Nomaj | Waar de magie nazindert
Vleermuizen en Radijsjes - Afdrukversie

+- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl)
+-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4)
+--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12)
+---- Forum: Korte Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=19)
+---- Topic: Vleermuizen en Radijsjes (/showthread.php?tid=113)

Pagina's: 1 2 3 4


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Geest


“U kan me niets doen,” zei Loena, meer hopend dat dit de waarheid was dan gelovend dat het ook echt zo was.

De geest van de Bloederige Baron nam afstand tussen hen beiden en terwijl hij dit deed ratelden de metalen kettingen die hij droeg. Hij keek haar afwachtend en streng aan en Loena slikte. Hij had scherpe gelaatstrekken, een erg prominente neus, en een blik die niet afliet. Hij deed Loena wel wat aan Severus denken – met als grootste verschil dat Severus zijn kleren niet in bloed gedrenkt waren. En Severus was – gelukkig – niet doorschijnend.

“Ik kan je het leven zuur maken,” zei de Baron in een belovende en dreigende toon. “Ik hoef maar naar buiten te zweven en andere Zwadderaars te vertellen waar je bent... Ze zullen je al te graag gezelschap komen houden... Zal ik?”

“Nee, alsjeblieft!” smeekte Loena snel en ze deed een stap dichter naar hem – niet dat ze hem zou kunnen tegenhouden zo, maar ze wilde laten zien dat ze het meende. “Dit was helemaal niet mijn bedoeling! Ik heb dit nooit bedoeld! Ik wilde Severus helemaal niet ten schande maken!”

De Baron draaide zijn hoofd ruw en zweefde in een fractie van een seconde tot voor haar neus.

“Hoe noem jij hem?”

Loena slikte terwijl ze in zijn bloeddoorlopen ogen keek. “Severus – hij... We... We waren eigenlijk vrienden... Maar...”

Loena voelde de tranen in haar ogen opkomen en de Bloederige Baron zweefde langzaam achteruit om haar afstand te geven en ze snikte weer. “Ik wilde gewoon tonen hoe goed ik mijn mannetje kon slaan in een tovenaarsduel, hem trots maken op hetgeen wat ik allemaal kon! Maar ik besefte niet wat ik hem aandeed! Alsjeblieft, Bloederige Baron, ik heb zo een spijt! Ik heb nog nooit ergens zoveel spijt van gehad en zou het liefste alles ongedaan willen maken!”

Raar maar waar – de Baron knikte opeens kalm. Hij zweefde tot naast haar en legde zijn ijskoude hand op haar schouder. Met zijn andere hand duidde hij aan dat ze moest gaan zitten en ze zette zich op een van de banken neer.

Zijn stem klonk bloedserieus. “Vertel me alles, kind.”



Loena vertelde alles wat er tussen haar en Severus had afgespeeld van augustus tot nu. De avond in Zweinsveld – de brieven – het weerzien – de les Verweer. De Baron was een goede luisteraar en hij knikte begrijpend of stelde vragen als hem iets onduidelijk was. Loena hield niets verborgen voor hem – zelfs niet haar gevoelens voor haar professor, en tegen dat ze aan het einde van het verhaal kwam, was de Baron even geëmotioneerd als haar.

“Mijn lieve kind,” zei hij met een trillende stem. “Ik voel met je mee. Het is vreselijk om een fout te maken die je niet kan terugdraaien...” Hij wees naar zijn eigen bebloede kleren en zuchtte. “Tragisch...”

Loena droogde haar ogen en keek hem voorzichtig aan. “Welke fout heeft u gemaakt?”

De Baron zweeg even, perste zijn lippen opeen, maar slaakte enkele secondes later alsnog een zucht. Dit kind had hem zonet haar hele hart geopenbaard. Het zou onrespectvol zijn als hij niets zou zeggen over zijn eigen leed.

“Ik heb de vrouw vermoord van wie ik hield.”

Loena’s mond viel open.

“Dat is best hevig.”

“En mijn eigen leven genomen toen ik eindelijk besefte wat voor vreselijks ik had gedaan,” vervolgde hij. De Bloederige Baron schudde vol spijt zijn hoofd.

Loena zuchtte luid en staarde voor zich uit. “Misschien is dat ook voor mij de enige uitweg – sterven.”

De Baron vloog op van zijn plek. “Ben je gek?! Hoe durf je zoiets te zeggen! Je kan hem nog terugwinnen!” De Baron schudde zijn hoofd en fronste zijn voorhoofd. “Ik weet wel niet hoe – maar je mag nog absoluut niet opgeven! Er moet een manier zijn om zijn reputatie te herstellen...”

De Bloederige Baron leek er helemaal in op te gaan en mijmerde druk in zichzelf – zo druk dat het haast onverstaanbaar voor Loena was. Ze keek hem met grote en ongelovige ogen aan.

Toen hij haar blik zag, glimlachte hij schuldig. “Vergeef me mijn enthousiasme – maarreuh... Ik ben een hopeloze romanticus.”

Loena glimlachte en ze knikte hem bemoedigend toe. “Wat als we iedereen konden doen geloven dat ik niet degene was die hem versloeg?”

De Bloederige Baron keek haar geïntrigeerd aan.

Loena grijnsde. “Ik heb een idee.”


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Teamgenoten


Hij was naar Zweinsveld gegaan. Loena zat op de trappen voor Zweinstein, wachtend op zijn terugkeer. Nog steeds juichten leerlingen als ze haar zagen, en ditmaal grijnsde ze sluw en stak ze haar hand in dank op als ze haar bemoedigend aanspraken. Haar blik was echter streng gericht op het pad dat vanuit het Verboden Bos naar de ingang van het kasteel leidde.

Leerlingen zaten op het grasveld. Lezend, spelend, pratend... Ze genoten van de zon die boven hen scheen en Loena keek op toen iemand zich opeens naast haar zette.

“Hemeltje, Loena!” Ginny grijnsde breed. “De hele afdeling van Griffoendor is jaloers op je moed. Ik heb gehoord wat is gebeurd. Fantastisch!”

“Ja,” zei Loena in een alwetende toon. “Iemand moest die schurftige hond een lesje leren. Hij verdiende het!”

Ginny trok haar wenkbrauw op. Schurftige hond?

“Ja, hij is een echte eikel,” was Ginny het maar met haar eens. “Hoe heb je het gedaan?”

“Veel oefenen en zijn zwakke punten tegen hem uitspelen,” zei Loena wijs. “Maar ik ben nog niet klaar met hem. Ik zal hem nooit vergeven!”

Ginny trok weeral haar wenkbrauw op. Het was al verbazingwekkend genoeg geweest dat het Loena van alle mensen was geweest die Sneep een lesje had geleerd – maar dat ze er nu zo vreemd over sprak, was wel heel ongewoon.

“Daar komt hij al aan!” zei Loena enthousiast en ze sprong op en nam haar toverstaf. “Blijf uit de buurt, Ginny Wemel, ik zou niet wensen dat je gewond raakte!”

“Ginny Wemel?” herhaalde Ginny haar eigen naam – zo had Loena haar nog nooit genoemd. Ginny had het gevoel dat ze helemaal niet eens met Loena sprak en ze slikte terwijl haar vriendin de trappen af holde, voorbij de leerlingen die opkeken hoe ze met haar toverstaf voor haar afliep op de professor die zich in de verte – zich van geen kwaad bewust – terug naar het kasteel begaf.

Het was alsof de leerlingen beseften dat er iets op til was en enkele stonden recht en volgden Loena. Ginny liep op kop, verward door alles wat Loena haar zonet had gezegd.

Severus schrok lichtjes van de bende leerlingen die op hem af kwam gelopen. Dit was nog nooit eerder gebeurd... Zijn blik verstarde helemaal toen hij zag dat Loena vooropliep, met een stevige pas die Severus nog nooit had gezien.

“Sneep!” riep ze luid en hij hield stil terwijl ze hem naderde. “Jij schurftige hond! Je zult boeten voor hetgeen je hebt gedaan!”

Sneep slikte en was maar net op tijd om een schild op te trekken toen Loena hem een nonverbale spreuk toeschoot die hij niet eens kende.

“Loena!” riep Ginny paniekerig – dadelijk zou ze nog van school gestuurd worden! Wat bezielde haar?

Loena bleef stilstaan op het pad en keek even achter haar. Iedereen keek. Ze had de aandacht van zowel Griffoendors, Zwadderaars, Ravenklauwers en Huffelpuffers. Mooi.

“Juffrouw Leeflang, wat heeft dit te betekenen?!” riep Severus haar toe – niet-begrijpend waarom ze dit deed.

“Uw arrogantie overstijgt zelfs de astronomietoren – U zult boeten voor hetgeen u heeft misdaan! Uw zonden zullen bestraft worden!”

Severus keek haar wantrouwend aan. Dit klonk niet als Loena. Opeens werd hij opgeschrokken door de stem van Ginny Wemel, die hem van op afstand toeriep: “Professor! Ik denk niet dat dat Loena is!”

De leerlingen bleven op afstand staan terwijl Loena haar professor naderde. Ze draaide met ongeziene handigheid haar toverstaf rond in haar hand, voordat ze deze weer omklemde en een duistere vloek op Severus afstuurde.

Severus sprak de sterkste schildspreuk uit die hij kende, maar werd niet gespaard. Loena vocht met de behendigheid van een Duistere Tovenaar. Slechts enkele spreuken kon Severus herkennen – maar ze waren allen immens oud en Severus had het benauwd terwijl hij keer op keer maar nipt haar spreuken wist te ontwijken. Wat was er in hemelsnaam aan de hand?

“Juffrouw Leeflang!” riep hij terwijl hij de zoveelste spreuk afweerde. “Hou hier onmiddellijk mee op of ik zie me genoodzaakt de tegenaanval in te zetten!”

“Noem me bij mijn naam,” zei ze sluw en ze hief trots haar hoofd.

Severus keek wantrouwend naar haar. “Als u me uw naam geeft, zal ik u zo noemen,” zei hij opeens. Hij had geen idee wat bezit had genomen van Loena, maar hij moest voorzichtig zijn voor haar eigen welzijn.

“De Bloederige Baron,” zei Loena opeens. “En uw belediging zal niet langer duren! Ik zal u eindigen – hier en nu!”

Severus had geen flauw idee waar dit allemaal op sloeg, maar keek  met de schrik in zijn ogen toe hoe de Bloederige Baron een nieuw salvo aan aanvallen op hem afvuurde. De meeste spreuken die hij gebruikte waren in de loop der jaren verloren gegaan en Severus had moeite met zijn verdedigingstechnieken op ze af te stellen. Hij moest in de tegenaanval – en gauw.

Maar ook Loena – of eerder de Bloederige Baron – was een ervaren duelleerder en hij had in zijn leven en dood tesamen meer ervaring opgedaan dan Severus ooit zou doen. Hij kon alle vloeken afslaan, al kostte het de Bloederige Baron veel moeite om genoeg magie op te roepen in het lichaam van het jonge meisje van Ravenklauw. Hij wist niet hoeveel langer hij dit zou kunnen volhouden in haar lichaam – maar besefte dat hij het niet te lang mocht laten duren. Het zou Loena schaden.

Hij herkende een verlamstraal die Severus op hem afvuurde en liet zijn verdediging bewust zakken. De straal raakte Loena en haar lichaam viel verlamd op de grond. Het was tijd voor de Bloederige Baron om zich te laten zien en hij verliet Loena’s lichaam weer en bleef boven haar lichaam zweven.

“Wees vervloekt, Severus Sneep!” brulde hij over de grasvelden van Zweinstein. “Wees vervloekt!”

“Wat heb ik bij Merlijn’s baard misdaan?!” brulde Severus woedend terug terwijl hij naar het lichaam van Loena rende – ze was verlamd – en alsof dat nog niet erg genoeg was, bloedde ze uit haar neus.

“U heeft Vilder de opdracht gegeven mijn schilderij te verhangen! U – u denkt zich waardig! Mijn schilderij heeft eeuwen in de Kerkers gehangen en U liet het verplaatsen naar de Keukens – waar ik nu dagelijks door onwaardige huiselven wordt aangestaard!”

Severus staarde het spook vol ongeloof aan. Ja – inderdaad – hij had dat schilderij laten verhangen – maar als hij had geweten dat de Bloederige Baron zelf dat niet leuk vond, had hij het wel gelaten!

“Is dat waar het om draait?!” riep hij ongelovig terwijl hij zich bukte en Loena’s pols voelde. Ze leefde nog. “Om je domme schilderij? Je had haar wel kunnen vermoorden!”

De leerlingen bleven op afstand staan en luisterden ingespannen mee. Dus dat had verklaard waarom Loena Sneep had kunnen vloeren de dag ervoren! De Bloederige Baron had wraak gezocht!

“Ofwel verhangt u mijn schilderij weer, ofwel zal ik haar de volgende keer dat ik haar beheers van de astronomietoren laten storten!”

“Jij je zin!” riep Severus nijdig en hij nam Loena’s toverstaf uit haar hand en stak die in zijn mouw – voordat de Baron het idee kreeg om haar lichaam weer te Begeesten. “Ik laat je schilderij wel weer verhangen. Had dat gewoon gezegd, man.”

De Bloederige Baron knikte en maakte een sierlijke buiging, daarna zweefde hij zonder een woord te zeggen terug naar het kasteel.

Severus raapte Loena van de grond op en tilde haar ijskoude lichaam op in zijn armen. Met snelle passen begaf hij zich verder naar het kasteel en de leerlingen schoven opzij toen hij erdoor kwam. Ginny rende naar hen toe en keek bezorgd naar Loena.

“Ik kan haar bloedneus stoppen!” zei ze snel.

