amber, Rosanne, Syrah, Lesley, Katleen, Dennis, Willemijn, Lotte, Elsaline, Rose-Marie, Robin, Sofie, Martijn en Imke. En natuurlijk alle mensen die ik nu vergeet (vast een hoop, echt supersorry, ik ben heel slecht in namen!) alle anonieme lezers die geen reacties durven te posten (maakt niet uit, zo lees ik ook veel verhalen) en de zoekrobots Zo, dat was het dan. Ben ik blij? Opgelucht in elk geval. Dat ik het heb opgeschreven zoals ik het wilde. Blij ben ik als jullie (na één, twee, drie of meer keer lezen ) vinden dat alle puzzelstukjes op de juiste plaats zijn gevallen. Zoals jullie hebben kunnen zien ben ik iemand die wil dat alles klopt aan een verhaal. Het genre van Achter de Regenboog paste daar helemaal in. Ik heb een soort mysterie geschreven en jullie helemaal gek gemaakt met hints en kleine plotlijntjes. Beginnende schrijvers wil ik hierbij wel een hart onder de riem steken. Jongens, dit is niet allemaal in één keer geplot. Sterker nog, tot een paar maanden terug had ik nog héél veel losse ploteindjes. Een verhaal schrijf je niet in één keer, dat moet groeien. Bij mij begon het een paar jaar geleden met één regel, namelijk de beginzin. Toen ik er eens goed voor ben gaan zitten, vloeide vervolgens heel hoofdstuk 1 moeiteloos uit mijn vingers (ik typ, ik schrijf bijna nooit op losse blaadjes, alleen clues die ik niet moet vergeten). Nou, daar zit je dan. Een heel hoofdstuk van een fanfic. En dan? Meteen posten? Dat vond ik ontzettend eng. Ik wist niet eens waar het naartoe ging… Nouja, eigenlijk wel. Ik wist vanaf dag één, vanaf die beginzin, dat ik weer zwart zou eindigen. Ashes to ashes en dust to dust, zeg maar. Isa moest dood. Dat klinkt heel cru, maar op die manier kon ik wel ergens naartoe werken. En ik besloot het hele verhaal te vormen rond het overlijden van Isa (ja, jongens, dat jullie dat nou niet zien daar kan ik ook niks aan doen hoor!). Het hele verhaal is een ode aan de dood, zeg maar (zoeken maar, al die (al dan niet numerologische) clues!). Het tweede hoofdstuk volgde logischerwijs uit het eerste, maar daarna liep ik nogal vast. Niet dat ik een writersblock had, nee hoor, ik schreef vrolijk door… Maar ik merkte dat ik nergens heen schreef. Ik schreef het standaard verhaaltje van de nieuwe leerling die naar Zweinstein gaat. Gatverdamme, wat háát ik die hoofdstukken nu. Toch zitten ook daar kleine clues in, die ik gebruikt heb voor de rest. Sommige dingen schrijf je eerst op zonder erover na te denken en daarna wordt het pas belangrijk, als jij het belangrijk wílt maken. Handig, het zijn jouw ideeën, verder niemand kent je plot. Het werd pas een beetje een stabiel plot, een verhaal met een lijn, toen ik het liedje van Hammerfall had vertaald en onder elkaar had gezet in de volgorde die ik wilde. Toen had ik houvast, wist ik hoe ik wilde schrijven. Ik ben blijven boetseren tot het einde. Al die idiote hints die ik er aan het begin in had gestopt moesten uitgewerkt worden. Wat een rampenplan, ik had in het eerste hoofdstuk geschreven over een generaal. Een generaal in de toverwereld, zie je het voor je? En hij had 'iets', iets wat iemand anders wilde hebben. Wat heb ik dáár mijn hoofd over gebroken zeg! Toen ik eenmaal besloot dat het goud moest zijn (goud is nu eenmaal gewoon… ja… magisch… goud hè ) koppelden mijn hersenen (dankudanku) het goud automatisch aan de regenboog. En ik herinnerde me mijn motto weer (daar moest ik immers ook nog iets mee ^^) en voilà, klaar was mijn plot. Behalve dan de kleine plotlijntjes, waarvan ik alleen Severus volledig had uitgedacht. Goed, waarmee ik maar wil aangeven dat ook zoiets dat eruit ziet alsof het ingenieus in elkaar steekt, ook maar een samenraapsel van hersenspinsels is uit verschillende periodes. Voor mensen die inspiratie zoeken heb ik een paar tips. 1) Denk na op de fiets. Niet moeilijk willen plotten ofzo, gewoon nadenken over wat je nu hebt en waar je naartoe wilt. Dan vult je hoofd de rest aan. De beste ideeën krijg je op de fiets (vooral als het waait), in bed en op de wc. Niet lachen, dat is echt zo. Probeer maar, ik daag je uit. 2) Zet muziek op. Zoek muziek die bij de sfeer past waarin je schrijft. Of juist iets totaal anders. 3) Als het even niet lukt, laat het dan liggen. Of schrijf op dat het niet lukt (zie de eerste drie woorden van hoofdstuk 26). Schrijf een eind weg aan iets anders. Oefen je 'writing skills' op iets totaal anders. Ga dichten, schrijf poëzie. Maakt niet uit. 4) Laat alles sudderen. Je hoeft niet een verhaal in een week tijd te schrijven, kijk maar naar wanneer ik ben begonnen (posten is schat ik een halfjaar nadat ik begon met schrijven begonnen). Lekker laten sudderen op je harde schijf. En herschrijven, herschrijven en herschrijven. Net zolang tot het goed voelt. En dán pas naar je bèta. Niet eerder, omdat je fans wachten. Lekker laten wachten. Die wachten namelijk op een goed hoofdstuk en niet iets halfs. Mensen, dit was het. Dit was Achter de Regenboog. Ik hoop dat jullie hebben genoten van het lezen, ik heb genoten van het schrijven. Zoals ik net al zei ben ik iemand van de plotlijntjes. Ik zou het nu niet meer kunnen zoals ik ben begonnen, gewoon een eind weg schrijven en wachten tot er iets komt. Het zal daarom ook niet snel gebeuren dat ik nog een fanfiction ga schrijven in deze stijl. Misschien is het tijd voor iets anders, misschien waag ik me aan de OneShots. Ik heb wel ideeën, maar die hebben meer fietstochten nodig om te ontplooien. Met mijn drukke studie (ook een credit overigens, geneeskundige geesten schrijven rare verhalen!) weet ik niet of het ervan gaat komen. Maar ik wil het zeker niet uitsluiten want ik weet nu dat ik het kan: een verhaal afschrijven! What a feeling Tot ooit, toedelz, tabee, Saskia |