“Dat kan iedere kleuter,” beet Severus haar toe. “Ze is net Begeest geworden – het laatste wat je wil, is magie op haar uitspreken – tenzij je haar dood wil. Ze heeft Begeestingsdrank nodig.”

Ginny zweeg en voelde zich lichtjes dom. Als professor Sneep er niet was geweest en zij Loena had willen helpen, had ze haar ongewild kunnen doden. Niet meteen wat ze wilde horen.

Iedereen volgde hen het kasteel binnen en Severus wist niet meteen wat te doen – hij wilde niet met honderd leerlingen in zijn kielzog naar de ziekenzaal wandelen – niet dat ze zo zwaar was, maar al die trappen maken onder de ogen van roddelzieke leerlingen...

Hij liep naar een van de schilderijen waar enkel de leerkrachten van gebruik mochten maken en zei “Krijstoneel” – gevolgd door “En laat niemand anders door.”

Sierlijk zwaaide het schilderij van de muur en Sneep stapte met Loena de duistere gang in die erachter lag. Ginny en de andere leerlingen keken nieuwsgierig toe hoe hij met haar achter het schilderij verdween en alle leerlingen die net hun professor met Lijpo Leeflang in zijn armen hadden gezien, draaiden naar Ginny en de andere leerlingen die buiten hadden gezeten voor meer informatie.



Severus liep de trappen af van de geheime gang die naar de kerkers leidde en schrok zich een hoedje toen de Bloederige Baron opeens voor hem opdoemde.

“Hoe is ze? Gaat het met haar?”

Severus verschrok zich lichtjes, maar hield niet stil. Hij moest haar naar de Kerkers krijgen. “Je had haar kunnen doden!”

“Zover had ik het nooit laten komen,” zei de Baron snel en hij keek naar haar. “Oei, hemeltje, dat is een hevige bloedneus!”

“Wat kan het jou schelen – jij bent enkel geïnteresseerd in je domme schilderij!” beet Sneep hem woedend toe.

De Baron lachte luid. “En dat geloof je zelf?”

Severus was even van zijn stuk geslagen. Waar had hij het over?

Een nieuw portret zwaaide open en Severus stapte zijn kamer binnen. Hij haastte zich naar de lange, zwartlederen fauteuil en legde haar erin neer. Vervolgens stapte hij op een enorme kast af die van boven tot onder vol stond met toverdranken.

De Bloederige Baron bleef in de tussentijd bezorgd boven Loena zweven. “Ze heeft veel magie in zich – maar nog niet genoeg om dat van een volwassen tovenaar te evenaren. Ze heeft echter veel aanleg, dat kon ik voelen.”

Severus vond al gauw zijn flesje Begeestingsdrank en snelde zich naar Loena. Hij hief haar hoofd en bracht het flesje aan haar lippen.

De Bloederige Baron keek geïnteresseerd toe. Hij zag de bezorgde houding van het hoofd van Zwadderich voor het lieve kind van Ravenklauw. Sneep had echter één voordeel wat de Bloederige Baron nooit had gehad – hij had de liefde van zijn Ravenklauwse.

Eens het flesje op was, hield hij haar hand vast. Hij voelde langzaamaan de warmte in haar hand terugkeren – maar mocht nog niet onmiddellijk de verlammingsspreuk opheffen of haar bloedneus stoppen. Op dit punt was het nog steeds gevaarlijk om magie te gebruiken.

“Heb je het nog steeds niet door, Severus?” vroeg de Bloederige Baron opeens en hij keek de professor speels aan. “Wat we hadden afgesproken?”

Severus keek verward naar het spook dat voor hem zweefde. Hij was gefrustreerd – maar kon absoluut niet bedenken waar dit om draaide.

“Ze wilde je eer en reputatie redden,” zei de Bloederige Baron simpel. “Ze was zo enorm van haar stuk van hetgeen ze had gedaan – ze wilde je vriendschap niet kwijt.”

Severus keek verward en met angst in zijn ogen naar de Baron, maar deze glimlachte vertrouwelijk.

“Ze heeft me alles verteld en samen zijn we op het idee gekomen om iedereen te doen geloven dat ik haar al die tijd heb beheerst. Als ze wakker wordt en terugkeert naar haar afdeling, zal ze iedereen vertellen hoe zij me toestemming had gegeven om haar te Begeesten – omdat ik een leugen had verteld over de reden waarom. Het zal lang niet zo vernederend zijn voor je om toe te geven dat je gevloerd bent geworden door het machtigste spook van Zweinstein – in tegenstelling tot toegeven dat Lijpo Leeflang het van je had gewonnen!”

Severus voelde zich echter niet beter van dat nieuws – het was prachtig als dat hun plan was en het redde inderdaad zijn reputatie – maar Severus had niet het idee dat hij dit verdiende. Hij had haar al volledig opgegeven, maar dit bewees haar trouw en vriendschap aan hem meer dan wat dan ook. Haar eigen reputatie zou weer een deuk lopen als iedereen zou horen hoe stom ze was geweest om zich te laten Begeesten en het bijgewonnen respect van haar medestudenten zou weer verdwijnen als sneeuw voor de zon. Wilde hij haar dat offer laten maken? Het was nu te laat om het te ontdoen.

“Maar zeg zelf,” ging de Bloederige Baron verder. “We waren wel nogal een team, vond je ook niet? Wat vond je trouwens van mijn act? Wat vond je van mijn woordenschat? Theatraal he? Ik vond het heerlijk!”

Severus schoot de Baron een dodelijke blik (niet dat een dodelijke blik veel effect had op een al even dode geest) en de Baron begreep wat hij wilde zeggen.

“Ik ga al... Doe haar de groeten van me.”

De kettingen van de Baron ratelden terwijl hij de kamer uitzweefde en Severus draaide zich naar Loena. Het was tijd om haar verlamming op te heffen.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Licht

Het duizelde om haar hoofd. Ze herinnerde zich hoe de Bloederige Baron haar lichaam – met haar toestemming – had overgenomen en zij als toeschouwer alles had gezien wat er was gebeurd om haar heen. De laatste herinnering die ze had, was dat één van Severus zijn spreuken haar raakte, ze neerviel en de Baron vervolgens haar lichaam weer verliet. Het was door dat laatste dat ze het bewustzijn had verloren – of mogelijks had haar bewustzijn enkel even tijd nodig gehad om de plek terug te vinden waar bewustzijnen normaalgezien altijd zaten.
Ze verwachtte half om wakker te worden in de Ziekenzaal en toen ze haar ogen opende en bemerkte dat ze helemaal niet in een bed lag, maar in een zetel, was ze verward.

Ze draaide haar hoofd, maar hierdoor werd haar zicht enkel waziger en duister en ze voelde hoe de wereld om haar heen leek te draaien. Ze kneep haar ogen dicht in de hoop dat de hoofdpijn zou overgaan en toen ze na tien secondes het idee had dat de wereld niet langer draaide, opende ze haar ogen weer.

Severus zat bij haar, op een laag krukje naast de zetel, en hij keek haar aan.

Loena zag hem zo wazig dat ze niet duidelijk kon zien hoe hij keek of hoe hij zich voelde, maar zelf voelde ze zich zo opgelucht om hem te zien dat ze breed glimlachte.

Het laatste kwartier had hij diep in zijn donkere gedachten aan haar zijde gezeten, maar nu ze ontwaakt was en naar hem glimlachte, voelde hij ook langzaamaan opluchting door zijn lijf stromen en hij voelde zijn strenge blik ontdooien bij het zien van haar heldere, blauwgrijze ogen.

“Severus,” fluisterde ze en ze maakte aanstalten om recht te komen, maar Severus duwde haar weer zacht neer.

“Je zult even moeten blijven liggen,” zei hij stil terug. “Je laten Begeesten is niet erg gezond voor het lichaam.”

Loena sloot haar ogen weer en nam diep adem. Ze voelde inderdaad hoe weinig kracht ze nog had. Toen ze haar ogen weer opende, was ze wel blij om te zien dat haar zicht weer scherper was aan het worden en in Severus zijn ogen zag ze dat hij niet langer boos of teleurgesteld was, al leek hij verdrietig.

Severus wist dat hij zijn gewoonlijke schild niet op had, maar het kon hem niet schelen. Zij mocht hem zo zien – zeker na hoe ze zonet had bewezen zijn vriendschap meer dan waard te zijn. Hij vreesde vooral dat hijzelf haar onwaardig was.

“Heeft het gewerkt?” vroeg Loena in een zwakke, maar nieuwsgierige toon. “Zijn we terug vrienden?”

Severus moest glimlachen omwille van haar gebrek aan subtiliteit. Hij knikte en Loena zuchtte opgelucht.

“Dat was dan nog gemakkelijk,” merkte ze op en Severus trok een wenkbrauw op.

“Gemakkelijk? Je had dood kunnen zijn! Je bent misschien een halfuur bewusteloos geweest!” Zijn stem klonk ongelovend, alsof hij niet begreep waarom ze zoiets zei.

“Dat is maar een kleine prijs om te betalen dan,” zei ze wijselijk en Severus schudde zijn hoofd met meer affectie dan ongeloof.

“Je bent niet te geloven, Loena.”

Loena glimlachte. “Dank je!”



Hij liet Loena rusten en toen ze na een tiental minuten in slaap viel, verliet hij zijn kamer en ging hij op weg naar het kantoortje van Perkamentus.

Het schoolhoofd stond echter in de Grote Hal, kijkend naar de afdelingszandlopers en toen Severus hem naderde, wees hij naar de afdelingszandloper van Ravenklauw.

“Ze staan nogal laag in vergelijking met de anderen, vind je ook niet? Misschien dat die honderd punten die je juffrouw Leeflang hebt afgetrokken niet helemaal terecht zijn? Als ze in die tijd beheerst werd door de Bloederige Baron, zou het immers correcter zijn als je Zwadderich de punten zou aftrekken.”

Severus keek het schoolhoofd nijdig aan en mompelde – half tegen zijn eigen zin: “Honderd punten voor Ravenklauw.”

Enkele Ravenklauwers die in de buurt hadden gestaan, juichten en klapten verrukt in hun handen. Ze hadden geen verklaring nodig waarom ze die honderd punten terugkregen – de schoolroddels hadden hen al van alles op de hoogte gebracht.

“Hoe is juffrouw Leeflang?” vroeg Perkamentus.

“Daarover wilde ik u spreken,” gaf Severus toe en hij keek schichtig om zich heen. Hij liep traag weg en professor Perkamentus volgde hem gewillig. Ze liepen de trappen af naar de kerkers en langzaamaan begon Severus te vertellen.

“Het was een complot tussen juffrouw Leeflang zelf en de Bloederige Baron,” informeerde hij Perkamentus zo stil als hij kon – wat hij zei was voor niemand anders bedoeld. Hij vulde nog even nijdig aan: “En de honderd punten aftrek van gisterenavond behoren juffrouw Leeflang toe – niet de Bloederige Baron.”

Perkamentus knikte. “Dat wist ik zelf ook, ik maakte slechts een grapje.”

“Ik vond het niet grappig,” zei Severus eerlijk. “Ze is al zonet even wakker geweest, maar slaapt ondertussen weer. Ze is erg zwak op het moment.”

“Ik vond het een prachtig gebaar van haar,” merkte Perkamentus op en Severus leek niet blij te zijn met hoe hij van onderwerp veranderde. “Zo een zelfopoffering – enkel en alleen voor jouw eigen reputatie en vriendschap. Je hebt een diepe indruk op haar achtergelaten.”

Een zenuwtrekje speelde rond Severus’ mondhoeken en hij gaf mompelend toe: “En zij op mij.”

Perkamentus gaf hem een bemoedigend schouderklopje en Severus ging verder.

“Ze offert haar eigen reputatie op om de mijne te redden. Ik weet niet hoe ik haar kan bedanken.”

Perkamentus zweeg even en knikte denkend. “Heb je het al geprobeerd met een simpel dank je wel?”

“Hmpf,” Severus snoof even. “Alsof dat ooit genoeg zou zijn...”

“Het zou alvast een mooi begin zijn.”

Ze stopten toen ze voor Severus’ deur kwamen en Perkamentus klopte Severus weer op zijn schouder.

“Laat haar nog een uurtje rusten. Dan zou ze normaalgezien wel weer naar de Leerlingenkamer kunnen. Zal ik een huiself sturen om jullie wat eten te brengen?”

Severus leek even verward. “Komt u niet mee naar binnen?”

“Ik zou niet weten waarom. Ik ben niet graag het vijfde wiel aan de wagen.”

Severus keek hem dodelijk aan en Perkamentus gnuifde van plezier. “Weeral een grapje, Severus. Je hoeft me zo niet aan te kijken.” Hij draaide zich om en liep weer weg. “Ik ga naar de Grote Zaal. Ik heb gehoord dat de huiselven vandaag kippenbilletjes serveren. Heerlijk!”

Severus keek na hoe het schoolhoofd de gang verliet en draaide zich naar zijn deur. Hij nam diep adem voordat hij de deur opende.



Loena keek op toen ze de deur hoorde opengaan. Ze bleef zitten in de zetel en kwam niet recht – het duizelde allemaal nog wat. Ze zat nu wel recht – ze had nieuwsgierig rondgekeken in zijn kamer en was tot de conclusie gekomen dat zijn kamer heel goed bij hem paste. Een rek stond vol toverdrankflesjes, een ander rek dat minstens drie keer zo lang was stond vol boeken over de Duistere Kunsten en er was nergens een raampje of natuurlijk licht dat binnenviel. Wel hingen er kaarsenhouders aan de muren en ook op zijn bureau gaven ze gezellig licht. Loena keek even in het haardvuur toen hij binnenkwam en draaide daarna haar hoofd weer naar hem.

“Ik vroeg me af waar je was.”

“Perkamentus,” mompelde hij en hij wandelde tot bij haar en ging op het krukje voor de bank zitten. Ook al was het zijn bank – hij zou niet naast haar gaan zitten – dat zou te comfortabel zijn en daar was hij niet klaar voor. Dan liever op een krakkemikkig krukje.

Ze keek hem met grote ogen aan, haar blik zo geïnteresseerd in hem dat hij bijna door de grond kon zakken. Hij was dit soort aandacht niet gewend.

Haar blik was echter niet-aflatend en ze leek niet van plan om iets te zeggen, dus besloot hij dat hij het beste de stilte kon breken.

“Dank je,” mompelde hij opeens. “Voor wat je voor mij hebt gedaan vandaag.”

Loena straalde van trots, maar zweeg nog steeds.

“Ik verdiende het wel niet,” gaf hij onwillig toe en hij wendde zijn blik van haar af.

Haar glimlach verdween van haar gezicht en ze keek hem aan. Hij ontweek haar blik, zat onzeker op het veel te kleine krukje en zijn expressie leek haast gepijnigd.

“Zeg je dat omdat je een Dooddoener bent?” vroeg Loena opeens – want dat was volgens haar het enige wat zijn onzekerheid kon verklaren.

De impact van die woorden was harder dan die van een Bombarda-spreuk en hij keek haar met grote, maar verbiedende ogen aan. Hoe wist ze dat?!

Loena liet zich er echter niet door afschrikken en ging verder. “Vader zei me dat je het Duistere Teken had. Daarom mocht ik ook niet meer met je omgaan. Is dat zo?”

Ze staarde hem afwachtend aan, maar er was geen afkeer of angst te lezen in haar gezicht. Severus snapte niet wat ze van hem wilde horen en had geen flauw idee wat hij moest zeggen.

Traag maar zeker begon hij zijn linkermouw te ontknopen en Loena keek geduldig toe. Hij stroopte toen hij klaar was zijn mouw op en draaide zijn arm zodat Loena het Duistere Teken op zijn arm zag staan.

Ze knikte langzaam bij het zien van het teken. Gek genoeg deed het haar niets. Ze voelde niet minder affectie erdoor en angst voelde ze evenmin.

“Wat gebeurt er als ik het aanraak?”

Severus keek naar haar op. Hoe kwam ze er nu weer bij zo een vraag te stellen?

“Niets,” antwoordde hij.

“Hmm...” mijmerde Loena. “Sommigen zeggen dat als je het Duistere Teken op arm van een Dooddoener aanraakt, De Duistere Heer dat ziet. Er zijn ook mensen die zeggen dat als je het Duistere Teken aanraakt, je voor de rest van je leven jeuk hebt aan je vingers.”

Severus trok een wenkbrauw op en keek haar ongelovend aan. “Dat zeggen ze zeker in de Kibbelaar?”

Loena knikte en glimlachte.

“Het is niet waar hoor. Raak maar aan als je het voor jezelf wilt zien.” Hij hield zijn arm wat hoger, maar nu schrok Loena toch wel wat naar achteren.

“Oh, nee, nee, dat doe ik niet... Ik zou het vreselijk vinden om altijd jeuk te hebben aan mijn vingers... Zie! Ik krijg er al jeuk van!” Ze kneep met haar vingers in haar handpalmen. “Nee, dat doe ik niet.”

Hij moest ermee lachen. Ongelooflijk. Ze was me er eentje.

Loena keek hem aan en glimlachte tevreden. Er was niets op heel Zweinstein wat ze liever hoorde dan zijn lach.

Hij zuchtte toen hij haar zag kijken en wachtte op de vraag. Maar er kwam geen vraag. Loena bleef hem aanstaren, met een liefdevolle en begripvolle blik in haar ogen. Zijn blik werd serieuzer met iedere seconde dat ze elkaar zo aanstaarden.

“Wil je het niet weten dan?” vroeg hij opeens en Loena leek even op te schrikken uit haar gedachten.

“Huh - wat weten?”

“Wel, waarom ik Dooddoener ben geworden. Of aan wie ik trouw ben nu dat de Duistere Heer is teruggekeerd. Of waarom ik nog niet ben afgemaakt door eender welke zijde. Wat ik hier in hemelsnaam op Zweinstein doe als professor. Dat soort zaken.”

“Oh dat lijkt me heel interessant!” gaf Loena toe. “Maar dat hoef ik niet te weten om een goede vriend te zijn. Of wel? Denk je dat we geen vrienden kunnen zijn tenzij ik dat weet?”

Ze leek lichtjes verward, maar Severus glimlachte niettemin.

“Was je als kind nooit bang van het donker?” vroeg hij opeens, zijn blik peinzend terwijl hij in haar ogen keek.

Ze hield haar hoofd even schuin en keek hem mijmerend aan. “Die vraag komt ook uit het niets,” merkte ze op.

“Ben je nou ook al hypocriet?” kaatste hij terug terwijl hij zijn armen overeen vouwde en haar uitdagend, maar ook speels aankeek. “Bij jou komt alles wat je zegt uit het niets.”

Haar blik van triomf amuseerde hem nog meer.

“Waarom zou iemand bang horen te zijn van het donker?” vroeg ze hem op haar beurt. “Dat is even zinvol als bang zijn van het licht.” Ze keek opeens rond in zijn kamer. “Ben jij bang van het licht, Severus? Is dat waarom je geen ramen hebt? Is dat het?”

“Ik heb heus wel ramen,” antwoordde hij geamuseerd. “Maar enkel in mijn slaapkamer. Deze kamer was nu eenmaal zo.”

“Slaapkamer...” herhaalde ze mijmerend en hij had geen flauw idee waar ze aan dacht.

“Ja, slaapkamer. Zoals gewone mensen. Ik slaap niet in een doodskist of zo.”

Loena’s mond viel open. “Ben je een vampier?”

Hij rolde met zijn ogen. “Ik zeg toch net dat ik niet in een doodskist slaap.” Haar uitdrukking veranderde niet. “Neen, Loena, ik ben geen vampier!”

Ze was nog steeds niet volledig overtuigd. “U bent wel erg bleek. En draagt duistere kleren en hebt een obsessie met kaarsen.”

Hij zuchtte diep en wreef over zijn rechterslaap. “Ik ben geen vampier. Ik heb geen obsessie met kaarsen. Ik ben een Dooddoener. Is dat nog niet duister genoeg?”

Ze dacht even na en knikte opeens. “Ja. Maar je bent een goede Dooddoener, toch? Geen slechte. Dat ben je niet.”

Hij schudde grinnikend zijn hoofd. “Ja, Loena, een goede Dooddoener.”

“Zie, dat is toch niet zo duister dan?” Ze knikte en voor haar leek daarmee de kous af te zijn. “Ik heb honger,” merkte ze opeens op. “Is het nog geen tijd voor het avondeten?”

Hij knikte. “Ik laat wel een huiself komen. Mij lijkt het het beste dat we voor vanavond de Grote Zaal vermijden.”

“Ah ja,” herinnerde Loena zich. “De geruchten. Ik ga wel blij zijn als de Zwadderaars me niet meer willen vermoorden. Dat vond ik niet zo leuk. Ze waren met teveel. Ik vraag me af of ik nog steeds bij de Slakkers mag? Ik hou wel van feestjes.”

Severus trok een wenkbrauw op. Hij had precies wat gemist.

Niet erg, hij kon de rest van de avond nog in haar gezelschap doorbrengen. En die belofte verlichtte zijn anders duistere gemoed. Het zou – voor eens – een leuke avond worden.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Weken


In de weken die voorbij gingen, ontstond een patroon. Severus en Loena spraken niet met elkaar als ze elkaar tegenkwamen in de Grote Zaal of op de gangen. Ze deelden meestal een geheime blik, die Loena omschreef als “de vriendschapsblik”. Voor haar was het alsof die blik haar extra kracht gaf en ook hij moest in zichzelf toegeven dat het zien van haar blik meestal als gevolg had dat zijn dag net dat ietsje leuker was.

Vrijdag was echter hun dag. De laatste twee uren volgde Loena zijn lessen Verweer met een haast ongezonde interesse en daarna volgde haar strafstudie. Severus was van plan geweest om die straf te laten vervallen – iedereen was immers in de overtuiging dat Loena op het moment dat ze de straf kreeg door de Bloederige Baron bezeten was. Maar het was Loena die zelf graag wilde nablijven – en ze had hem voorgesteld dat hij haar straf gewoon zou aanpassen. In plaats van na te blijven omwille van het disrespect, kon hij haar laten nablijven omwille van haar eigen domheid – om haar een lesje te leren zodat ze zich nooit meer zou laten Begeesten.

Het had zo logisch geklonken dat Severus het onmiddellijk met haar eens was geweest en Loena werd zijn meest interessante nablijver. Sterker nog – als een van zijn leerlingen op vrijdag een strafstudie verdiende, verplaatste hij die strafstudie naar een andere dag.

Enkel Loena zou op vrijdag nablijven. Daar zou hij wel voor zorgen.

Van zodra alle Ravenklauwers en Huffelpuffers het lokaal verlieten, sprak hij een Murmelio-spreuk uit op de kamer. Hij wist nooit waarover hij het met juffrouw Leeflang zou hebben, maar wat ze zeiden was niet voor andermans oren bedoeld. Ook de deur ging iedere keer op slot en Loena begreep dat volledig. “Ze mogen niet zien dat we vrienden zijn, he Severus? Dat zou je reputatie weeral bijna vernietigen. Ik weet niet hoe ik dat nog zou kunnen herstellen dan. Zelfs de Bloederige Baron zou ons dan niet kunnen helpen!”

De Baron op zijn beurt kwam al snel achter hun plot van het nablijven en bleef vaak op de gang voor het Verweerlokaal rondhangen. Dit schrok leerlingen met vragen voor professor Sneep meestal wel weg en als de strafstudie erop zat, vergezelde hij juffrouw Leeflang naar haar toren. In ruil vertelde ze hem welke leuke dingen ze had geleerd en genoot hij stiekem van de affectie in haar stem als ze het over ‘Severus’ had.

Tijdens de lessen Verweer zat ze nog steeds alleen aan haar bank en ook bij het oefenen was ze op zichzelf aangewezen. Loena daagde Severus nooit meer uit. Ze had haar les geleerd. Loena had haar professor verzekerd dat het vast Vulzige Vonkelvliegen waren geweest die haar zo van haar stuk hadden gebracht, waardoor ze zo opstandig was geworden die allereerste les. Volgens Severus waren het gewoon hormonen geweest. Ze was en bleef immers gewoon een tiener en hij dacht op sommige momenten wel wat opstandigheid in haar te herkennen.

Vooral die keer dat ze dat van de Vulzige Vonkelvliegen had gezegd, had hij het bestaan van die wezens proberen te ontkennen en geprobeerd om haar zacht aan haar verstand te brengen dat niet alles wat haar vader schreef ook echt bestond, maar dat was een waarheid waar ze nog niet klaar voor was. Ze was enkele minuten zelfs boos geweest, maar toen Severus – lichtjes tegen zijn zin – alles weer had teruggenomen, was ze weer haar dromerige en meest aangename zelf.

Maar waar Loena het meeste naar uitkeek, waren de momenten dat ze hem voor haar alleen had en hij haar begeleidde in het oefenen van de praktijk voor Verweer. In de les zelf had ze dan wel niemand om mee te oefenen, maar na de les werd het al snel een gewoonte dat Severus de duelleerpartner speelde die Loena tijdens de lessen nodig had. Voor Loena was hij geweldig – veel beter dan Harry ooit was geweest – en hij wees haar op alle details die ze in haar verdediging moest aanpassen. Hij vertelde haar waar ze op moest letten bij haar tegenstander en leerde haar de verdediging tegen de meest gebruikte duistere vloeken.

Ze konden daar zo in opgaan, dat ze zelfs het avondeten oversloegen en ze – moe van het oefenen en de lange werkweek – ‘s avonds thee met koekjes lieten komen uit de keukens.

“Je zou niet zoveel koekjes moeten eten.”

“Waarom niet? Is er iets mis met ze?”

“Nee, je wordt er dik van.”

“Hier, neem er zelf dan wat van. Jij bent graatmager. Jou zal het geen kwaad doen.”

“Ik hoef geen koekjes.”

“Dan eet ik ze wel op.”

“Dat zijn er wel erg veel.”

“Ik heb geen avondeten gehad en heb enorme honger.”

“Daarom moet je nog geen koekjes eten.”

“Ja maar, jij laat ze altijd die koekjes meenemen! Als je wil dat ik iets anders eet, zeg dan tegen de huiselven dat ze eens iets anders meenemen. Ik eet gewoon wat ik voorgeschoteld krijg.”

Loena zat nonchalant bovenop de eerste bank in het lokaal Verweer haar benen heen en weer te zwaaien. Op haar schoot lag het bord met koekjes en ze selecteerde er de lekkerste koekjes uit.

“Ik hou van die wat op bloemen lijken. De vulling is lekker.”

Severus zat keurig achter zijn bureau, zijn rug recht terwijl hij in zijn thee roerde.

“Ze doen je meer slecht dan goed,” zei hij waarschuwend.

“Ze doen me niets,” zei Loena in haar eigen waarschuwende stem – waarin het iedere keer te horen was hoe dromerig ze in feite was. Alsof ze waarschuwde voor een kleine donderwolk in haar prachtige snoepgekleurde droomwereld waarin al het licht kwam van regenbogen en lichtgevende eenhoorns.

“Wat zien we volgende week in Verweer?” vroeg ze losjes.

“Necroten,” antwoordde hij kort.

“En de week daarna?”

“Dementors.”

“En daarna?”

Hij keek Loena lichtjes verveeld aan. “Dat zien we dan nog wel.”

“Hebt u geen vast lessenplan?”

“Het is nog maar mijn eerste jaar als professor Verweer. En ik was niet onder de indruk van de lessenplannen van mijn voorgangers. Ik zie wel waaraan de hoogste nood is.”

“Ik bedoelde het niet als kritiek. Ik ben heel blij dat je Verweer mag geven. Ik heb al heel veel geleerd de afgelopen weken. Ik hoop dat ik ooit zo goed als jou zal zijn! Of dat de oorlog voorbij is en niemand dan nog Verweer hoeft te kunnen, dat zou ook fijn zijn.”

Loena mijmerde verder terwijl ze een koekje nam en het in één keer in haar mond stak en opat.

“Wat zijn jouw plannen als de oorlog voorbij is?”

Severus kreeg echter niet de kans om die vraag te beantwoorden, want de Bloederige Baron kwam haastig de kamer binnengezweefd.

“Perkamentus is op weg!” siste hij gejaagd en voor een moment zaten Loena en Severus als verstard, totdat Severus opeens opsprong, de lade van zijn bureau opentrok en keek naar een oud horloge.

“Verdomme, het is al negen uur voorbij. Je hebt de avondklok gemist.” Hij keek haastig om zich heen. Loena zat al van vijf uur bij hem – vanaf drie uur als je de les Verweer meetelde. Dat zou zelfs Perkamentus zijn begrip te boven komen. “Verstop je in mijn kantoor!”

Loena sprong snel op en zette het schoteltje met koekjes op Severus’ bureau. Vervolgens holde ze het trapje op en gooide ze de deur open op hetzelfde moment dat de Bloederige Baron er doorheen vloog. Loena sloot de deur achter zich en staarde de Bloederige Baron aan, op wiens doorschijnende gezicht de spanning stond te lezen.

Severus sprak een nonverbale Alohomora uit op de deur. Perkamentus zou zich enkel meer vragen stellen als de deur op slot bleek te zijn, en slechts drie tellen later hoorde hij een vrolijke klop op de deur.

“Binnen!” zei Severus terwijl hij zich terug achter zijn bureau neerzat en deed alsof hij gewoon in zijn eentje thee had zitten drinken.

Perkamentus stapte binnen en Severus keek opeens naar de bank waarop Loena had gezeten. Haar koekjes stonden dan wel op zijn bureau, maar haar eigen kopje thee stond nog onaangeroerd op de bank. Severus liep bijna rood aan, maar rukte snel zijn blik van het kopje weg en keek naar Perkamentus, van wie hij hoopte dat die niets zou merken.

“Goedenavond Severus,” groette Perkamentus hem beleefd en met een twinkeling in zijn ogen terwijl hij de deur achter hem weer sloot. “Zag ik zonet de Bloederige Baron niet hier binnenzweven? Hij leek nogal gehaast.”

Severus slurpte van zijn thee en zette het kopje weer neer op het schoteltje. “Ja, hij zat vast achter Foppe aan.”

Perkamentus schudde lichtjes van het lachen. “Uitstekend, Severus! Een uitstekende leugen, ware het niet dat het overduidelijk is dat hij je gewoon kwam waarschuwen voor mijn komst zodat je juffrouw Leeflang op tijd in je kantoortje kon verstoppen. Dat is echt nergens voor nodig. Haar thee wordt nog koud. Mag ik zelf ook wat nemen?”

Hij toverde er een kopje bij en schudde zichzelf wat thee in. Severus had nog nooit zo rood gezien en Loena opende de deur van het kantoortje en stapte op het kleine balkonnetje.

“Hoe wist u dat ik hier was?” vroeg Loena geïnteresseerd. Ze leek het helemaal niet erg te vinden dat haar schuilplaats geraden was.

De Bloederige Baron zweefde ook door de muur en keek lichtjes nijdig naar het oude schoolhoofd.

“Als schoolhoofd weet je zo’n dingen,” zei Perkamentus wijselijk tegen Loena. “Ik ken Severus. En de Bloederige Baron. En jou begin ik ook te kennen. Dan is het enkel nog een kwestie van logisch denken. Kom, je thee wordt koud.”

Loena liep opgewekt de trapjes terug af en ging terug op haar bank zitten en nam haar kopje thee.

“Oeh!” riep Perkamentus enthousiast uit terwijl hij het schoteltje met koekjes zag. “Ik ben zot van die wat op bloemen lijken! De vulling is heerlijk.”

Hij nam het schoteltje en bood Loena ook een koekje aan. Zonder aarzelen nam ze er eentje, maar toen Perkamentus het bord aan Severus aanbood, wuifde die ze snel weg met een gefrustreerde uitdrukking op zijn gezicht.

“Baron, ik hoop dat u ons ook wil vergezellen?”

De Baron zweefde nog steeds op het balkon en keek dodelijk naar Perkamentus.

“Waarom? Ik snap niet wat u hier doet.”

“Maak daar twee van,” vulde Severus wantrouwend aan.

“Drie!” zei Loena opgewekt en ze vulde snel aan: “Maar ik vind het helemaal niet erg hoor.”

“Ik wilde eigenlijk Severus spreken, maar ik heb geen geheimen voor zijn vrienden.”

De Bloederige Baron en Severus keken even ongemakkelijk naar elkaar. Zelf hadden ze elkaar nog niet als vrienden beschouwd. Loena straalde echter van trots.

“Mijn hand jeukt de laatste weken vreselijk – ik vroeg me af of je me kon helpen, Severus?”

Loena staarde met grote ogen naar zijn zwarte linkerhand.

“Hebt u een Duister Teken aangeraakt?” vroeg Loena ineens geinteresseerd. “Ze zeggen dat als je een Duister Teken aanraakt, dat...”

“Loena!” onderbrak Severus haar streng en Perkamentus keek even raar naar Severus. Nog nooit had hij haar in zijn bijzijn bij haar voornaam genoemd. “Het is onbeleefd om zulke vragen te stellen.”

Loena keek lichtjes beteuterd. “Ja, maar, Severus, het kon toch zijn...”

Perkamentus keek ook licht verrast naar juffrouw Leeflang. Ook zij had alle formaliteiten laten vallen. “Het was geen Duister Teken, juffrouw Leeflang. Maar Duister was het wel! Zeer zeker! Zonder Severus zou ik hier waarschijnlijk niet zitten.”

Loena luisterde gefascineerd en haar mond hing zelfs een tikje open.

“Heeft hij uw leven gered?”

“Jazeker, hij is een formidabele vriend. Ik zou hem met mijn leven vertrouwen.”

Perkamentus leek de aandacht op die laatste zin te leggen en hij en Loena keken elkaar lang en in stilte aan.

“Ik zit hier ook nog!” grommelde Severus opeens, zich bewust van het zaad dat Perkamentus bij Loena probeerde te planten – maar hij voelde zich er vreselijk ongemakkelijk door. Was dat waarom Perkamentus was gekomen – of had hij echt jeuk aan zijn handen gehad de afgelopen weken? “Ik zal zien wat ik kan doen,” vervolgde Severus terwijl hij recht kwam en zijn kopje thee liet staan.

Loena en Perkamentus snapten wat hij in feite bedoelde en ze dronken snel hun kopje leeg. Loena rende naar de achterste bank om haar eigen schooltas te nemen en wendde zich tot Severus. “Dank je wel voor de bijlessen en thee, Severus. Ik heb een leuke avond gehad.”

Severus knikte. “Geen dank,” zei hij kort, terwijl hij snel een blik op Perkamentus wierp. De oude man leek hier veel te veel plezier in te hebben.

“Baron, vergezelt u me tot aan mijn afdeling?”

“Met veel plezier, Loena.” En dat was de waarheid. Al was het ook waar dat de Baron stiekem de hoop koesterde om de Grijze Dame tegen het doorzichtige lijf te vliegen.

“Nog een fijne avond allebei!” zei Loena tegen Severus en Perkamentus en zij en de Bloederige Baron verlieten de kamer.

Severus draaide zich wantrouwend naar Perkamentus en trok zijn wenkbrauw op.

“Jeukt het echt?”

“Al weken!”



“Loena,” mijmerde de Baron denkend terwijl hij naast de jonge Ravenklauwse vloog. “Ik heb het idee dat Perkamentus wilde dat je erbij was en alles hoorde. Alsof hij je iets anders probeerde te vertellen toen hij zei dat hij Severus met zijn leven vertrouwde...”

Ze knikte langzaam en keek even mijmerend voor zich uit terwijl ze de trappen naar de toren van Ravenklauw opliep. “Volgens mij heb je gelijk. Ik merkte het ook, Baron. Maar wat bedoelde hij dan?”

De Bloederige Baron zweeg. In feite hadden ze beiden geen idee. Ze hadden nog genoeg tijd om het uit te zoeken.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Vierkant


“Voor vandaag had ik iets speciaals in gedachten.”

Loena stond geduldig in het midden van de oefenruimte van het lokaal Verweer. Severus liep om haar heen en plaatste vier zwarte stenen in de vorm van een groot vierkant om haar heen. Hij mompelde opeens een spreuk in een oude en vreemde taal die Loena niet begreep. Ze zag hoe tussen de stenen doorschijnende muren met een blauw tintje verschenen. De magische muren leken te gloeien en Severus – die aan de andere kant stond, leek zelf ook een beetje blauw totdat hij opeens zonder enig probleem door de muur heen stapte en bij haar ging staan.

“Heb je ooit al eens geoefend op Spreukenreflectie?”

“Spreukenreflectie?” herhaalde ze stil. “Neen. Ik heb er nog nooit van gehoord. Staat dat op het lessenplan? Moet ik dat kennen om mijn SLIJMBAL te behalen?”

Severus grijnsde omwille van haar vragen. Het was nog niet eens december, maar ze liep al zodanig voor op haar jaargenoten dat ze haar SLIJMBAL voor Verweer blindelings kon halen. In zijn gedachten zag hij zelfs hoe Loena de meer getalenteerde leerlingen uit de hogere jaren onderuit haalde. Geregeld droomde hij dat zij het tegen Potter opnam en hem genadeloos versloeg. Het was een prachtige gedachte. Vooral omdat ze in zijn droom gebruik maakte van alle duistere spreuken die hij haar eigenlijk niet durfde leren en deze Potter vreselijk deden afzien.

Iedereen had recht op dagdromen, ook Severus.

“Dit leert men zelfs niet op PUIST niveau. Maar weinig tovenaars maken gebruik van Spreukenreflectie... En dat terwijl het enorm in hun voordeel zou spreken als ze dat wel deden. Spreukenreflectie op zich is geen spreuk – het is een techniek. Het houdt in dat je gebruik maakt van reflecterende zaken om in een niet-directe lijn een voltreffer te maken.”

Loena keek hem denkend aan, maar haar blik stond niet zo dromerig als anders. Severus wist dat dat een teken was dat ze het nog niet volledig begreep en hij nam zijn toverstaf en richtte die op haar.

“Als ik wil, kan ik nu een spreuk op je uitspreken. Wat zou je doen als ik dat deed?”

“Een schild optrekken,” antwoordde Loena.

“Waar?”

“Voor mij.”

Severus knikte geduldig.

“Wat als ik nu...” Severus bewoog zijn toverstaf naar de magische blauwe muur. “Hier mikte?”

Loena keek hem aan, niet-volgend waar hij naar toe wilde.

“Sta me toe.”

Hij zwiepte met zijn toverstaf en de spreuk kaatste van de muur naast Loena tot de muur achter haar en voordat ze zich kon omdraaien, raakte de spreuk haar in haar rug, alsof ze net door een elastiekje geraakt was.

“Auw!” Loena probeerde zich te krabben waar ze geraakt was, maar ze kwam er niet aan.

Severus negeerde haar terwijl hij streng verdervertelde, wat meestal betekende dat hij het levensbelangrijk vond dat ze goed oplette. “Spreukenreflectie werkt enkel met spreuken die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke doelwitten. Bombarda zal niet lukken. Van het moment dat je dit op de muur uitspreekt, verniel je de muur. Paralitis heeft echter geen effect op levensloze voorwerpen en zou erop afkaatsen als je spreuk krachtig genoeg is. De doorsnee tovenaar heeft een spreukbereik van twintig meter – zeker als het om aanvalsspreuken gaat. Slechts een beperkt aantal tovenaars kunnen hun spreuken verder dan dat doen reiken en nog steeds voldoende snelheid en kracht in hun spreuken overhouden. Bij spreukenreflectie is de weg die de spreuk aflegt altijd langer dan die van een directe aanval – dus houd er rekening mee dat je spreuk in kracht kan verliezen. Houd ook rekening met de hoek die je gebruikt. Als jouw inval een hoek van dertig graden is, zal de spreuk ook met een hoek van dertig graden verdergereflecteerd worden tot de volgende muur of je slachtoffer. Ben je klaar?”

Loena’s mond viel lichtjes open. “Voor wat?”

“Verdedig jezelf,” waarschuwde Severus haar kort en hij schoot opeens een spreuk via de muur direct op haar af. Loena was maar net op tijd om haar schild op te trekken en Severus herhaalde zijn aanval drie maal. Een maal kaatste hij de spreuk van het plafond, een andere maal van de grond en nog een andere maal van de andere muur van het magisch blauwe vierkant. “Goed,” zei hij kort en opeens schoot hij weer een spreuk op het plafond af, maar deze weerkaatste tegen de muur achter haar en raakte haar weer in haar rug.

“Auw!” Ze vond het niet leuk dat ze geraakt werd en besloot om het niet meer te laten gebeuren. Severus schoot nogmaals op identiek dezelfde plek en ditmaal was Loena snel genoeg om zich om te draaien en de spreuk af te weren. Opeens voelde ze een pats in haar rug en na een korte “Auw!” draaide ze zich gefrustreerd om naar Severus.

“Draai nooit je rug naar een Duistere tovenaar,” waarschuwde Severus haar streng. “Voor hetzelfde was dat een Vloek des Doods geweest en had jij naar de muur achter je zitten staren.”

Loena schudde haar hoofd. “Hoe moet ik me dan verweren?”

“Wie zegt dat je de spreuk moet afweren? Wie zegt dat je op dezelfde plek moet blijven staan? Waarom spring je niet gewoon opzij?” Severus had dit nog maar net gezegd of hij schoot weer via het plafond en de muur achter haar een spreuk op haar af, maar ditmaal sprong ze opzij en toen Severus een vloek langs voren op haar afvuurde, wist Loena hem af te weren.

“Mooi. Goed. Kaats nu deze terug via minstens één muur.”

Toen de spreuk op haar afkwam, kaatste ze de spreuk via de muur richting Severus, maar deze bleef koel staan terwijl de spreuk hem met een meter miste.

“Ik sta hier,” merkte hij droog op en Loena probeerde zich kalm te houden. Hij was haar weer aan het pushen. Dat deed hij vaker. Dan werd hij strenger, sneller, gevaarlijker. Op zo een momenten had ze moeite om zijn tempo bij te houden en maakte ze vaak fouten. Toch leek Severus haar veel krediet te geven. Hij vroeg dan wel veel van haar en was met tijden ongeduldig, maar hij werd nooit boos. Niet op haar.

“Nog eens!” Hij had het amper gezegd of hij schoot een spreuk direct op haar. Ze probeerde ditmaal weer terug te kaatsen, maar had weeral geen succes toen de spreuk hem miste.

Pas na vier pogingen wist Loena juist te mikken, maar Severus was al opzij gestapt voordat de spreuk hem kon raken.

“Het is moeilijk!” verzuchtte Loena een halfuur later terwijl ze hem nu probeerde te raken via twee muren van het vierkant. “Hoe krijg je dit in hemelsnaam onder de knie?!”

“Observeren. Calculeren. Richten,” zei Severus kort en hij schoot opeens een straal achter zijn schouder heen, die weerkaatste op de grond, het plafond, de rechtermuur en vervolgens op Loena’s hand afschoot en haar ontwapende. Severus ving handig haar toverstaf op en stapte dichter naar haar toe. “Logica. Veel logica.”

Loena liet haar schouders zakken.

“Ik weet het,” zei Severus opeens in een zachte toon, zo zacht dat Loena bezorgd naar hem opkeek. “Je bent intelligent.... Maar logica is niet je sterkste punt.” Hij keek haar aan en zag de licht bezorgde blik in haar ogen, de lichte frons in haar voorhoofd en haar lippen die ze op elkaar leek te knijpen. Een teken dat ze op zoek was naar de kennis in zichzelf die haar zou helpen dit onder de knie te krijgen – maar zelfs Severus wist niet of ze dit zou kunnen. Misschien was hij inderdaad te ver aan het gaan – te moeilijk. Loena was een dromer – een heks. En zoals veel andere volbloedheksen, ontbrak het haar aan de logica die veel Dreuzelkinderen wel hadden. Hermelien Griffel was daar een goed voorbeeld van. Elf jaar was ze, en ze kraakte toen al zijn bescherming voor de Steen der Wijzen. Maar Loena... Logisch? Allesbehalve.

“Ik zal oefenen,” besloot ze opeens. “Ik wil dit onder de knie krijgen, Severus. Ik wil je niet teleurstellen.”

Hij keek haar opeens aan, lichtjes verward dat ze dat zei. “Loena... Je stelt me niet teleur. Je hebt ontzettend hard je best gedaan. Ik denk gewoon niet dat je het in je hebt. Dit niet. Maar dat betekent niet dat je geen andere talenten hebt in Verweer! Je bent onvoorspelbaar, origineel en met momenten erg verwarrend in je vechtstijl. Dat geeft je voordelen die anderen nooit zullen hebben. Je hebt me niet teleurgesteld. Ik tast gewoon je grenzen af.”

Loena schudde opeens haar hoofd. “Ik heb geen grenzen. Nog niet. Ik ben te jong. Als ik oud ben misschien.” Ze keek dromerig naar de blauwschijnende wanden. “Laat me alleen in het vierkant, Severus. Ik zal dit leren beheersen.”

Severus aarzelde, maar knikte vervolgens en verliet het vierkant. Ze draaide haar rug naar hem toe en schoot nonverbale vloeken op de muren af. Hij bekeek haar voor een paar minuten, mijmerend over haar woorden, maar zette zich even later aan zijn bureau, waar hij een boek nam en opensloeg. Zijn ogen dwaalden echter vaak af naar zijn jonge en leergierige pupil. Loena. Een brok talent. Een brok dromen. Zijn dromen.

Ze had gelijk. Grenzen had ze niet. Geen vierkant maakte een kans.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Niet genoeg


Het was fris, de eerste zondag van december. Veel leerlingen konden de kilte van de winter nog niet aan – alsof ze niet eens beseften dat de winter nog veel killer zou worden dan dit, alsof ze niet jaar na jaar een winter meemaakten – en ze bleven in hun knusse leerlingenkamers of warme bedden. Loena echter niet. Ze vond het heerlijk om praktisch in haar eentje over het bevroren gras van de terreinen van Zweinstein te lopen, terwijl de opgaande zon met haar mee liep. Het gekraak van de bevroren grassprietjes onder haar voeten was een van de allerleukste zaken aan de winter, vond ze.

In haar handen had ze de nieuwe Kibbelaar en ze keek maar af en toe op om te kijken waar ze liep. Ze kende Zweinstein en de terreinen goed genoeg om te weten waar ze moest uitkijken voor bomen of andere obstakels.

Ze liep langs het meer, verzonken in het maandblad van haar vader, lezend over fantastische fabeldieren en intrigerende complotten. Ze kreeg er nooit genoeg van. Na een halfuurtje wandelen rond het meer, liet ze de Kibbelaar opeens zakken, alsof ze iets voelde – een aanwezigheid. Zoekend keek ze om zich heen en ze zag hem zitten op een stenen bankje in een inham bij het Grote Meer.

Loena rolde het magazine opgewekt op en klauterde het kleine stukje naar beneden. Hij hoorde haar en trok zijn toverstaf, stond recht en draaide zich naar haar. Loena glimlachte echter toen ze zijn blik van herkenning zag en liep dichter.

“Ik had niet gedacht jou hier te zien, Severus!”

Severus erkende haar aanwezigheid door kort te grommen. Het was nog erg vroeg – te vroeg – en hij had niet geslapen. Hij ging terug zitten en Loena ging – zonder iets te zeggen – naast hem zitten. Ze zag het boek dat hij in zijn handen had en wilde er net een vraag over stellen toen Severus iets zei.

“Denk je dat het een goed idee is om bij me te komen zitten? Wat als iemand ons ziet.”

Loena leek lichtjes van haar stuk. Er was geen kat buiten, het kasteel was haast minuscuul klein in de verte en ze zaten in een verscholen inhammetje bij het Grote Meer. Wie zou hen zien zitten?

“Ik denk niet dat iemand ons zal zien. De meeste leerlingen slapen nog en de andere professoren zitten binnen.”

Severus gromde kort – wetende dat het geen zin had om haar ervan te overtuigen dat dit riskant was. Als zij geloofde dat het niet zo was, zou niets haar gedacht veranderen. Zo was Loena – haar geloof was de waarheid en daar was niets tegenin te brengen.

“Wat is er mis, Severus?” vroeg Loena terloops terwijl ze haar eigen Kibbelaar opensloeg en geïnteresseerd plaatjes bekeek van de Wakende Wapperwolf.

“Niets.”

Wat hij zei klonk meer als een brom dan als een woord en Loena draaide haar hoofd even naar hem. Ook hij probeerde zich te concentreren op het boek in zijn handen, maar Loena zag dat er iets scheelde en sloot haar Kibbelaar weer.

“Er is wel iets. Je ziet er moe uit. Heb je vannacht wel geslapen?”

Hij schudde zijn hoofd en zijn blik keek zo star in het boek dat Loena er een enorm ongerust gevoel aan overhield. Ze begon hem langzaamaan te kennen. Ze voelde hem aan. Vrijdagavond was hij redelijk los geweest tijdens het nablijven. Hij had honderduit verteld over enkele fascinerende Duistere vloeken waarvan het bestaan niet zeker was – vloeken die enkel uit legendes en mythes overgeleverd waren. Loena hoorde hem graag vertellen. Hij was betoverend als hij vertelde over zaken waar hij van hield. Zijn stem werd stil, langzaam, maar o zo meeslepend. Loena voelde zichzelf iedere keer wegdrijven op zijn woorden – weg naar een plek ver van Zweinstein – waar Duistere Magie heerste en zij en haar professor de enige twee zielen waren die dit onrecht konden stoppen.

De plek waar zijn ziel nu leek te zijn, was ook heel duister. Ze zag het in zijn ogen. Ze wilde niets liever dan hem volgen naar die plek – niet om zichzelf ook te verliezen, maar om hem eruit te trekken, mee naar waar ze nu zaten – het rustgevende Grote Meer.

Langzaam maar zeker bewoog ze haar hand naar zijn linkerarm en toen hij deze instinctief wegtrok, wist ze wat er speelde.

“Wat zei de Duistere Heer?”

Hij keek haar verschrokken aan, alsof hij voor een moment was weggetrokken uit de duistere plek door haar plotse vraag. “Hoe weet jij...”

Hij zweeg meteen toen hij haar ogen zag. In haar blauwgrijze ogen zag hij medeleven, vergeving en liefde. Dingen die hem zwak maakten in haar bijzijn. Zo zwak, dat hij haast continue zijn schild liet zakken om haar heen en ze hem begon te kennen. Meer dan hijzelf wilde toegeven. Meer dan iemand hem ooit had gekend.

Ze legde haar hand kalm tegen zijn bovenarm en wreef er zachtjes over. Haar vingers kietelden onder de ietwat ruwe textuur van zijn zwarte mantel. Een gevoel dat voor haar bijna zo leuk was als lopen over bevroren gras.

“Je mag er met me over praten,” zei Loena. “Ik zal niets zeggen.”

Severus zuchtte en de wanhoop was te horen. “Je hoeft niets te zeggen, alles wat de Duistere Heer zou willen weten, zou hij uit je gedachten trekken, tot je geen gedachte meer overhoudt en als een lappenpop kan verderleven in een veganistische staat.”

Loena boog haar hoofd toen hij dat zei. Hij had gelijk. In deze tijden van oorlog waren zelfs je beste vrienden niet te vertrouwen. Ze liet haar hand naar zijn schouder glijden en kneep er lichtjes in.

“Als er iets is waar je mee zit en wat je van je af wil hebben, kan je het me vertellen en nadien mijn geheugen wissen – dan kan zelfs de Duistere Heer het niet meer eruit halen.”

Severus’ mond viel open en hij staarde haar vol ongeloof aan. “Loena! Zo... Dat... Denk je?” Hij kwam niet uit zijn woorden en probeerde zich te vermannen. Hij zei opeens ontzet: “Ik zou je nooit zo gebruiken!”

Loena knikte kalm en bleef over zijn schouder wrijven. “Maar als je het nodig hebt, mag je. We zijn toch vrienden?”

Hij staarde haar nog steeds met open mond aan, tot hij zijn hoofd ruw wegdraaide.

“Ik... Ik heb gewoon een rotnacht gehad.” Meer kon hij niet zeggen. Zoveel meer zou hij willen zeggen. Maar hij kon niet. Voor haar eigen veiligheid. Hij zuchtte en staarde voor zich uit, in het Grote Meer.

Loena begreep hem en schoof wat dichter naar hem op. Ze greep zijn hand en liet haar hoofd tegen zijn schouder aan rusten. “Ik wou dat ik je meer kon geven,” mijmerde ze stil. “Het is nooit genoeg he?”

Hij wist niet goed wat ze precies tegen hem zei, wat ze bedoelde. Maar haar warme zij tegen de zijne, haar twee handen die de zijne vast hielden en de geur van haar vanille-gekleurde haren haalden hem langzaamaan weg uit de duistere plek waar hij die hele nacht had gezeten. Het meer voor zijn ogen kreeg kleur. De vormen van de wolken boven hen veranderden van dreigende demonen in lichte vederwolken. De kilte van de aankomende winter kreeg een onverklaarbare warmte. En zonder dat ze het wist, zonder dat ze er iets van merkte, stuurde hij al zijn liefde haar kant op. Het zou nooit genoeg zijn.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Lucht


Ik weet al sinds mijn eerste jaar op Zweinstein dat sommige leerlingen liever zouden hebben dat ik lucht was. En nu, in mijn vijfde jaar, is dat gevoel voor de meesten nog steeds onveranderd. Ik mag niet zeggen dat ik het me aantrek, want dat doe ik niet. Ginny nam het vandaag voor me op toen Tippens me Lijpo noemde. Dat was heel lief van haar, maar dat had ze niet hoeven te doen. Niet voor mij.

Ik zie ook geregeld hoe andere leerlingen geplaagd worden. In het derde jaar van Zwadderich zit een dreuzelgeborene. Ik ken haar naam niet, maar ik ben er vorig jaar toevallig bij uitgekomen dat twee Zwadderaars haar waren aan het pesten. Ze noemden haar Modderbloedje en ze wilden haar dreuzelboek stelen. Ik sprak twee welgeplaatste Waanzichtsspreuken over hen uit (die ik had geleerd bij de Strijders van Perkamentus) en in de verwarring die volgde, kon ze weggeraken – met de tranen in haar ogen. Ze liep me voorbij, maar ze keek me niet aan. Zelfs al had ik haar geholpen, ik was nog steeds lucht voor haar.

Het was bij de Strijders van Perkamentus dat ik de eerste keer het idee had dat ik ook echt gezien werd – dat mensen zich voor mij begonnen te interesseren. Harry was heel aardig. Ginny en Marcel ook. Ron en Hermelien – nou, ze hielden zich misschien iets meer afzijdig, maar ook zij waren altijd heel beleefd tegen me en deden niet alsof ik lucht was, dat was leuk.

Zelfs Severus, in alle jaren dat ik Toverdranken van hem heb gehad, deed altijd alsof ik lucht was. Ik kreeg niet meteen meer aandacht dan anderen in zijn les. Hij had me belachelijk kunnen maken met mijn oorbellen van radijsjes, of mijn boterbierkurkketting – zoals andere Zwadderaars op de gangen deden. Maar tijdens zijn lessen, was ik ook lucht. Mijn punten waren altijd gemiddeld, ik hoorde nooit een woord van hem en ergens vond ik het ook niet zo erg. Hij leek er veel meer plezier in te hebben om al zijn negatieve energie op Tippens te richten. Af en toe vond ik het jammer voor hem, maar ik moet eerlijk zeggen dat het me op tijden ook niets deed. Soms was Tippens ook maar gewoon lucht voor mij.

Geloof me – ik vind het niet erg om lucht te zijn in de ogen van andere mensen. Maar als ik de waarheid mag zeggen, moet ik zeggen dat ik het ook niet erg vind om meer dan lucht te zijn. Of ik nou een vriend voor iemand kan zijn, of een vijand. Het maakt me niet uit. Voor Tippens ben ik een vijand. Vraag me niet waarom, ik ben het voor hem, dat zie ik in zijn ogen en hij maakt er een sport van om me te pesten. Maar zo erg vind ik het niet. Als hij mij pest, kan hij anderen geen kwaad doen. En ik kan ertegen. Anderen – zoals dat meisje van Zwadderich dat me wenend voorbij liep – kunnen er niet tegen. Dus dan vind ik het ook niet zo erg, al zou het leuk zijn als hij eens zou ophouden met mijn spullen te stelen. Het kost best veel moeite om ze terug te vinden.

Deze ochtend had papa me een nieuw boek gestuurd over Fabeldieren – geschreven door Newt Scamander zelf! Ik liep lezend door de gangen na de les – het was immers nog geen tijd voor het avondeten en mijn huiswerk was al af. Ik was maar drie gangen van het Lokaal van Verweer af, toen ik opeens verstijfd op de grond viel. Ik herkende het gevoel als een Petrificus Totalus, maar doordat ik met mijn gezicht naar voren was gevallen, zag ik niets, maar ik hoorde wel het gelach van Tippens terwijl hij mijn boek uit mijn hand nam en ermee wegrende. Het is geen fijn gevoel als mensen iets van je stelen waar je van houdt, dus ik voelde me redelijk rot op dat moment.

Maar slechts enkele tellen nadat hij was begonnen met wegrennen, viel hij opeens ook op de grond neer en ik hoorde stappen naderen. Ze liepen me voorbij, tot ze bij meneer Tippens stilhielden. En opeens hoorde ik Severus zijn stem, zo stil en dreigend dat zelfs mijn haren ervan rechtop gingen staan. Hij bedreigde meneer Tippens en zei dat als hij nog één keer iets van mij zou stelen, hij zou wensen dat hij van Zweinstein gestuurd zou worden. Vervolgens trok hij vijftig punten van Ravenklauw af, wat ik best jammer vond, en gaf hij hem een strafstudie op donderdag. Hij sprak de tegenspreuk uit en ik hoorde meneer Tippens wegspurten, alsof een Venijnige Volgenrat hem achterna zat en hij moest rennen voor zijn leven.

Severus kwam weer naar me toe. Ik hoorde hem met stille passen naderen en opeens voelde ik zijn hand op mijn rug. Het volgende moment sprak hij ook op mij de tegenspreuk uit en kon ik weer bewegen. Hij hielp me recht en terwijl hij dit deed, hield hij zijn hand op mijn rug terwijl zijn andere hand de mijne vasthield.

Ik weet niet precies sinds wanneer het is, maar iedere keer dat Severus me aanraakt, lijkt mijn huid harder te tintelen. Alsof mijn huid gewoon straalt van geluk onder zijn aanraking. Het is best een verslavend gevoel en ik was lichtjes verbaasd dat onze handen elkaar zo lang raakten voordat we opeens beiden elkaar loslieten en hij met zijn hand in zijn binnenzak ging, waaruit hij mijn nieuwe boek haalde.

Ik kon hem wel kussen. Zo rot als het gevoel is als iemand iets geliefds wegneemt, zo overweldigend zalig is het gevoel als iemand iets geliefds teruggeeft. Ik kuste hem echter niet. Eerlijkgezegd vraag ik het me vaak af hoe het zou zijn... Ik heb nog nooit gekust. Ik heb nog nooit een vriendje gehad. En misschien is het niet juist van mij dat ik Severus – soms – stiekem – als mijn vriendje zie. Ik droom veel van hem – vaker dan ik iemand ooit zou toegeven. Hij kent me beter dan wie dan ook, is liever dan wie dan ook voor mij en mijn gevoelens voor hem...

Het zou hem allemaal in veel problemen kunnen brengen... Daarom ook dat ik hem niet kuste... Zelfs al droeg hij voor dat korte moment die heerlijke glimlach op zijn lippen – een glimlach waaraan ik nooit kan weerstaan en die me iedere keer doet smelten. Als hij glimlacht krullen zijn lippen altijd een beetje, haast uitnodigend. En dan wil ik niets liever dan de lucht tussen ons beiden dichten en me helemaal laten opgaan in die lippen.

Maar ik durf het gewoon niet. Ik heb er zoveel redenen voor om het niet te doen. Misschien de allerbelangrijkste... dat ik Severus niet wil kwijtspelen als vriend. Ik wil ook voor hem een goede vriend blijven, en niet – door zoiets stoms te doen als hem te kussen – teruggaan naar hoe het vorig jaar was.

Voor Severus ben ik op dit moment absoluut geen lucht meer, dat weet ik. Al zei hij niets, toen hij zich omdraaide met die glimlach op zijn lippen en van me wegstapte, bleef ik hem ademloos nastaren.

Hij inspireert me, maakt me gelukkig en is mijn beste vriend. Nooit nog wil ik hem kwijt – nooit meer wil ik slechts lucht voor hem zijn. En ik zal hem zo trouw zijn als hij mij is. Ik zal echt alles voor hem doen. Alles. Al kost het me mijn laatste adem.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Onafhankelijkheid


Ik ben mijn onafhankelijkheid aan het verliezen. Vraag me niet sinds wanneer dat al zo is, maar ik ben me er nog niet al te lang van bewust.

Perkamentus en Loena.

Iedere keer dat ik ze zie, besef ik mij meer en meer dat ik niet zonder hen kan. Perkamentus om me de weg te wijzen. Loena om me eraan te doen herinneren dat ik een reden heb om die weg te volgen.

Ik weet dat ik Perkamentus zal moeten doden of zijn dood zal moeten laten gebeuren. Ik weet dat ik hem niet kan redden en het is het meest rotte gevoel dat bestaat. Wanneer die tijd komt, zal ik mijn rug moeten draaien aan de Orde en mijn plek aan de rechterzijde van de Duistere Heer moeten innemen, maar het zal moeilijk zijn.

Mijn gevoelens staan me in de weg om deze taak feilloos uit te voeren. Mijn Occlumentie is aan het veranderen – aan het verslechteren. Ik oefen meer dan ooit – ik mediteer en probeer alle gedachten aan Loena en Perkamentus uit mijn hoofd te zetten. Dat lukt. Ik kan het. Maar van het moment dat ik het opgeef, vullen ze mijn hoofd driemaal zo erg als ervoren.

Perkamentus’ wijze woorden over mijn lot herhalen zich tot in het oneindige en ik zie dan enkel nog Loena voor mijn ogen. Ze is me aan het betoveren en ik ben evenzeer aan haar gehecht als ik ooit was aan Lily.

Lily en Loena.

Ze lijken niet meteen op elkaar. Ik probeer overeenkomsten te vinden, maar de enige overeenkomst die ik vind, zit in mijn gevoel voor hen. Het respect, de vriendschap en de liefde die ik voor beiden voel zijn identiek. Maar voor Loena is het anders. Lily heeft me verraden. Lily heeft me in de steek gelaten. Ik heb haar niet kunnen redden. De bitterheid die daaruit voortvloeit kan ik moeilijk vergeten.

Maar Loena is er voor mij. Ze is mijn beste vriend. Ze heeft me tot nog toe niet in de steek gelaten. En ik kan haar redden van ieder lot dat haar staat te wachten. Er is hoop voor Loena en mij. Loena ben ik nog niet kwijt, Loena is nog van mij.

En anderzijds zal ik Loena nooit kunnen hebben. Ze is zo mogelijk nog meer onbereikbaar dan Lily was. Het enige dat tussen mij en Lily stond, was James Potter. En het feit dat ik Dooddoener was speelde ook wel mee...

Het feit dat ik Dooddoener ben, lijkt Loena helemaal niet weg te schrikken. Maar ik ben een professor. Ik kan en mag niets met een studente beginnen, hoezeer ik ook voor haar een uitzondering zou willen maken. Soms vraag ik me af of zij iets zou willen beginnen met mij... Ik voel dat we beiden een diepe affectie voor elkaar hebben.

Vrijdagavond gingen we enorm op in onze duelleeroefeningen. Ze wordt steeds beter. Ik word steeds trotser. En soms moet ik eerlijk toegeven dat mijn concentratie wordt afgeleid door de manier waarop ze beweegt of ze haar haren achter haar hoofd zwaait. Ze beseft het zelf waarschijnlijk niet waardoor op dat moment mijn verdediging zakt, maar ze slaat er iedere keer doorheen.

Ze raakte me op mijn neus. Het gevoel van een knallende elastiek op mijn neus. Vraag me niet hoe het kwam, maar ik viel achterover ervan, struikelend over mijn eigen mantel.

Ze kwam zo snel dichterbij gerend en liet zich bezorgd op haar knieën vallen – naast mij, verschrokken, vragende of ze me pijn had gedaan. Ik wreef over mijn neus en toen ze zich besefte waar ze me had geraakt, leek ze helemaal van streek en riep ze uit: “Oh nee! Toch niet op je neus! Dat is mijn favo deel van je gezicht!”

Voor een moment was ik te verbaasd door haar spontane uitspraak. Bedoelde ze dan dat de rest van mijn gezicht nog lelijker was dan mijn neus? Ik was even mijn kluts kwijt en wist niet wat ik ervan moest maken, tot ik in haar ogen keek en ze me schuldig aankeek. Ze meende het gewoon.

Ik moest lachen. Ik kon me niet herinneren wanneer ik nog eens zo gelachen had. Ze deed al gauw mee toen ze besefte dat ik niet boos op haar was en we zaten gewoon lachend naast elkaar.

Zo simpel, zo wondermooi.

Ik werd me langzaamaan bewust van mijn gevoelens voor haar – niet dat ze er eerder niet waren geweest, ik had ze gewoon verborgen en genegeerd – en ik werd stiller. Ze merkte dit en haar eigen gelach werd ook minder. Ze glimlachte en streelde met haar vinger over mijn neus. Ik durfde geen adem te nemen, bang om haar weg te schrikken.

Ze vroeg me of het pijn deed en ik wist niet wat te antwoorden. Haar zachte aanraking zou me nooit pijn doen. Het enige gevoel waarvan ik me bewust was, was de warme tinteling die door haar vingertoppen veroorzaakt werd. Hoe kon ik pijn voelen als ik me enkel daarvan bewust was?

Het leek een eeuwigheid, maar uiteindelijk schudde ik mijn hoofd. Ze stond recht en hielp mij ook weer recht en diep in mij moest ik me heel hard bedwingen om haar niet dichterbij te trekken en mijn lippen op de hare te laten rusten. Ik kon het niet. Ik kan het nog steeds niet.

Ik word er soms niet goed van als ik eraan denk. Ik ben Lily kwijtgeraakt door haar te laat blijk te geven van mijn gevoelens. Ik heb de doodsangst in mij dat ik Loena ook zal kwijtraken als ik haar nooit toon wat ik voel. Maar het kan niet – het mag niet.

Ik ben inderdaad mijn onafhankelijkheid aan het verliezen. Ik ben afhankelijk van Perkamentus, van Loena, van alle regels die me opgelegd worden, alle zaken die ik niet mag doen. Ik vraag me af ik me ooit nog onafhankelijk genoeg zal voelen om alsnog een kus van haar te stelen – of simpelweg met haar te delen.

Ze bloosde. Toen ze me losliet. Net zoals ik bloosde...

Ik vraag het me soms af...


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Verbazing


“Heb je zin om vanavond met mij naar het feestje van Slakhoorn te gaan?”

De vraag sloeg bij Loena in als een bom. Ze had net Hermelien getroost op de meisjeswc en was blij dat ze nog eens iets kon doen voor haar vriendin – ze had niet veel van Hermelien en de andere Griffoendors gehoord dit semester. Maar Hermelien was ondertussen alweer weggevlucht en nu stond Loena alleen met Harry in de gang.

Ze keek hem met reusachtig verbaasde ogen aan en haar mond hing een beetje open.

“Naar Slakhoorns feestje? Met jou?”

Het leek alsof iemand anders die woorden zei. Loena kon het niet geloven dat hij haar meevroeg!

Harry verduidelijkte haar echter snel dat hij enkel met haar wilde gaan “als goede vrienden” – maar zelfs dat kon Loena niet van streek maken. Een feestje! Ze was nog nooit naar een feestje op Zweinstein gegaan. Misschien was dat waarom ze zo weinig vrienden had? Het zou absoluut heerlijk zijn!

Loena was zo door het dolle heen, dat ze het ook tegen Ginny zei toen ze een uurtje later samen Toverdranken hadden. Ginny reageerde enorm opgelucht en tevreden en was haast even enthousiast als Loena. “Oh Loena, wat geweldig dat je er ook zal zijn! Ik heb gehoord dat Slakhoorn zelfs enkele leden van de Witte Wieven heeft uitgenodigd!”

Ze babbelden de rest van de les over wat er die avond zou volgen en Loena leek wel naar de laatste les Verweer van dat semester te zweven – nog meer dan gewoonlijk.

Severus liet de leerlingen binnen en begon zijn les. Iedere nu en dan keek hij naar Loena, maar haar dromerige blik leek ditmaal niet op hem of hetgeen hij hen aanleerde gefocussed te zijn. Het verwarde hem, maar hij zou haar er niet mee confronteren tijdens de les zelf. Hij veronderstelde dat haar gedachten bij de snel naderende kerstvakantie zaten.

Na afloop van de les wachtte hij aan de deur totdat alle leerlingen het lokaal hadden verlaten. Alle leerlingen, behalve zij. Toen hij zich naar haar omdraaide, verwachtte hij dat ze hem met een indringende blik zou aankijken, wachtend op een begroetende glimlach of een vriendelijk woord, maar ze zat nog steeds op haar bank zoals ze er de hele les al had gezeten: haar gezicht op haar handen, dromerig kijkend naar de muur. Hij was dit niet meer gewoon van haar en liep naar zijn eigen bureau, maar terwijl hij dit deed sprak hij haar wel aan.

“Wat heb jij vandaag? Heb je ook maar één woord van mijn les verstaan?”

Loena schrok lichtjes op dat hij dit vroeg, en sprong recht van haar stoel terwijl ze naar hem toe stapte.

“Sorry, Severus. Ik geef toe dat ik niet erg goed heb opgelet vandaag... Ik was aan het dromen.”

Hij trok een wenkbrauw op terwijl hij haar onderzoekend aankeek en zich achter zijn bureau zette. “Dat was wel erg duidelijk. Het is dat ik weet dat je toch al alles wist wat ik hen vandaag heb geleerd, anders had ik je erop aangesproken.”

Loena glimlachte en keek hem aan terwijl ze op de bank voor hem ging zitten. Ze had hem vandaag inderdaad geen aandacht geschonken.

“Severus, ik...” Loena’s adem stokte even – alsof ze iets wilde vragen maar niet durfde. Dit trok zijn aandacht en hij keek haar afwachtend aan. Loena leek nooit een blad voor de mond te nemen – waarom aarzelde ze dan?

“Wat is er, Loena?”

Loena keek naar de grond, te beschaamd om hem in de ogen te kijken. “Zou ik vandaag het nablijven mogen overslaan?”

Severus had zich aan veel zaken verwacht – maar niet aan dit. Waarom wilde ze nu al weg?

Zijn stilzwijgen leek haar enkel te motiveren om door te babbelen en ze keek opeens smekend in zijn ogen. “Alsjeblieft? Ik ben meegevraagd naar het feestje van Slakhoorn – deze middag opeens! Maar het kwam zo onverwachts – ik heb absoluut niets om aan te trekken! Ik zou nog graag wat kleren willen transfigureren of iets in elkaar willen steken, maar het feestje begint al om acht uur en als ik nog zou nablijven, zou ik geen tijd meer hebben om iets aan te trekken of me klaar te maken!”

Zijn mond was lichtjes opengevallen. Weeral zei ze iets waar hij zich niet aan had verwacht.

“Alsjeblieft?” herhaalde ze terwijl ze nerveus frummelde met haar vingers.

Hij wilde helemaal niet dat ze nu al ging, hij kon niet geloven wat hij hoorde, maar hij wilde haar niet in de weg staan – zelfs als dit haar allerlaatste keer nablijven was en ze elkaar minstens twee weken niet meer zouden zien. Hij knikte zwak – hij was nog tezeer van zijn stuk om het zelf te beseffen, maar ze leek zo gelukkig... Zoiets kon hij niet in de weg staan. Hij was zodanig in gedachten dat hij niet eens merkte dat Loena verrukt glimlachte en ze naar hem toe liep. Hij voelde hoe ze hem omhelsde terwijl hij nog stijfjes op zijn stoel zat, maar het deed hem minder dan anders in zijn huidige verwarde status.

Ze rende naar haar bank en nam haar tas.

“Ga je er ook zijn?” vroeg ze nog snel en hij knikte afwezig.

Opeens leek hij wakker te schrikken – iemand had haar meegevraagd – Loena had een date. Hij sprong opeens zo hard recht van zijn stoel dat deze luid naar achteren schoof. Ze keek hem even verward aan terwijl haar hand al op de deurklink lag.

“Met wie ga je?”

Zijn stem klonk veel harder, killer en dreigender dan hij in feite bedoeld had.

Loena leek zich gewaar te worden dat iets mis was en ze liet haar hand weer van de deurklink glijden.

“Harry Potter.”

Voor een moment leek het Severus zwart te worden voor zijn ogen. De gevoelens die zijn naam in hem losmaakten, werden hem teveel. Hij wilde alleen zijn en het was alsof een ander iemand de controle over zijn stem overnam en zwakjes zei: “Veel plezier.”

Loena knikte en verliet de kamer, maar zodra ze weg was, liet hij zich ellendig terug in zijn stoel zakken en liet hij zijn hoofd in zijn handen vallen.

Niet weer.


RE: Vleermuizen en Radijsjes - CartoonJessie - 28/08/2020

Geur


Loena had nooit verwacht dat ze zo zou kunnen genieten van een feestje. Het was fantastisch.

De hapjes waren heerlijk, de muziek was aangenaam en ook het gezelschap was uitstekend. Professor Zwamdrift had haar wel zeker een uur uitgevraagd over het Rotmondcomplot. Ze kon enorm opgaan in zulke theorieën.

Maar na dat uurtje kon professor Zwamdrift haar gedachten er niet meer zo goed bijhouden. De vier glazen sherry die ze had binnengekapt leken haar nu parten te spelen en haar ogen keken scheler dan anders door de dikke jampotglazen. Gelukkig erkende Zwamdrift dat zelf ook en ze nam wankel afscheid van Loena en begaf zich in allerlei rare bochten naar de deur.

Loena neuriede mee met de muziek en keek naar de prachtige verlichting boven haar. De oogverblindende elfjes fladderden rond in de lamp en Loena werd gefascineerd door hun gracieuze bewegingen.

“Ze zijn mooi, he?”

Loena herkende de stem niet en keek naast haar. Het was Sanguini, de lange en magere vampier die samen met Elias Mier, auteur van Bloedbroeders: Mijn Leven Tussen de Vampiers, door professor Slakhoorn waren uitgenodigd. De grauwe wallen konden de hongerige blik in zijn ogen niet verbergen en hij keek haar niet-aflatend aan.

Loena keek op haar beurt met een niet-aflatende dromerige blik terug in zijn ogen. Zijn ogen waren bijna zo donker als die van Severus, erkende ze, en ze glimlachte terwijl ze naar de vampier opkeek. Hij was wel zeker een kop groter dan Severus.

Iedere andere studente zou het gebrek aan respect voor persoonlijke ruimte hebben verfoeid. Hij stond praktisch tegen haar op – slechts enkele centimeters aan lucht scheidden hen. Maar Loena leek het niet eens op te merken.

“Jazeker, ze zijn heel mooi,” reageerde Loena en ze vervolgde in één adem: “En jij bent een vampier.”

Sanguini knikte terwijl Loena om zich heen keek. Ze zag hoe Elias Mier druk aan het praten was met professor Banning. Beiden leken ze het niet in de gaten te hebben dat Sanguini aan hun aandacht was ontsnapt.

“Ik ben Loena Leeflang,” stelde ze zichzelf voor.

“Sanguini,” zei de vampier. Zijn blik keek haar nog steeds hongerig aan en Loena vroeg zich af of hij trek had. Ze zag een huiself met een schoteltje aan hapjes passeren en nam er eentje van af.

“Hapje hebben?” bood ze aan en hij reikte ernaar. Hun vingers raakten voor een moment en het viel Loena op hoe koud ze wel niet waren. Loena keek met grote ogen toe hoe hij zijn mond opende om het hapje te verorberen en zag hoe puntig zijn hoektanden waren.

“Ga jij naar veel feestjes?” vroeg Loena geïnteresseerd en Sanguini schudde zijn hoofd en zweeg. “Ik ook niet,” gaf ze eerlijk toe. “Maar ik vind het wel leuk.”

“Ik ook,” zei Sanguini, al klonk zijn stem redelijk verveeld.

Al vond ze het best interessant om met een vampier te praten, iets in de hoek van de kamer leidde haar af en Loena verontschuldigde zichzelf.

“Excuseer.”

Loena stapte weg van Sanguini en baande zich een weg door het volk.

Severus stond met zijn rug naar haar toe met een glas elfenwijn in zijn hand. De manier waarop hij de drank naar zijn lippen bracht, gaf Loena het vermoeden dat hem iets dwars zat. Hij was aan het kijken naar de toverdrankboeken die in Slakhoorns kast stonden. Zijn houding deed haar echter denken aan de avond dat ze hem dronken had aangetroffen in de Zwijnskop.

Ze had nog maar enkele meters tussen haarzelf en hem te overbruggen toen ze opeens haar naam hoorde.

“Loena! Eindelijk!” Harry naderde haar en slaakte een opgeluchte zucht. Loena zag vanuit haar ooghoek hoe Severus even zijn hoofd had gedraaid en ze wist dat hij meeluisterde.

“Je was opeens weg,” merkte Loena op, al was er geen verwijt te horen in haar stem.

“Ja, sorry daarvoor. Toilet. En toen ik terug kwam, had ik moeite om Slakhoorn kwijt te raken.” Harry keek om zich heen, bang dat hij alsnog gevolgd was, en draaide zich daarna weer naar Loena. “Hermelien is ook nergens meer te zien.”

“Ik denk dat ze voor Markus Stoker is gevlucht,” zei Loena eerlijk. “Ik zou het ook niet leuk vinden als jij constant met je vingers aan me zat.”

Loena hoorde hoe Severus zich verslikte in zijn elfenwijn en kuchend een servetje ging zoeken.

Ook Harry erkende hoe genant eerlijk Loena kon zijn met momenten – al voelde hij zich niet beledigd door haar uitspraak.

“Uiteraard,” zei hij begrijpend. “Ik hoop dat je het alsnog naar je zin hebt hier?”

Loena knikte enthousiast. “Het is hier enig! Ik ben zo blij dat je me hebt meegevraagd!”

Harry’s gezicht vertrok een beetje en hij keek haar schuldig aan. “Loena, ik weet dat het niet erg beleefd is, maar zou je het erg vinden als ik het feestje nu al zou verlaten? Ik heb Hermelien nog iets heel belangrijks te vertellen.”

“Oh.” Loena had dat niet verwacht. “Moet ik met je meegaan?”

“Nou, nee, dat hoeft niet. Als je het naar je zin hebt, mag je natuurlijk nog blijven.”

Loena glimlachte opgelucht. “Dat lijkt me leuk. Ik denk dat ik dan nog even hier blijf.”

Harry leek ook opgelucht. “Ok. Slaapwel, Loena!”

“Slaapwel, Harry!”

Ze keek hoe Harry de ruimte verliet en draaide zich daarna weer naar Severus. Hij was iets verder gaan staan en leek nog steeds een van de boekenkasten van Slakhoorn te bestuderen, maar het viel aan zijn rug af te lezen dat hij toch nog alles had gehoord. Toen Loena hem naderde, draaide hij zich al lichtjes naar haar toe.

“Is alles in orde, professor?” vroeg Loena terwijl ze net als hem naar de boeken keek.

“Wat zou er mis zijn, juffrouw Leeflang?”

Ze hoorde aan zijn stem dat hij kortaf was. Er zat hem dus iets dwars. Maar ze zou hem nooit zover krijgen dat hij zou vertellen wat er aan de hand was – er waren teveel ogen van mensen die hij niet vertrouwde. Loena wist dat het geen zin had om hem te overtuigen iets erover te lossen.

“Drink niet teveel, oké, professor? Want ik zie wel dat er iets is.”

Haar stem klonk zacht en bezorgd en Severus wilde haar net aankijken toen ze zich alweer wegdraaide en in het volk verdween.

Hij moest het eerlijk toegeven – zijn avond was slecht begonnen. Eerst kreeg hij te horen dat ze met Potter zou komen, daarna deed Malfidus bijna de volledige missie falen en nu was hij het vertrouwen van de jonge Zwadderaar volledig kwijt. Je zou van minder ellendig worden.

Maar Loena’s warme stem had zijn kille hart die avond alsnog weten te ontdooien. Hij stond er misschien toch niet helemaal alleen voor. En hij grijnsde toen hij terugdacht aan hoe ze tegen Potter had gezegd dat ze niet zou willen dat hij aan haar zat. Briljant. Hij had vast een triomfantelijke vuistslag door de lucht gemaakt, als hij zich niet had verslikt in zijn elfenwijn.

Loena zwierf nog een beetje doelloos tussen het volk door, maar ze realiseerde dat de meest interessante mensen het feestje al hadden verlaten. Toen ze zichzelf betrapte op een geeuw, besloot ze dat ze ook best kon gaan slapen. Ze liep naar de deur en zag Severus nog steeds aan de boekenkasten staan. Het leek wel alsof hij haar ogen kon voelen branden, want hij keek opeens op. Ze glimlachte warm en al zou hij niet terugglimlachen, hij kreeg er ook de kans niet toe want ze verliet onmiddellijk de kamer.

Severus kreeg amper de tijd om verder te mijmeren over zijn gevoelens voor Loena want hij zag opeens hoe de grote en magere vampier naar de deur liep en argwanend een blik op Elias Mier wierp. Deze leek niet door te hebben dat zijn vampierenvriend zijn kans zag om te onstnappen en Severus stond even als verlamd toen hij realiseerde dat Sanguini misschien de jacht op Loena had geopend.

Slechts voor een moment overwoog hij de optie om Elias Mier te vertellen dat Sanguini was ontsnapt. Maar iets weerhield hem. Hij kon zelf niet benoemen wat het was. Wilde hij zelf alle eer opstrijken als hij Sanguini’s plan kon stoppen? Of vond hij het simpelweg idioot dat hij – de leraar Verweer – hulp van een kleine tovenaar moest inroepen om een vampier te stoppen?

De keuze was snel gemaakt en hij begaf zich naar de uitgang van het lokaal. Hij zette zijn glas elfenwijn neer op een dienblad waarmee een huiself rondliep en haastte zich de gang op. Zowel links als rechts was niemand meer te zien op de gang en Severus aarzelde even.

Links. De kortste weg naar de leerlingenkamer van Ravenklauw was links. 

Hij vroeg zich af hoe lang hij had getwijfeld voordat hij de kamer had verlaten, want hij kon noch Sanguini, noch Loena ergens zien. Hij rende nu de trappen op van de trappenhal en het was op de derde verdieping dat hij opeens stemmen hoorde. Snel verliet hij de trappenhal en rende hij de gang in. Toen hij Loena’s stem herkende om de hoek, hield hij stil en zette hij zijn stappen extra zacht terwijl hij naderde. Hij kon maar net horen dat ze iets aan Sanguini vroeg.

“... naar het feestje terugkeren?”

“Het feestje is saai,” zei Sanguini langzaam. “Ik wilde met jou mee.”

“Oh.” Loena was even stil, alsof ze diep nadacht. “Waarom met mij?”

“Ik vind je geur lekker.”

Severus balde zijn vuisten terwijl hij zijn rug tegen de muur drukte en luisterde wat zich verder afspeelde. Sanguini was echt op jacht. Maar zoals zoveel vampieren, zou hij niet onmiddellijk toeslaan. Ze hielden ervan te spelen met hun eten.

Loena klonk zowaar verrast. “Mijn geur? Ik was me niet eens bewust dat ik er één had!”

“Iedereen heeft er één. Jij ook. Het vertelt me fascinerende dingen over jou.”

Severus hield niet van de toon van Sanguini. Het flirterige gefluister waarin hij haar aansprak, deed zijn bloed koken. Loena behoorde helemaal niet toe aan die vampier... enkel aan hem.

“Je zit veel in het Verboden Bos. Ik kan het mos ruiken doorheen de geur van je limoenshampoo. En doorheen die sterke geuren, ruik ik je persoonlijkheid. Je bent onafhankelijk en sterk. En je draagt geheimen met je mee. Of toch op zijn minst één... diep... geheim....”

De voetstappen van Sanguini waren te horen waar Severus stond. Het klonk alsof hij om Loena heen cirkelde.

“En weet je wat ik nog het sterkste ruik?” Hij wachtte niet eens op een antwoord. “Je blinde affectie. Liefde.”

Severus voelde zijn hart tot in zijn maag zinken. Hij maakte zich niet de illussie dat hij degene was voor wie Loena gevoelens had. In zijn gedachten zag hij haar al zuchtend en zwijmelend achter Harry Potter aanlopen.

“Wat maakt dat uit?” Loena’s dromerige stem klonk zowaar een tikje geïrriteerd.

“Niets. En alles. Ik hou wel van die geur.”

“Waarom kijk je me zo aan? Ga je me opeten of zo?”

“Opeten? Nee. Ik ben niet zo een hongerig type. Maar dorst...”

Severus hield niet van de onheilspellende stilte die viel.

“Ja... Dorst... Dat heb ik wel...”

Genoeg! Die vampier zou geen woord meer zeggen. Severus kon zich niet langer inhouden en draaide de hoek van de gang om.

“Drink dan dit, smerige bloedzuiger! Aquamenti Maximus!”

Een kleine vloedgolf aan water verscheen uit het niets en overspoelde de vampier, die proestend op de grond viel.

Loena snakte naar adem, en rende vervolgens langs enkele harnassen heen naar Severus, die nog steeds zijn toverstaf dreigend op de vampier had gericht. Loena glimlachte, bij hem zou ze veilig zijn.

“Gaat het?”

Loena knikte, nog steeds ademloos.

“Waar is je toverstaf?”

Met een schuldige blik in haar ogen keek Loena hem aan en Severus rolde met zijn ogen. Typisch. Ze had haar staf niet eens bij. Ze had waarschijnlijk geen bijhorend tasje gevonden voor haar zilveren kerstjurkje. Wat meisjes er wel niet voor over hadden om mooi te zijn. Als hij er niet was geweest, was ze een vogel voor de kat geweest.

Langzaam, maar zeker begon Sanguini te lachen. Eerst stilletjes, maar daarna steeds uitbundiger. Loena en Severus keken de vampier argwanend aan.

Toen hij na een kleine eeuwigheid uitgelachen was, schudde hij met zijn hoofd. “Ik ben honderdzevenenzeventig jaar oud! En jij denkt dat je me kan tegenhouden met wat water?”

De charmante glimlach die Sanguini op zijn lippen droeg, veranderde opeens in een bedreigende grijns en van de ene op de andere seconde sprong – nee, vloog! – hij opeens op Severus af. Zijn beide handen wrongen zich om de nek van het hoofd van Zwadderich en Loena sloeg een gilletje van angst toen Severus zijn toverstaf liet vallen.

Het duurde echter niet lang of Loena had haar koelbloedigheid herwonnen. Ze dook naar de toverstaf van Severus.

“VOLATILI!”

De spreuk had zo een kracht dat Sanguini wel zeker zeven meter door de gang vloog alvorens hij hard op het tapijt landde. Loena had geen tijd om zich naar Severus te draaien, want Sanguini was nog maar net geland of hij sprong weer op en vloog ditmaal naar Loena. Hij duwde haar hard met haar schouders naar de grond. Loena kwam met een smak neer en zag hoe Sanguini’s ogen gefixeerd keken naar haar nek.

Sanguini kreeg gelukkig niet de kans om toe te slaan, of Severus gooide opeens zijn volledige gewicht in de strijd en trok Sanguini van haar af alvorens hij de vampier enkele vuistslagen verkocht en hem tegen de grond probeerde te houden.

Haastig zocht Loena naar de toverstaf die ze had laten vallen en toen ze hem vond richtte ze hem op Sanguini en riep ze: “Paralitis!”

Severus kroop snel weer van de verlamde vampier weg en greep Loena’s hand en trok haar verder van de vampier vandaan. Samen deden ze enkele passen achteruit en Severus nam ook zijn toverstaf terug.

Sanguini’s hand trok krampachtig samen en Severus sprak nog een verlamstraal op de vampier uit, maar hij kwam alsnog half overeind en steunde op zijn ellebogen terwijl hij op de grond lag om Severus en Loena alsnog aan te kijken. De meeste spreuken hadden amper affect op deze duistere wezens.

Severus overwoog het voor een moment om een van de houten lanzen van de harnassen door het hart van de vampier te jagen – maar professor Slakhoorn zou het vast niet op prijs stellen als hij één van zijn gasten vermoordde. Hij draaide zich even naar Loena.

“Ga Elias Mier halen. Nu!”

Loena knikte en rende zo hard als ze kon. Eens ze in de trappenhal was, hoorde ze opeens een bekend geluid – het geratel van kettingen, enkele verdiepingen boven haar.

“Baron!” riep ze. “Baron, ik heb uw hulp nodig!”

De baron vloog doorheen de trappen die zich boven Loena bevonden en keek haar verrast aan. Hij zag aan haar blik dat er iets aan de hand was en ze begon al te spreken voor hij haar iets kon vragen.

“De vampier Sanguini wilde me aanvallen. Severus hield hem tegen, maar we hebben de hulp van Elias Mier nodig! Hij is op het feestje van Slakhoorn!”

De Baron knikte gedecideerd. Hij zou alles doen om het hoofd van Zwadderich en het lieve kind uit Ravenklauw te helpen. “Laat dat aan mij over! Zorg jij voor Severus!”

In de tussentijd hield Severus zijn toverstaf op de vampier gericht. Deze bewoog niet, maar keek hem indringend aan.

“Ik voel je woede. Waarom doe je het niet? Je weet dat je me wilt vermoorden.”

Severus keek de vampier vol haat aan. “Omdat ik het kan, betekent niet dat ik het ook doe.”

“Ja, natuurlijk...” zei Sanguini in een listige stem. “Wat zou ze wel niet van je denken...”

Hij hield niet van de toon waarmee Sanguini dat zei. De insinuatie die de vampier maakte, stond hem nog minder aan.

“Beeld je maar niets in,” blafte Severus hem toe.

Sanguini rolde met zijn ogen. “Het is niet nodig om me wat dan ook in te beelden. Het is gewoon overduidelijk.” Sanguini keek de leraar Verweer van kop tot teen aan. “Maar je kan je onzekerheden en angsten niet voor mij verbergen. Je bent ziekelijk jaloers. Dat is ook waarom je hier bent. Je zou het niet kunnen verdragen als iemand aan haar kwam.”

“Natúúrlijk,” zei Severus met een stem waar de ironie vanaf droop, voordat hij terug een hardere toon aannam. “Maar ik ben niet vergeten wat voor bloedzuiger jij bent, Sanguini.” Hij schudde gedeguteerd zijn hoofd. “Ik zal nooit toestaan dat jij haar aanraakt! Walgelijk schepsel. Denk je nou echt dat ik je zou laten begaan?!”

Sanguini glimlachte gecharmeerd. “Dat vind ik wel mooi aan jou, professor. Dat je zowaar voor haar zou willen sterven. Heb je haar al verteld dat je gevoelens voor haar zo sterk zijn?”

Severus keek de vampier enkel met een haatdragende blik aan. Hij zou zich niet laten afleiden door zijn gladde praatjes, nam hij zich voor.

“Je zou het moeten zeggen, weet je,” ging Sanguini ongestoord verder. “Waarom niet nu? Nu meteen. Alles wat op je hart ligt. Het is er het goede moment voor.” De vampier glimlachte gemeen. “Ze staat vlak om de hoek.”

Severus’ hart leek even te stoppen met kloppen en in een fatale seconde draaide hij zijn hoofd om te zien of Loena inderdaad in de buurt was. Sanguini had Severus al die tijd aan het lijntje gehouden, wachtend tot de verlamstraal zijn effect zou zijn verloren – want ze hadden sowieso een veel kleiner effect op vampieren dan op tovenaars – en hij sprong nu op Severus af. Hij schopte de toverstaf uit de handen van de afgeleide professor en sloeg hem vervolgens tegen de grond.

Toverstaf of geen toverstaf, Loena had inderdaad om het hoekje meegeluisterd en nu zou ze Severus niet in zijn eentje achterlaten bij dat monster. Net toen ze de hoek wilde omslaan om te zien hoe ze kon helpen, schrok ze zich een hoedje. Sanguini dook recht voor haar op en zijn grauwe en wellustige ogen keken haar smachtend aan.

Loena’s hart klopte sneller dan anders. Dit was helemaal niet goed. Het ergste was dat ze niet eens wist wat Severus was overkomen. Ze deed langzaam een stap naar achteren, maar dit creëerde geen grotere afstand tussen haarzelf en de vampier. Hij volgde haar stappen en keek haar indringend aan. Loena werd zich bewust van de dreiging die van de vampier uitging en ze voelde angst. Sanguini leek dit te ruiken want zijn blik werd meer en meer opgewonden.

Ze staarde de vampier in zijn ogen en ze kreeg slechts één zaak over haar lippen. Het was een smeekbede om hulp – een smeekbede om een teken van leven: “Severus...”

Zijn hoofd stond op barsten en het was zwart voor zijn ogen, maar Loena’s stem leek hem terug bij bewustzijn te dwingen. De rake klappen van Sanguini gonsden na in zijn hoofd en hij trilde terwijl hij probeerde recht te komen. Hij hoorde haar weeral zijn naam zeggen – smeken. Wankel kroop hij naar zijn toverstaf en hij greep deze stevig vast, maar zodra hij deze vast had werd het zwart voor zijn ogen. De onmacht maakte hem ellendig en hij wilde niets liever dan Loena te hulp schieten, maar het ontbrak hem aan kracht. Hij viel ellendig weer op de grond, al zag hij opeens een schim voor zijn ogen en hoorde hij het geratel van kettingen.

“Baron,” fluisterde hij en hij stak zijn hand uit naar de schim. En wat hij zo hard vreesde, gebeurde slechts een moment later: hij verloor het bewustzijn.